Mij blijft niets bespaard.... 13\ ff ff DE TRAGISCHE LEVEN SGANG VAN FRANS JOZEF I EN ELISABETH VAN OOSTENRIJK BERTITA HARDING 28 De meesleepende muziek eu de algemeene vroo- lijkheid op het gecostumeerde bal van het „Musikvereiu" hadden de preutsclie Ida wat losset gemaakt. Zij voelde wel voor 'n avontuur endaar kwam juist 'n alleraardigste jonge man aan. Zij schatte hem op vijfentwintig. Hij had een knap uiterlijk en scheen zonder gezelschap te zijn. Hij was niet verkleed. Zij wierp een ondeme- menden blik in de richting van den vreemdeling en glimlachte onder haar gordijntje van zwarte kant. Voor het geval deze schuchtere manoeuvre niet voldoende mocht zijn. glipte zij naast hem en nam zijn arm. De rest was gemakkelijk de jongeman, gevleid door zooveel aandacht van den kant eener gemaskerde dame, bleek een gewillige cavalier. Hij begeleidde de roode regencape naar de galerij, van waar keizerin Elisabeth, die zich nog steeds niet op haar gemak gevoelde, op 't gewoel daarbeneden neer keek. De grootmoedige Ida was natuurlijk van plan om haar buit met de keizerin te deelen. Hetgeen hierop volgde is te lezen in de mémoires van den heer Frederik List Pachen von Theinburg. den be- wusten jongeman. De conversatie vlotte in het begin niet erg. Ida had geen gesprekstof. En Elisabeth hield het voor onbetamelijk om zich toeschietelijker te toonen. Toch duurde het niet lang, of de keizerin begon de situatie grappig te vinden en waagde een paar vragen. Frits von Theinburg had van begin af reeds gedacht, dat hij hier met een aristocratische dame te doen had, op zoek naar een avontuur en datgene, waarnaar zij vroeg, bevestigde zijn vermoeden. Want Elisabeth informeerde naïef genoeg naar dingen, die haar vurig interesseerden. Zij wilde weten, wat de mensehen eigenlijk dachten over den keizer eu de keizerin. Hadden ze de tentoonstelling mooi gevonden En waren zij nog boos over de oorlogen van Frans Jozef f Toen zij er ten slotte aan dacht, dat zij zoo even grootmoeder was geworden, drong de dwaas heid van dit gesprek met een knappen cavalier eerst geheel tot haar door. Zij vroeg hem lachend, of liij kon raden, hoe oud ze was. Tot nu toe had Theinburg zijn antwoorden met de grootste voorzichtigheid gekozen. Hij wist niet, wie hij voorhad en hij dacht af en toe, dat het de keizerin wel kon zijn, doch hij liet. deze gedachte weer varen, omdat 't hem te onwaarschijnlijk leek. Hij was een ondergeschikt regeeringsbeambte en zoo voorzichtig als een diplomaat. Op de laatste vraag van de gele domino deed hij een stoute gissing en noemde warempel Elisabeth's leeftijd precies. „U bent zesendertig,'" zei hij met groote zeker heid. oor Elisabeth vond dat hee- temaal niet aardig. Zij schrok er dadelijk-van en terwijl ze Ida's arm nam, stamelde ze met de stem van een klein meisje „O, ik moet nu naar huis gaan.'' Dat was niet, wat de jongeman verwacht had. Von Theinburg wilde zich zóó niet laten wegsturen. Hij smeekte de gemas kerde dames om hem het geheim van hun iden titeit toe te vertrouwen en te zamen een genoeg lijken avond door te brengen. Hij op zijn beurt zou hun zijn kaartje geven met zijn naam, adres en beroep. Elisabeth nam het kaartje aan, maar bleef zwijgen over haar eigen naam. Toch beloofde ze hem vaag, dat ze misschien wel eens een briefje zou schrijven. „Uit Londen of Parijs of Miin- ehen," voegde zij eraan toe, „want zie je, ik woon eigenlijk nergens. Ik ben altijd op reis.'' Daarmee verliet ze_ de galerij en wuifde hem een kort vaarwel toe. Von Theinburg klapte de hakken te zamen. boog en zweeg. Hij keek de gele domino na. terwijl zij de trap afdaalde. Intusschen was de keizerin, de opgewonden Ida achter zich aan, op straat gekomen. In een gesloten rijtuig reden de twee dames naar het paleis tefug, blij ontkomen te zijn aan een wisse herkenning. Toen Elisabeth in den Hofburg terug was, nikte zij haar zijden vermomming af en viel uitgeput op haar bed. Maar ondanks haar vermoeidheid lag zij met wijd open oogen in het donker, luisterend naar het hevige kloppen van haar hart. Zij was kwaad op zichzelf en waagde zich die week niet meer naar buiten, totdat Frans Jozef terugkwam. Langzaamaan verdween haar wroeging. Den vol genden Zondag kon zij reeds lachen over het geval en beschouwde het slechts nog als een onschuldigen streek. De geheimzinnigheid maakte het 'n tikje pikant. Een week of wat later peinsde zij erover, of ze 't niet zou wagen Frits von Theinburg een blief je te schrijven. Aan een plotselinge opwelling ge- hoorgevend schreef zij het beloofde briefje. Het was kort en onschuldig. De keizerin sprak over dien vroolijken vastenavond, waarop twee gemas kerde dames een „zwervenden Romeo" naar hun hoekje boven de balzaal van het „Musikverein" hadden gelokt. Of Frits von Theinburg het zich nog herinnerde Als dat zoo was, verzocht zij hem te antwoorden onder een bepaald cijfer aan het hoofd postkantoor. De brief was onderteekend Gabriele. Theinburg antwoordde per keerende post. Hij vroeg zijn onbekende dame hem iets meer van haar leven te vertellen en hoe zij haar dagen doorbracht. Dit kon Elisabeth natuurlijk niet doen. Zij was trouwens opnieuw bang geworden voor her kenning en besloot daarom een kleine list toe te passen. Zij zou voorgeven, dat zij uit Engeland schreef en de galante Frits kon dan antwoorden aan een Londensch adres, waar haar zuster Marie van Mapels zijn brieven zou opvangen en weer naar Weenen zenden. Op die manier werd ook Ida von Ferenczy niet langer met de zaak gemoeid. De keizerin liad gelukkig met een man van eer te doen. Frits Pacher von Theinburg was nu zoo goed als zeker van Gabriele's waren naam. Hij be waarde elk briefje van haar hand zorgvuldig, maai bij zweeg over zijn geheimzinnige correspondentie. Pas zestig jaren later, kort voor zijn dood, op den 12en Mei 1934, werden deze kostbare documenten vergeleken met het dagboek van Ida von Ferenczy, waaruit duidelijk bleek, dat Gabriele inderdaad keizerin Elisabeth van Oostenrijk geweest was. Gabriele schreef geen liefdesbrieven. Datgene, wat Frits von Theinburg van haar ontving, behelsde weinig stof voor een ehronique scandaleuse. Deze beide menschen, die in een zoo geheel verschillende wereld moesten leven, werden verbonden door ge voelens van vriendschap en kunstzinnigheid. Wel had von Theinburg nog dikwijls het voorrecht de keizerin te midden van de praal der openbare cere moniën te zien, maar hij heeft nimmer meer tot haar het woord mogen richten. Zij had voorgegeven in Londen te zijn en in den vroegen zomer van dat jaar werd dit leugentje waarheid. Frans Jozef had een vacantie op het eiland Wight voorgesteld. De dokter had Yalérie, die licht aan bloedarmoede leed, zeelucht voorgeschreven. Maar toen de dag van vertrek daar was, werd Frans Jozef door staatsplichten opgehouden, zoodat de keizerin en haar dochter alleen moesten reizen met hun gevolg, dat uit de drie F's bestond, namelijk de dames Feifalik, Ferenczy en Festetics. Steephill Castle te Ventnor was voor 't heele seizoen gehuurd dit alleraardigst verblijf grensde aan Osborne, het landgoed, waar koningin Victoria met haar familie de zomermaanden doorbracht. Op den achtentwintigsten Juli vertrok Elisabeth uit Weenen. Dadelijk nadat de keizerin Steephill Castle be trokken had. kwam koningin Victoria op bezoek voor een buurpraatje. Zij werd begeleid door den prins van Wales, die Elisabeth verslond met zijn oogen en bijna het heele gesprek alleen voerde. Eduard was een goed en geestig causeur, een man van de wereld par excellence. Daar de Britsche koninklijke familie wist, welk een uitstekende paardrijdster de keizerlijke gast uit Weenen was, noodigde zij haar uit voor verschillende jachtpartijen, die achtereenvolgens zouden plaats hebben bij de kroonprinses, de hertogin van Teek en de hertogin van Edinburgh (een dochter van czaar Alexander II). De Oostenrijksche bezoeksters konden thans de echte Engel- sche vossenjacht en de Engelsche rensport eens leeren kennen. Elisabeth amuseerde zich uitstekend. Zij vatte het plan op om Gödöllö te her vormen volgens den stijl van het klas sieke Melton en om een Engelschen jacht meester in dienst te nemen. Intusschen bleef het in Weenen zeer druk, zoodat Frans Jozef er niet aan kon denken uit zijn werk te breken en Elisa beth achterna te reizen. De Bohemen waren onrustig geworden zij hadden zich De schitterende, groote galerij niet kost baar beschilderde plafond in 't slot Schön- brunn te Weenen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 28