„Mij blijft niets bespaard...."
DE TRAGISCHE LEVENSGANG
VAN FRANS JOZEF I EN
ELISABETH VAN OOSTENRIJK
door BERTITA HARDING
28
ïïttV: j
Zelfs toen Pruisen, na de verovering van Slees-
wijk-Holstein, aan Oostenrijk te verstaan gaf
dat het, ondanks de verleende hulp, niet
behoefde te rekenen op een deel van den buit,
bleef het vredelievende Oostenrijk zijn eigen stam
verwanten trouw. Bismarck had nadien moeite
genoeg om den broederstaat aan het verstand te
brengen, dat Pruisen ruzie zocht.
Op den zesentwintigsten Januari 1866 ontving
men te Weenen een telegram van het ministerie van
oorlog te Berlijn, waarin Oostenrijk ervan beschul
digd werd, den Europeesehen vrede te bedreigen
door in Sleeswijk-Holstein opstand te verwekken.
Met het oog op den afstand tusschen het schiereiland
en de Donaumonarchie een wel wat vreemdsoortige
beschuldiging. Frans Jozef glimlachte somber en
besloot voor het overige tijd te winnen.
Op den achtentwintigsten Februari begon gene
raal Moltke de Pruisische troepen te mobiliseeren
voor een aanvallenden oorlog. Op den veertienden
Maart verscheen de Italiaansche generaal Gavone in
Berlijn om de medewerking van zijn land aan het
front der Dolomieten te verzekeren. Op den vieren
twintigsten Maart zond Bismarck een tweede uit
daging naar Weenenhij verklaarde namelijk in een
nieuw telegram, dat Oostenrijk troepen had ver
zameld in Bohemen, een daad, die de Duitsche
buren slechts beleedigen kon.
Tot nu toe had Frans Jozef zich veilig gevoeld. De
beschuldiging van Oostenrjjksche propaganda in
Sleeswijk-Holstein was waarlijk te ver gezocht om als
„casus belli" te dienen. Maar het nieuwe telegram
maakte hem den ernst van den toestand duidelijk.
Onmiddellijk werd uit den Hofburg geantwoord
„Oostenrijk denkt er niet aan Pruisen aan te
vallen
Na dit telegram verzond Frans Jozef nog een ge
schreven mededeeling van denzelfden inhoud, waarin
er op werd aangedrongen, dat Duitsehland zich van
verdere mobilisatie zou onthouden. Het resultaat
daarvan was een antwoord uit Berlijn
„Pruisen zal zijn oorlogsvoorbereidselen staken,
indien Oostenrijk hetzelfde doet."
Op den achttienden April verklaarde de Habs-
burgsche kanselarij, dat er in Bohemen geen enkele
beweging van
troepen meer plaats had,
zoodat er niet langer van
eenige provocatie tot oor
log gesproken kon wor
den. Een week later volg
de er uit Weenen een
voorstel voor 'n congres
waarop de beide machten
zich mondeling zouden
kunnen uitspreken.
Nu zocht men in Prui
sen tijd te winnen. De
Italiaansche gezant te
Berljjn schreef naar Rome:
„Signor Bismarck si
ferova assai malcontente."
(„Mijnheer Bismarck is
tamelijk ontevreden.")
Tot den gezant per
soonlijk sprak de ener
gieke jonker met een
eerlijkheid, die men niet
dikwijls ontmoet in de
geschiedenis„Het is
moeilijk," zei hij, „het
Oostenrijksche vredes
voorstel aan te nemen, als
men reeds paarden voor
de mobilisatie der artil
lerie heeft gekocht."
Kortom, de Europeesche vrede bleef nog een
oogenblik bewaard. Berlijn ging echter niet in op
het voorstel van een congres. Misschien heeft Frans
Jozef de fout begaan te sterk op dit congres aan te
dringen. Daar van toen af de diplomatieke onder
handelingen geheim bleven, zijn de geschiedkundigen
er nooit heelemaal achter gekomen, wat er eigenlijk
gebeurd is.
In elk geval vlamde den zesentwintigsten April
het conflict weer op, half Mei werd aan beide kanten
gemobiliseerd en eind Juni viel het eerste schot.
Het was een der kortste oorlogen, die de geschiede
nis kent. In zeven dagen tijds had Frans Jozef's
schilderachtige, witte cavalerie zich te pletter ge-
Keizer
Maximiliaan 1 van Mexico op het toppunt van zijn korte glorie.
Naar een schilderstuk van C. M. Ebersberg.
stormd tegen de verscheurende kracht der Pruisische
kanonnen. Na één week reeds eindigde de bloedige
ontmoeting in een vernietigende nederlaag voor de
Oostenrijkers bij Königgratz. De glorie van Habs-
burg verbleekte, terwijl de dageraad van Pruisen
begon te gloren
De Fransche geleerde Jules Michelet verdeelde de
regeering van Lodewijk XIV in twee onderscheiden
perioden, welke hij noemdevóór de aderlating en na
de aderlating. Tijdens de eerste had welvaart ge-
heerscht, voornamelijk te danken aan Jean Baptiste
Colbert, die de economische problemen van 't land
wist op te lossen. De tweede periode begon, toen
madame Scarron te Versailles verscheen, de dame, die
weer uitgaf hetgeen Colbert moeizaam gespaard had.
Frans Jozef zag zijn schatkist wel niet door een
vrouw leeg geplunderd, maar zijn aderlating was
Königgratz. Ofschoon hij ook vóór dien tijd al ramp
spoed en nederlagen had leeren kennen, geloofde hij
toen nog niet in het ongeluk. Maar na 1866 geloofde
hij in niets anders meer. Hij begon te spreken over
zijn „ongelukkige hand". Men hoorde hem zeggen
„Ik ben een pechvogel."
Een direct en bijzonder ernstig gevolg van König
gratz was de opstand, die opnieuw in Hongarije uit
brak. Reeds maanden vóór den oorlog had Bismarck
getracht de vlammen der Hongaarsche onlusten aan
te wakkeren, zoodat Frans Jozefs keizerrijk door
binnenlandsche twisten ten onder zou gaan. Deze
opzet was mislukt. Hongarije vocht aan de zjjde van
Oostenrijk tegen Pruisische invallen. Bismarck gaf
zijn plan niet op. Toen langzamerhand bleek, hoe de
oorlog zou afloopen, liet hij alle Hongaarsche krijgs
gevangenen uitzoeken en beloofde hun de vrijheid,
als zij zich in him vaderland tot een legioen tegen
Oostenrijk zouden aaneensluiten. Een groot aantal
Hongaren, die het vertrouwen in de zaak van Habs-
burg verloren hadden, nam het aanbod aan en
marcheerde onder aanvoering van Klapka naar
Boedapest. Hier werden zjj met luid gejuich ont
vangen door de liberale partij, die krachtiger dan
vroeger een grondwet en een parlement eischte. De
staatsman Deók verbond zich met Klapka en zijn
De landing van keizer Maximiliaan 1 van Mexico
en keizerin Oarlota op Mexicaanschen bodem. Hoe
spoedig sloeg het enthousiasme der bevolking om. in
bitteren haat.