TARTTE
HET MEISJE DAT ROBESPIERRE
„ïgaMOirra.
*8*^ - -«r—wag.
i**iö6Hcit'aïu*
TTh' was te Parijs een boek- en papier-
J winkeltje, op den hoek van de Rue de
la Lanterne en de Rue des Marmousets
het winkeltje van Antoine Renault.
liet gezin bestond uit den vader, drie
zoons (waarvan er twee soldaat waren)
en de twintigjarige Céeile, de jongste
dochter een oudere dochter was enkele
jaren tevoren gestorven. Het was een
karakteristieke familie van kleine Pa-
rijsche burgers onder het „oude régime":
nette menschen, eerlijk en zuinig
en ijverighun levensgeluk bestond
in den bloei van de zaak, in 'n genoeg
lijk gezinsleven, in vroomheid en
koningsgezindheid.
l)e val der monarchie en de dood van
bodewijk XVI en de zijnen waren voor
de Renaults een groot verdriet. De
stemming in huis werd er droefgeestig
door. Cécile deed haar huishouding
en hielp in den winkel, maar terwijl
zij haar kleine plichten nauwgezet ver
vulde, piekerde zij over den moord op
het koningshuis en het ongeluk des
vaderlands. Zij begreep niet -- haar
geest was simpel dat het volk zoo
iets „nam" dat niemand protesteerde
En zij kreeg het idee, dan maar zélf dien
koningsmoordenaar eens goed de waar
heid te zeggen, als niemand anders het
deed.
Lang peinsde zij er over, hoe zij dit
doen zou, en haar gedachten en gevoe
lens moeten wel veel geleken hebben op
die van de meerbefaamde Charlotte
Corday. Evenals deze was zij bereid,
haar leven te offeren voor haar land.
Den 23en Mei wou Cécile haar voor
nemen uitvoeren. Om vrij te zijn haalde
zij haar vader over, een wandelingetje
te gaan maken. Daarna bleef zij tot zes
uur met een vriendin zitten praten, die
juist aan was gekomen, en nam toen
afscheid van haar zij ging naar boven,
naar haar slaapkamer, zei ze. Maar dat
deed zij niet. Zij ging naar het huis van
den schrijnwerker Duplay, bij wien
Robespierre inwoonde.
Zij bereikte diens woning en vroeg
Robespierre te spreken, maar kreeg van
Eléonore Duplay ten antwoord, dat hij
uit was. Cécile gaf een hooghartig en
verontwaardigd antwoord, opzettelijk
zoo luid, dat de buren het hooren kon
den
„Robespierre niet thuis Daar begrijp
ik niets van Als dienaar van het pu
bliek hoort hij iedereen te ontvangen,
die bij hem komt
Juist kwamen er twee vrienden van
Robespierre de plaats over. Zij vonden
die taal van het winkelmeisje oneer
biedig één van beiden greep het kind
boos bij den arm en duwde haar de
straat op. Maar het plan van Cécile
was, door haar daad het vroegere
koningschap te verheerlijken, en nog
luider, vrijpostiger riep zij
„Als iemand vroeger den koning wou
spreken, werd hij dadelijk toegelaten."
„Dus jij betreurt de dagen der ko
ningen antwoordde één der twee.
„Jariep de jonge royaliste. „Ik
zou er al mijn hartebloed voor willen
storten, om weer een koning te hebben
Ik vind jullie tirannen en anders
niets
Dit was te veelLiefde tot den koning
te betuigen voor Robespierre's deur
Een zoo gevaarlijk personage als die
jongedame mocht niet op vrije voeten
blijven persoonlijk leidden de twee
vrienden van Robespierre haar voor
het Comité van Publieke Veiligheid.
Cécile hoorde glimlachend hun beslis
sing aan. Zij had een lans gebroken voor
het koningschap. Zij had er haar liefde
voor uitgesproken, de anderen als ti
rannen aan de kaak gesteld. Nu was zij
gereed, naar de. gevangenis te gaan. Zij
vroeg onderweg permissie, even het
café Payen binnen te gaan want daar
had zij, overtuigd dat. zij niet meer
thuis kwam, wat kleeren en ondergoed
neergelegd.
Zij kwam voor het Comité en werd
aanstonds verhoord. Zij, die haar zagen
en aanhoorden, verbaasden zich om
haar kalmte en haar onbevreesde, spot
tende antwoorden. Ze was naar Robe
spierre gegaan, zei ze, om te zien „of hij
haai' beviel", dat zij al lang „benieuwd
was geweest, hoe een tiran er uitzag".
En zij ging voort ..In ieder geval lijkt
een koning me beter dan vijftigduizend
tirannen." Met een glimlachje van
minachting antwoordde ze op de vraag,
waarom ze dat pakje kleeren bij zich
had „Ik zal best een verschooning
noodig hebben daar, waar de heeren me
heen zullen sturen."
De heeren konden het niet winnen van
dat kind, dat er zoo zacht en onnoozel
uitzag. Ze lieten haar fouilleeren. In
haar zak werd een spiegeltje gevonden
en twee zakmesjes. Het eene had Cécile
bewaard als herinnering aan haar over
leden zuster, het andere had een dei-
broers, die in dienst waren, op een ker
mis voor haar gekocht. Die twee kleine
mesjes werden uitgekreten als wapens,
waarmee Cécile Robespierre had willen
vermoorden. Deswege werd het meisje
uit het papierwinkeltje te middernacht
opgesloten in de Conciergerie.
Om één uur in den nacht werden alle
vindbare leden der familie Renault ge
arresteerd de vader en een tante van
Cécile. Beiden bleven kalm, maar tart
ten of spotten niet. De. vader ging eerst
aan een buurman vragen, of die „zoo
lang" voor de poes wou zorgen toen
verklaarde hij zich bereid, mee te gaan
met de afgezanten des gewelds.
Dit aandoenlijke en naïeve avontuur
van Cécile Renault werd opgeblazen tot
een „vadermoorden en royalistisch com
plot" tegen het leven van Robespierre
en tegen de Conventie. Robespierre en
zijn naaste vrienden wisten vieren
vijftig verdachten bijeen te schrapen,
menschen die elkaar totaal niet kenden,
en totaal verschilden wat geboorte,
fortuin, ouderdom, ontwikkeling en op
vattingen betrof maar allemaal
„vijanden" van Robespierre en de Con
ventie. Tot, die vierenvijftig personen
behoorden o.a. de prins de Rochefort-
Rohan, de prins de St. Mauris, de mar
kies de Sombreuil, de oude madame
d'Eprémenesnil, madame de St. Ania-
ranthe met haar mooie dochter Emilie
de Sartines, de actrice mademoiselle
Grandmaison, met haar zestienjarige
dienstmeisje, een kind zoo bescheiden,
dat ze op het schavot aan den beul
vroeg „Lig ik zoo goed, meneer
In een uur tijds werden die vieren
vijftig menschen onthoofd het bloed-
festijn, dat de „Roode Mis" van Robe
spierre werd genoemd.
Maar dat festij» kwam Robespierre
duur te staan. Dien 17en Juni voor 't
eerst gingen de patriotten zich afvragen,
of Robespierre niet te ver was gegaan
of het wel noodig was geweest, zooveel
bloed te vergieten bloed van jonge
meisjes en vrouwen, wien men geen
moordplannen kon toedenken. Er ont
stond en er bleef twijfel en ontevreden
heid. Vijf weken later ging Robespierre
zelf, met eenentwintig vrienden, de
treden der guillotine op
de volmaakte kauw
vol
de
*vr
„Wanneer ieder
een - evenals ik -
Wrigley's kauwde,
zou ik veel minder
klachten moeten
aanhooren over de
zenuwen en de
spijsvertering."