KUSSENOVERTREK
VOOR MEISJES VAN 4-6 JAAR
EEN MODERN
VAN DOORGESTOPT FILET
Dit aardige gehaakte kinderjurkje is zeer geschikt
om in het voorjaar te dragen, daar het haak
werk losjes wordt uitgevoerd en daardoor niet
te warm kleedt en toch ook weer juist warm ge
noeg om uw kleintjes tegen het soms nog gure voor
jaarsweer voldoende te beschutten.
Als materiaal heeft men noodig 100 gram licht -
rose 100 gram middelkleur rose fijne driedraads
wol en een haaknaald nr. 2%.
Het jurkje wordt in één geheel in de rondte gehaakt.
Men haakt de eerste 12 toeren in middelkleur rosede
volgende 10 toeren lichtrose, dan 6 toeren afwisselend
middelkleur rose en lichtrose. De overblijvende
toeren worden met de middelkleur rose gehaakt.
Men begint bij den hals met een lossenrand van
52 cm. (130 lossen) met de middelkleur rose wol en
sluit deze lossen tot een ring.
Dan haakt men 7 toeren dubbele stokjes. Bij den
2en, 3en, 4en, 5en, 6en en 7en toer meerdert men tel
kens 9 stokjes en wel door op 9 gelijk verdeelde af
standen, maar toch bij iederen toer op andere gedeel
ten, in 1 dubbel stokje 2 stokjes te haken.
8e toer 7 dubbele stokjes, 2 lossen, het 8e dubbe
le stokje overslaan. Vanaf herhalen.
9e toer 3 dubbele stokjes in het le, 2e en 3e dub
bele stokje van den vorigen toer, het 4e dubbele
stokje overslaan, 3 dubbele stokjes in het 5e, 6e en 7e
dubbele stokje van den vorigen toer, 1 dubbel stokje,
2 lossen, 1 dubbel stokje in het lossenboogje van den
vorigen toer. Vanaf herhalen.
10e toer in het le, 2e en 3e dubbele
stokje van den vorigen toer telkens 1 dubbel
stokje haken het 4e en 5e dubbele stokje,
van den vorigen toer overslaan in het 6e
en 7e dubbele stokje telkens l dubbel stokje
haken in het dubbele stokje vóór het lossen
boogje van den vorigen toer 1 dubbel stokje
haken 2 dubbele stokjes, 2 lossen, 2 dub
bele stokjes in het lossenboogje van den
vorigen toer 1 dubbel stokje in het stokje
na het lossenboogje van den vorigen toer.
Vanaf herhalen,
De volgende 6 toeren haakt men als den
lOen toer, dat wil zeggen, in ieder dubbel
stokje wordt 1 dubbel stokje gehaakt in
ieder lossenboogje haakt men 2 dubbele stok
jes, 2 lossen, 2 dubbele stokjes, terwijl het
middelste groepje van 2 dubbele stokjes, dat tus-
schen 2 lossenboogjes van den vorigen toer ligt-, tel
kens wordt overgeslagen.
Heeft men den 12en toer af, dan slaat men vanaf
het begin van den 13en toef 26 cm. met 15 lossen voor
het armsgat over en haakt vervolgens volgens patroon
verder. Voor het 2e armsgat worden precies hier
tegenover weer 26 cm. met 15 lossen overgeslagen
terwijl men den toer verder volgens patroon afhaakt.
Vanaf den 16en tot den 34en toer wordt in ieder
lossenboogje slechts 1 dubbel stokje, 2 lossen, 1
dubbel stokje gehaakt.
Mouwen De mouwen worden met lichtrose wol
15 toeren hoog boven het armsgat gehaakt en wel
weer in ieder dubbel stokje 1 dubbel stokje haken en
in ieder lossenboogje 1 dubbel stokje, 2 lossen, 1
dubbel stokje.
Daarna haakt men 3 toeren, die alleen uit dubbele
stokjes bestaan. De le en 3e toer van deze 3 toeren
worden met middelkleur rose en de 2e toer wordt
met lichtrose wol gehaakt.
Langs den hals haakt men met middelkleur rose als
volgt
le toer vasten.
2e toer 1 stokje, 2 lossen. Herhalen.
Door de gaatjestoeren wordt een koord, dat men
van meerdere wollen draden gedraaid heeft en dat
100 cm. lang is, gehaald. Op het einde van het koord
je naait men 2 pomponnetjes.
POIflT D'ESPRIT
II et filet is geknoopt van gele eoton perlé. De recht-
hoek is 46 x 33 cm. groot. Fig. A geeft de ver
deeling van de verschillende kleuren en steken
aan. Geel, grijs, zwart en wit worden gebruikt,
doch in verschillende materialen.
Langs den-langen kant worden 2 mazen naast el
kaar, langs den korten kant één maas opgevuld met
dikke, zwarte wol in een gewonen doorstopsteek, één
op, één neer. Voor de vlakken I wordt lichtgrijze
pinguinwol en dikke witte kunstwol gebruikt. De
grijze wol wordt doorgestopt volgens fig. B, elf
mazen breed. Daarna wordt de kunstwol erdoor gere
gen fig C. Eerst vier draden, dan een maas over
slaan, dan twee draden,
twee mazen overslaan, hier
na één draad, die nog door
één open maas gevolgd
wordt.
De vlakken 1 beslaan 5
mazen boven elkaar, om
beurten één kunstwol, één
grijze wol, in gewoon een
op, een neer doorstopwerk.
Vlakken III zijn gestopt
met dun geel visschersgaren,
zeven mazen naar het mid
den toe, tweemaal doorge
stopt, zoodat ruitjes ont
staan.
In de eene maas 2 draden,
in de volgende 4, ook vanuit
de andere richtinger komt
dan telkens een dicht en een
meer open vlakje, fig. I).
Nu volgen de strepen IV
en V. Deze zijn weer in één
richting doorgestopt en wel
met zwarte breikatoen, streep
IV twee mazen, streep V
een maas breed.
De vlakjes VI zijn gevuld
met liet^ steekje, genaamd
„point d'esprit". Fig. E geeft
de werkwijze aan. Drie mazen
breed. Het materiaal is gele
pinguïnwol, welke ook ge
bruikt is voor de vlakjes
VII, die bet meest bewer
kelijk zijn doch slechts twee
mazen breed. De mazen zijn
één voor één volgestopt, om
beurten in andere richting,
volgens fig F.
Het overblijvende midden
vlak wordt zoo doorgestopt,
dat de onderliggende gele
of witte voering er door
schijntfig C. Tot slot wordt
rond het heele overtrek met
zwarte katoen een dikke
witte draad kunstwol vast
gezet door festonneerstekeu.
De achterkant van het kus
sen kan bestaan uit witte of
gele peau óp pêche.