DE TALISMAN RING
eyer
V
Geofg
ervoigver haa
EERSTE
VERVOLG J
Ja, ik zal met haar trouwen," zei Shield. „Bent
u tevreden V'
..Ik wil den knoop stevig gelegd zien," zei
Sylvester. „Hoe lijkt ze je V'
Sir Tristram aarzelde. „Ik weet nietze is nog
erg jong."
„Des te beter dan kan haar man haar vormen."
„Misschien wel. maar ik had toch wel gewild, dat
u er wat vroeger over begonnen was."
„Wat had je dan gewild Haar komen vrijen V'
hoonde Sylvester. ,.'t Arme kind
„U dwingt haar t.ot een huwelijk, dat ze later mis
schien betreurt. Ze is romantisch."
„Kletszei Sylvester. „Dat zijn zoowat alle
vrouwen, maar ze komen er mettertijd overheen.
Is die malle kwast beneden V'
„Ja," zei Shield.
„Als hij de kans krijgt, schiet
hij onder je duiven." waar
schuwde Sylvester.
Sir Tristram keek verachte
lijk. „U kunt slecht van me verwachten, dat ik met
zijn bekoorlijkheden ga concurreeren, mijnheer."
„Ik verwacht van mijn familie nooit andere dan
dwaasheden," snauwde Sylvester.
Sir Tristram nam een reukfleschje van het tafeltje
naast het bed en hield het zijn oudoom onder den
neus. „U maakt u te moe, mijnheer."
„Zeur nietzei Sylvester zwakjes. Met zicht
bare inspanning hief hij zijn hand, hij nam het flesch-
je aan en lag een poosje stil de welriekende dampen
in te ademen. Na een minuut of twee vertrok hij zijn
mond tot een wrang lachje en zei hij zacht„Ik had
er een mooi ding voor over, om jullie drieën bij elkaar
te zien. Waar praatten jullie over 1"
„Ludovie," antwoordde Shield met een zekere
koele vastberadenheid.
Sylvester kneep plotseling zijn hand dichthet
lachje verdween van zijn gezicht. Bijna fluisterend
zei hij „Ik wil zijn naam hier in huis niet genoemd
hebben, dat wist je Beschouw je me als een lijk, dat
je zooiets durft t"
„Ik ben op uw sterfbed niets banger voor u, dan
ik vroeger ooit geweest ben, oom Sylvester," zei
Shield.
Sylvester's oogen fonkelden even, maar zijn op
welling van toom ging onder in een gegrinnik. „Je
bent een brutale hond, Tristram. Heb je er ooit iets
om gegeven, wat ik zei
„Heel weinig," zei Shield.
..Zeer juist," zei Sylvester goedkeurend. „Daar
heb ik je altijd om gemoogd. Wat zeiden jullie over
dien jongen
„Eustacie wou het verhaal hooien. U schijnt haar
verteld te hebben, dat hij dood was."
„Voor mij is hij dood," zei Sylvester norsch.
„Vond je 't noodig, dat ze een held in hem gaat
zien 1 Dat doet ze zeker. Heb je 't haar verteld V'
„Basil heeft 't haar verteld."
„Dan had je hem den mond moeten snoeren."
Sylvester fronste en zijn vingers plukten aan de
bonte sprei. „Basil gelooft, wat de jongen zei," ver
volgde hij opeens.
„Ik heb 't me nooit kunnen begrijpen, mijnheer."
Sylvester keek hem snel aan. „Dus jij geloofde
't niet V!
„Geloofden we 't één van allen, buiten Basil V'
„We hadden liem voor 't gerecht moeten laten
komen, zei hij. Ik weet niet. Misschien.
„Hij had ongelijk. We hebben ons uiterste best
voor Ludovie gedaan, toen we hem naar Frankrijk
smokkelden. Waarom tobt u er nu dan over V'
„Je hebt nooit van hem gehouden, is 't wel f"
„Als u er nu nog bij zegt, dat ik antieke juweelen
verzamel, hebt u ongeveer 't zelfde beweerd als
Basil beneden zei, op een kiescher manier."
„Praat geen onzin zei Sylvester stekelig. „Ik
heb je gewaarschuwd, dat hij roet in je pap zal
gooien, als hij kan. Stuur hem de deur uit
„Dat kan ik niet, mijnheer, 't Is hier mijn huis
niet."
„Nee, maar 't zijne ook niet I" zei Sylvester, tril
lend van toorn. „Als ik sterf, komt de nalatenschap
onder ourateele en hij wordt geen beheerder
„Dan doet u hem onrecht, mijnheer. Wie zijn de
beheerders i"
„Mijn advocaat, Pickering, en jij," antwoordde
drives ter.
KORTE INHOUD VAN'T VOORAFGAANDE:
Sir Tristram Shield wordt aan het sterfbed geroepen
van z'n oudoom lord Sylvester Lavenham. Lord
Sylvester heeft zijn bezittingen aan zijn kleindochter
Eustacie de Vauban vermaakt en wil haar, voor hij
sterft, met Tristram getrouwd zien. De Beau, eveneens
een achterneef van den lord, is ook op het kasteel
aanwezig. Lavenham's kleinzoon Ludovie, de eigenlijke
opvolger van den lord, had destijds voor een speelschuld
zijn kostbaren talisman-ring als onderpand aan
Matthew Plunkett gegeven. Kort nadien werd Plunkett
in een bosvh vermoord; de prachtige ring was ver
dwenen. Ludovie werd van deze misdaad verdacht en
moest voor de politie vluchten.
„Hoe komt u er bij, orn mij te benoemen fzei
Shield. „Ik heb totaal geen lust, om uw zaken te
beheeren
„Ik vertrouw je en ik vertrouw hem niet," zei
Sylvester. „Bovendien," ging hij ietwat boosaardig
voort, „vind ik 't prettig, je aan mijn leiband te
laten loopen, al krijg ik 't alleen gedaan door te
sterven. Geef me een slokje van die likeur."
Sir Tristram schonk een glas in en hield het Syl
vester aan den mond. Sylvester wou het beslist zelf
vasthouden, maar blijkbaar was zelfs die geringe in
spanning zijn krachten te veel.
„Zoo slap als een vaatdoek klaagde hij, toen
Shield het glas weer overnam. „Ga maar naar be
neden, vóór die knaap Eustacie's gedachten vergif
tigt. Ik wil jullie hier in de kamer zien trouwen, zoo
dra ik den geestelijke hier kan krijgen. Stuur Jarvis
bij me ik ben moe."
Toen sir Tristram weer in het salon kwam, was de
thee binnengebracht. Beau Lavenham informeerde
naar zijn oudoom en toen sir Tristram zei, dat hij
hem veel zwakker vond, trok hij even zijn schouders
op en zei„Ik geloof niet, dat Sylvester dood is, voor
ik hem in zijn kist zie liggen. Je hebt hem toch Ver
teld, dat ik braaf op mijn post ben
„Hij weet, dat je hier bent," zei Shield, een kop
thee van Eustacie aannemend, „maar ik betwijfel,
of hij sterk genoeg is, om nog iemand te ontvangen
vanavond."
„Waarde neef, wil je me sparen V' vroeg de Beau
vroolijk. „Sylvester heeft natuurlijk gezegd, dat hij
liever ik-weet-niet-wat kreeg, vóór hij dien nul van
een Basil wou zien."
Shield glimlachte. „Wel zooiets. Waarom draag je
ook een suikerbroodhoed."
„Neen, neen aan mijn kleeding kan 't niet liggen,
dat hij zoo'n hekel aan me heeft, want die is onge-
geveer onberispelijk," zei de Beau, teeder een krinkel
uit zijn zijden mouw strijkend, ,,'t Zal wel zijn, om
dat ik na Ludovie de eerste erfgenaam ben wat
ik toch heusch niet helpen kan."
„Misschien ben je dat heelemaal niet meer," zei
Tristram. „Ludovie kan wel getrouwd zijn."
„Zeer juist," zei de fat, zijn theekopje neerzettend.
„Misschien was een zoon van Ludovie nog de beste
oplossing voor de vraag, wie er na Sylvester de baas
moet worden."
„De nalatenschap komt onder curateele."
„Aan je zwarte gezicht te zien zou ik zeggen, dat
jij een der beheerders bent," merkte de Beau op.
„Is dat zoo V'
„Ja, dat is zoo. Pickering is de tweede. Ik heb tegen
Sylvester gezegd, dat hij jou had moeten benoemen."
„Je bent te bescheiden, vrind. Hij had nooit beter
kitnnen kiezen."
„Ik ben niet bescheiden," antwoordde Shield.
„Maar ik heb liever geen zorg voor een anders boel."
De Beau lachte en wendde zich naar Eustacie.
„Ik heb zoo'n idee, dat ik hier zit als chaperon bij een
verloofd paar," zei hij. „Ik kan mezelf niet bijster
geschikt vinden voor die rol, dus ga ik maar heen.
Lieve nichtHij hief haar hand naar zijn lippen.
„Tristram, gefeliciteerd. Als 't niet eerder is, zien
we elkaar bij Sylvester's begrafenis."
Na zijn vertrek was er een korte stilte. Sir Tristram
snoot een afloopende kaars en zag neer op Eustacie,
die stil en, naar 't scheen, nadenkend bij het vuur
zat. Zij sloeg haar oogen op, als voelde ze dien blik,
en keek hem aan op de strakke, peinzende manier,
die haar eigen was.
„Sylvester wil ons getrouwd zien, voor hg sterft,"
zei Shield.
..Basil denkt niet, dat hij al sterft."
„Hij is verder heen dan we weten, geloof ik. Wat
heeft de dokter gezegd V'
„Dat hij een echte heiden was en een onverdraag
lijke kerel," herhaalde Eustacy letterlijk.
Sir Tristram lachte, tot verwondering van zijn
nicht, die niet had gedacht, dat zijn gezicht zoo plot
seling kon opklaren. „Ik geloof 't graag, maar zei hij
verder niets
„Ja, hij hoefde niet meer terug te komen, zei hij,
want als hij zei, dat grootvader pap moest hebben,
liet grootvader een gebraden gans en een flesch Bour
gogne komen. Dat zou zijn dood zijn, zei de dokter,
en ik geloof dat hij gepiqueerd was, omdat het heele-
mtól zijn dood niet was. Dus misschien gaat groot
vader toch niet dood, misschien wordt hg weel
beter."
„Ik ben bang, dat hij alleen op zijn wilskracht
leeft," zei Shield. Hij kwam naar den haard en nieuws
gierig vroeg hij „Gééf je om hem i Zal 't je spijten,
als hij sterft V'
„Neen," antwoordde zij openhartig. „Ik geef wel
wat om hem, maar niet erg veel, omdat hij om
niémand wat geeft. Hij wil niet, dat iemand om hèm
geeft."
„Hij heeft je uit Frankrijk gehaald," hield Shield
haar voor oogen.
„Jawel, maar ik wou niet uit Frankrijk gehaald
worden," zei Eustacie bitter.
„Toen misschien niet, maar je bent nu toch wel
blij, dat je in Engeland bent
„Neen, integendeel, dat vind ik heelemaal niet
prettig," zei Eustacie. „Als hij me bij mijn oom
had gelaten, was ik naar Weenen gegaan, en dat zou
veel vroolijker geweest zijn, en romantisch ook,
want mijn oom is met zijn gezin in een reiskoets uit
Frankrijk gevlucht, net als de koning en de koningin."
„Maar dan heel anders, als hij de grens over is
gekomen," zei Shield.
„Zal ik je eens iets zeggen V' stoof Eustacie op.
„Ik kan je nooit iets interessants vertellen, of je
geeft een antwoord alsnet als die snuiter
daar
,,'t Spijt me," zei Shield, een beetje verschrikt.
,,'t Spijt mij ook," zei Eustacie, opstaande van de
sofa, „want 't wordt er erg moeilijk praten door. Ik
wensch je wel te rusten, neef."
Als ze verwachtte, dat hij haar tegen zou houden,
vergiste zij zich. Hij maakte slechts een beleefde
buiging en ging de deur voor haar opendoen.
Vijf minuten later repte haar kamenier zich naar
haar slaapkamer, ingevolge een vrij heftigen ruk
aan het bellekoord het meisje zat voor den spiegel
en bekeek woedend haar eigen beeld.
„Ik wil me uitkleeden en naar bed," zei Eustacie.
„Jawel, juffrouw."
„En ik wou, dat ik in een mestkar naar madame
Guillotine was gereden, alleen
De landelijke Lucy, een veel dankbaarder publiek
dan sir Tristram, huiverde en zei„0, juffrouw,
zegt u zooiets toch nietIk moet er niet aan denken,
uw hoofd afgesneden. en u bent zoo jong en zoo
mooi
Eustacie stapte uit haar mousselinen japon en stak
haar armen in den kapmantel, dien Lucy klaarhield.
„En ik had een witte japon moeten dragen, en dan
hadden zelfs de sansculottes medelijden gehad, dat ik
in een mestkar zat
Lucy wist niet precies, wat sansculottes waren, maar
zij betuigde vlot haar instemming en voegde er
welgemeend aan toe, dat haar meesteres er snoezig
uitgezien zou hebben.
„Of ik er snoezig uitgezien zou hebbenzei
Eustacie. „Maar 't helpt me niets, of ik daar al aan
denk, want nu ga ik trouwen."
cy