23
zwijgend en even later zei hij „Er is misschien
iets voor,"
Sylvester hielp hem onthouden „.Je bent de laatste
van je naam."
„Dat weet ik. Ik zal ook heusoli wel trouwen."
„Niemand op 't oog
„Neen."
„I)an trouw je met Eustacie," zei Sylvester. „Bel
je even
Sir Tristram gehoorzaamde, maar zei met een
schertsenden blik „Uw laatste wensch, oom Syl
vester t"
„Ik kom de week niet meer uit," antwoordde
Sylvester opgewekt, ,,'t Hart en een zwaar leven,
Tristram. Trek maar geen lang gezicht op mijn
begrafenis. Met tachtig jaar mag iedereen tevreden
zijn en ik heb de jicht voor twintig," Hij zag zijn
bediende binnenkomen en zei „Roep mademoiselle
hier."
„U doet net of alles al vanzelf spreekt, oom
Sylvester," zei sir Tristram, toen de bediende
wegging.
Sylvester had zijn hoofd tegen de kussens laten
rusten en zijn oogen gesloten. Hij leek doodver
moeid, maar toen hij zijn oogen opendeed waren ze
vol leven, vol guitige schranderheid. „Als je je be
sluit nog niet genomen had, was je niet eens hier
gekomen, beste Tristram."
Sir Tristram glimlachte een beetje onwillig en
richtte zijn aandacht naar het vuur.
Kort daarna ging de deur andermaal open. Sir
Tristram keerde zich om. toen mademoiselle de
Vauban de kamer betrad, en bleef naar haar staan
kijken met gefronste wenkbrauwen.
.Ja, 't was wel echt een Frangaise, was zijn eerste
gedachte, en heelemaal het type meisje niet, dat hem
aantrok. Zij had glanzend zwart haar, volgens de
nieuwste mode opgemaakt, en haar oogen waren
zoo donker, dat het moeilijk te zeggen viel, of ze
bruin of zwart waren. Groot was zij niet, maar zij
had een heel goed figuur en haar houding bad iets
waardigs.
Vlak bij de deur bleef zij staan zij zag sir Tristram
aanstonds en keek wederkeerig naar hem, met een
blik even onderzoekend, doch veel meer peinzend.
Sylvester liet hun eenige seconden den tijd, om
elkander op te nemen, en zei toen „Kom hier,
kind. Jij ook, Tristram."
De promptheid, waarmee zijn kleindochter aan
dien oproep gehoorzaamde, wekte den schijn van
een gewilligheid, tegengesproken door den vastbe
raden, om niet te zeggen eigenzinnigen trek om haar
mooien mond. Bevallig liep zij de kamer door en
zij neeg voor Sylvester, voor zij het verhoog opstapte.
Met trager tred kwam sir Tristram naar het ledikant
en Eustacie merkte wel op, dat hij haar voldoende
bekeken scheen te hebben. Zijn lilik. nog donker
en iets gefronst, rustte nu op Sylvester.
Sylvester strekte zijn linkerhand naar Eustacie
uit. „Laat ik je even je neef Tristram voorstellen,
kind."
„Uw zeer gehoorzame neef," zei Shield, buigend.
„Het is mij een groot genoegen, met mijn neef
kennis te maken," sprak Eustacie met preutsche
beleefdheid en een licht, niet hinderlijk Fransch
accent.
„Ik ben een beetje mat," zei Sylvester, „anders
kon ik jullie tijd geven, om elkaar Jieter te leeren
kennen. Ofschoon, ik weet niet misschien is 't
het beste zoo," vervolgde hij cynisch. „Als je een
formeel aanzoek wensclit, Eustacia, zal Tristram
dat wel doen na het diner."
„Een formeel aanzoek heb ik niet noodig," ant
woordde mademoiselle de Vauban. „Maar ik heet
Eustacié, wat een heel aardige naam is, en niet
Eustacia, wat ik niet eens uit kan spreken, maar
wel buitengewoon leelijk vind."
Deze opmerking, met een vaste en volkomen
beheerschte stem uitgesproken, had tot uitwerking,
dat sir Tristram het meisje opnieuw onderzoekend
bekeek. Hij zei met een flauw lachje „Zou ik zoo
vrij mogen zijn u Eustacie te noemen, nicht f"
„Zeker dat lijkt me volkomen ronrenable
antwoordde Eustacie, en zij gaf hem een stralend
lachje.
„Ze is achttien," zei Sylvester opeens. „Hoe oud
ben jij
„Eenendertig," antwoordde sir Tristram botweg.
„Hm zei Sylvester. „Zeer geschikte leeftijd."
„Waarvoor vroeg Eustacie.
„Voor liet huwelijk, juffer
Eustacie keek hem peinzend aan, maar zei niets
meer.
„Gaan jullie nu maar dineeren," zei Sylvester.
„Ik kan jullie tot mijn spijt» geen gezelschap houden,
inaar ik heb Porson opgedragen, de tafel extra te
verzorgen misschien kan dat jullie helpen, over
een mogelijk gevoel van gêne heen te komen."
„Bijzonder attent, mijnheer," zei Shield. „Zullen
we gaan, nicht
Eustacie, die geen last scheen te hebben van
gêne, knikte zij neeg andermaal voor haar groot
vader en ging met sir Tristram de trap af naar de
eetkamer.
De butler had voor hen gedekt aan de beide einden
van de lange tafel, een schikking, waarin beiden
zwijgend berustten, al maakte ze de conversatie
een beetje moeilijk. Het diner, statig opgediend,
was wel gekozen, en wel bereid, en duurde heel lang,
Sir Tristram merkte op, dat zijn aanstaande bruid
een gezonden eetlust bezat, en binnen vijf minuten
kwam hij tot de ontdekking, dat zij vlot en onge
kunsteld wist te converseeren, heel andei's, dan hij
het in de Londensche salons gewend was te hooren.
Hij had verwacht, dat zij zich verlegen zou toonen
in een verhouding, die hij zelf zoo fantastisch vond,
en hij keek even op toen ze zei ,,'t Is jammer, dat
u zoo donker bent, want ik hóud eigenlijk niet van
donkere mannen. Enfin, een inensch moet zich
kunnen schikken."
„Dank u," zei Shield.
„Als grootvader me in Frankrijk had laten blijven,
was ik waarschijnlijk met een hertog getrouwd,"
zei Eustacie. „Mijn oom de tegenwoordige Vidame
stuurde daar ten minste op aan."
„U had meer kans gehad, dat u op de guillotine
kwam," antwoordde sir Tristram, ontmoedigend
nuchter.
„Ja, dat is zoo," gaf Eustacie toe. „Daar hebben
mijn nicht Henriette en ik vaak over gepraat. We
spraken af dat we ons zoo dapper mogelijk zouden
houden niet huilen natuurlijk, alleen een beetje
bleek misschien, met een trotsche bleekheid. Hen
riette wou in grande tenue naar de guillotine, maar
dat kwam doordat ze een gele satijnen japon had,
die ze zich prachtig vond staan waar ze zich toch
heuscli een beetje in vergiste. Ik vind, dat je voor
de guillotine wit moet dragen, als je nog erg jong
bent, en dan niets meenemen, hoogstens een zak
doek. Vindt u ook niet
„Ik vind 't er niet erg op aankomen, wat je aan
hebt, als je op weg bent naar 't schavot," antwoordde
sir Tristram, weinig voelend voor het tafereel, dat
zijn nicht hem met zoo duidelijke bewondering
afschilderde.
Zij keek hem verwonderd aan. „O niet Maar
u zou toch wel geweldig medelijden hebben met een
jong meisje in een doodenkar. heelemaal in 't wit
en bleek, maar absoluut niet bang, en zich heelemaal
niets aantrekkend van 't canaille, maar...."
„Ik zou met iederéén in een doodenkar medelijden
hebben, onverschillig ouderdom of geslacht of klee
ding," viel sir Tristram haar in de rede.
„Maar u zou toch méér medelijden hebben met
een jong meisje, moederziel alleen, en geboeid
misschienzei Eustacie met overtuiging.
„Moederziel alleen kan niet. U zoudt een heele
massa menschen bij u hebben in die doodenkar,"
zei sir Tristram.
Eustacie zag hem met merkbaar ongenoegen aan.
„In mijn doodenkar zou er géén massa andere
menschen zijn," zei ze.
Sir Tristram begreep, dat tegenspraak nutteloos
zou zijn, dus keek hij alleen maar twijfelachtig
en zei hij niets.
„Een Franscliman zou zooiets dadelijk begrijpen."
zei Eustacie.
„Ik ben geen Franscliman," antwoordde sir
Tristram
„Dat merk ik," zei Eustacie,
Sir Tristram bediende zich van een schotel lams-
coteletten met komkommer.
„Iedereen, dien ik in Engeland gesproken heb,"
hernam Eustacie na een korte stilte, „vindt 't ge
weldig romantisch, dat ik uit de klauwen van de
terreur gered ben."
Haar toon gaf duidelijk te kennen, dat hij het
ook romantisch moest vinden, maar hij wist veel
te goed, dat Sylvester al een poos vóór het begin
der terreur naar Parijs was gegaan en zijn klein
dochter zoo bedaard mogelijk uit Frankrijk had
weggehaald, dus antwoordde hij slechts„Dat
zal wel."
„Ik ken een familie, die in een kar met rapen uit
Parijs ontsnapt is," zei Eustacie. „De -soldaten
prikten met hun bajonetten in de rapen."
„En prikten ze niet in de familie f"
„Neen, maar dat had makkelijk gekund 1 U hebt
er geen idee van, hoe 't op 't oogenblik in Parijs
toegaat. Je zit voortdurend in angst. Je kunt niet
eens veilig op straat komen."
„Dan vindt u 't zeker een heele opluchting, dat
u in Sussex bent."
Zij keek hem met haar groote oogen aan en zei:
ja, maar.houdt u niet van interessante
dingen, neef
„Als u revoluties bedoelt nee, daar houd ik
niet van."
Zij schudde het hoofd. „Acli nee.... ik bedoel
romantiek en avontuur
Hij glimlachte. „Toen ik achttien jaar was wél.
denk ik."
Er kwam een gedrukte stilte. „Grootvader zegt,
dat u een heel goede man voor me zult zijn," sprak
Eustacie toen.
Shield, door die opmerking overvallen, antwoordde
stijf „Ik zal er mijn best voor doen, nicht."
„En hij zal wel gelijk krijgen, denk ik," zei Eusta
cie, mistroostig kijkend naar een schotel met prui-
mentaartjes. „U ziet er ten niinste best naar uit."
„O ja zei sir Tristram, met onredelijke ergernis
over die opmerking. „Ik kan het compliment helaas
niet beantwoorden door te verklaren, dat li er uit
ziet als een goede echtgenoote."
De stille droefgeestigheid, die over Eustacie was
gekomen, week. Zij lachte lieftallig en zei „Nee,
dat doe ik niet, hè Maar vindt u me knap
„Buitengewoon," antwoordde Shield ijskoud.
„Vind ik zelf ook," zei Eustacie. „Ik zou in Londen
best succes gehad hebben, denk ik, want ik zie er
heelemaal niet Engelscli uit, en ik heb opgemerkt,
dat de Engelschen een buitenlandsclie altijd interes
sant vinden."
„Londen raakt helaas zoo vol Fransehe emigres,"
zei sir Tristram, „dat ik sterk betwijfel, of u bijzon
der opgemerkt zou worden."
„Ach, dat is waar ook riep Eustacie uit. „U
houdt niet van vrouwen 1"
Sir Tristram, onaangenaam bewust van den huis
knecht achter zijn stoel, keek naar het leege bord
van zijn nicht en stond oj>. „Laten we naar het salon
gaan," stelde hij voor. „Ik vind 't hier geen plaats
om over zulke eli. intieme dingen te spreken
Eustacie, die geen onderscheid scheen te zien
tusschen bedienden en meubels, keek verwonderd
om zich heen, maar opperde geen bezwaar. Zij
ging met sir Tristram naar het salon en zei, bijna
nog vóór hij de deur dicht had „Zeg, neef, vindt
u 't heel erg, dat u met me trouwen moet
Hij antwoordde op een toon van ergernis „Wie
u verteld heeft, dat ik niet van vrouwen houd.
weet ik niet, nicht, maar 't is in ieder geval sterk
overdreven."
„Jawel, maar vindt u 't erg
„Als ik 't erg vond, was ik hier niet."
„Is 't heuscli Iedereen moet toch doen. wat
grootvader zegt
„Niet bepaald iederéén," zei Shield. „Maar Syl
vester weet.
„U moogt uw oudoom niet bij zijn voornaam
noemen viel Eustacie hem in de rede. „Dat is
niet eerbiedig."
„Lieve kind, de heele wereld noemt hem al veertig
jaar lang Sylvester."
„O," zei Eustacie twijfelachtig. Zij nam plaats
op een sofa, met blauw-en-goud-gestreept satijn
bekleed, vouwde haar handen en keek haar opge
drongen verloofde afwachtend aan.
Die blik uit groote, onschuldige oogen viel hem
wat ongemakkelijk, maar weldra zei hij, met iets
vroolijks in zijn oogen „Er zit in onze situatie iets
vreemds, nicht, en ik schijn daar niet tegen op te
kunnen. Vergeef me maar, als ik een beetje onge
voelig lijk. Sylvester dringt aan op een verstands
huwelijk tusschen ons beiden en we krijgen heelemaal
geen kans, om elkaar te leeren kennen, voor we naar
't altaar gaan."
„In Frankrijk leer je je verloofde nooit kennen,"
antwoordde Eustacie. „Je moogt niet eens met hem
alleen praten, vóór je getrouwd bent."
Deze opmerking scheen te strooken ipet Sylvester's
bewering, dat zijn kleindochter den aard van zijp
schikking begreep. Sir Tristram zei ,,'t Zou on
zinnig zijn te verwachten, dat épn van ons beidpn
voor den ander zulke gevpelens koesterde, als er
tu.sschen verloofden plegen te bestaan, maar.
„Dat zou 't zeker!" gaf Eustacie hem van harte
gelijk.
Vervolg op blz. 25