DE TAL RING t G e orgepüHSneyer ap la verhaal ervoigver 24 ZESDE VERVOLG En't was een uitstekende partij ook," zei Eustacie. „Ik was hertogin geworden, en grootvader zegt wel zei wel dat 't niet deftig is, om zulke dingen te geven, maaT ik had 't toch wel prettig gevonden, hertogin te worden." „Dat ben ik met je eens zei hij hartelijk. „Je zou een charmant hertoginnetje geweest zijn. Maar in dezen revolutionnairen tijd moeten we water in onzen wijn doen. Hoe zou je 't bijvoorbeeld vinden om barones te worden „Barones t". stamelde zij, hem met groote oogen aanstarend. „Hoe bedoel je Hij trok de wenkbrauwen wat op, en bleef even op haar neerzien, als trachtte hij haar gedachten te lezen. „Maar nichtje, moet je daar zoo van schiik- ken V' vroeg hij. Zij baheerschte zich en ant woordde vlug „Ik schrik niet, maar ik begrijp-je niet. Hoe zon ik barones moeten worden Hij trok een stoel bij en ging zitten, dichter bij haar, dan haar lief was, en hij legde zijn hand op de hare. „Door mij bijvoorbeeld." Zij zat zoo recht en zoo stijf als een pop, maar haar wangen waren rood van verontwaardiging. Zij keek hem met een weinig vriendelijken blik aan en zei on verbloemd „Jij bent toch geen baron „Dat weten we niet," antwoordde hij, „maar mis schien kunnen we 't uitvinden. Ik heb Tristram al verzocht, daar werk van te maken." „Bedoel je, dat je graag zou weten, dat Ludovic dood is t" Hij glimlachte. „Laten we zeggen, dat ik heel graag zou weten, of hij dood is, nichtjelief." Zij bedwong de neiging om zijn hand af te stooten en zei peinzend„Ja, ik kan me begrijpen, dat je graag lord Lavenham zou worden. Dat spreekt vanzelf." Hij trok de schouders op. „Ik geef er niet zoo heel veel om, maar ik zou blij zijn met den titel, als ik er 't ééne door winnen kon, dat ik verlang." Dit was Eustacie te veelzij trok haar hand weg en riep „Denk je, dat ik alleen maar om een titel trouw „O neen, neen F' zei hij glimlachend. „Als 't kon zou je ongetwijfeld uit liefde trouwen, maar je hebt zelf gezegd, dat je in een lastige positie verkeert, en ik weet helaas, dat je me niet liefhebt. Ik stel je een huwelijk uit practische overwegingen voor als een huwelijk uit liefde uitgesloten is, moet men op andere voordeelen letten, nicht." „Zeer juistzei ze. „Dat heb jij ook gedaan, is 'i niet f Ik ben een erfdochter, zooals je gisteren zelf zei." „Je bent zeer bekoorlijk ook," zei hij gevoelig. „Dank je voor 't complimentVond ik jou nu ook maar bekoorlijk „Je geeft je over aan romantische droomen antwoordde hij. „Je wilt een avontuurlijken held tot man hebben, maar zulke menschen bestaan niet méér in deze verwarde tijden." „Dan weet je er niets van ze bestaan welzei Eustacie driftig. „Dan zijn ze als echtgenoot niet aan te bevelen," verklaarde hij. „Neem onzen armen Ludovic bij voorbeeld diens geschiedenis schijnt je nogal ge troffen te hebben. Dien stel je je als een romanfiguur voor. Maar hij zou je geducht tegenvallen, als je ooit kennis met hem maakte." Zij kreeg een kleur en wendde haar gezicht af. „Ik wil niet over Ludovic praten. Ik dacht heelemaal niet aan hem." Zijn oogen lachten. „Maar kindje, is 't zoo erg 1 Ik zou. ik zou heusch geen seconde aan hem den ken, als ik jou was. Medelijden is goed sympathie, ook goed maar 't was eigenlijk niets dan een domme kwajongen." Zij kneep haar lippen stijf op elkaar, als vreesde zij, dat haar onvoorzichtige woorden mochten ontsnap pen. Hij keek haar even aan en zei toen „Weet je wel, dat je erg boos kijkt, nicht Waar is dat om Zij antwoordde, naar een vlammend blok in den haard kijkend „Ik vind 't niet prettig, dat je me ver denkt van verliefdheid op iemand, dien ik nooit gezien heb. Dat is een dwaasheid." „Dat zou 't zijn, ja," gaf hij toe, „Maar laten we Ludovic alsjeblieft vergeten en over onszelf praten. Je wilt sommige dingen hebben, die ik je zou kunnen geven, Eustacie." KORTE INHOUD VAN'T VOORAFGAANDE: Sir Tristram Shield wordt aan het sterfbed geroepen van z'n oudoom lord Sylvester Lavenham. Lord Sylvester heeft zijn bezittingen aan zijn kleindochter Eustacie de Vauhan vermaakt en wil haar, voo-r hij sterft, met Tristram getrouwd zien. De Beau, eveneens een achterneef van den lord, is ook op het kasteel aanwezig. Lavenham's kleinzoon Ludovic, de, eigenlijke opvolger van den lord, had destijds voor een speelschuld zijn kostbaren talisman-ring als onderpand aan Matthew Plunkett gegeven. Kort nadien werd Plunkett in een bisch vermoord; de prachtige ring was ver dwenen. Ludovic werd van deze misdaad verdacht en moest voor de politie vluchten. Lord Sylvester sterft plotseling. Eustacie voelt niets voor een huwelijk met Tristram. Ze vlucht en sluit zich aan bij 'n bende drank smokkelaars, waarvan Ludovic het hoofd blijkt te zijn. Tijdens een achtervolging wordt Ludovic door een der kommiezen gewond. Ze vinden een veilig onderkomen in een herberg en daar maakt Eustacie kennis met Sarah Thane, die graag aan hun avonturen wil deelnemen. Tristram heeft zijn nicht in gezelschap van Ludovic teruggevonden. De Beau wordt ervan verdacht den ring gestolen te hebben en dezen achter een geheim paneel in een der vertrekken van de villa te bewaren. Eustacie en Sarah gaan hem bezoeken. Sarah veinst warme be langstelling voor 't beeldhouwwerk in de bibliotheek. Met behulp van Tristram tracht ze het paneel te ontdekken. „Dat geloof ik niet." „Toch is 't waar, Je wilt 'n huis in de stad hebben, en 't zelfde leven leiden, dat ik leid. Je had geen zin om met Tristram te trouwen, omdat hij je gelukkig wou maken met Berkshire en de opvoeding van zijn kinderen. Ik zou je zoo'n saai leven nooit opleggen. Integendeel. Ik geloof niet, dat ik erg sterk ben in huiselijke deugden. Ik zou alleen van mijn vrouw vragen, dat ze mij waardig bleek te zijn in haar smaak voor kleeren." „Je stelt me een verstandshuwelijk voor," zei Eustacie, „en dat wil ik juist niet." „Denk daar dan niet meer om Ik stelde 't alleen zoo voor, omdat ik je zoo dacht te winnen. Maar ik houd van je Eij stond snel op, half met het idee om te vluchten. Ook hij stond op en voor ze het beletten kon, sloeg hij zijn armen om haar heen. „Eustacie zei hij, „ik heb je lief, van 't eerste oogenblik af, dat ik je zag Er ging een rilling door haar heen. Zij wrong zich los en keek hem aan met zooveel afkeer, dat hij terug trad en het lachje opeens van zijn gezicht week. Hij keek haar eenigszins loerend aan, maar weldra verdween de booze trek en glimlachte hij weer. Hij ging naar den anderen kant van den haard en zei langzaam „Je schijnt me niet zoo sympathiek te vinden als je me wijs wou maken, nicht. Waarom kwam je dan eigenlijk hier vandaag „Ik dacht, dat je me raad wou geven. Ik kon niet voorzien, dat je me 't hof zou gaan maken. Dat is een heel verschil Hij trok één wenkbrauw op. „0 ja Ik had je toch al eens of tweemaal gezegd, dat ik ernstig naar je hand solliciteerde." „Jawel, maar ik heb al gezegd, dat ik niet wou. Dus dat is afgedaan." „UitstekendHij boog. „Dan praten we over iets anders. Ik had je nog iets te vragenwat was 't ook weer 1 Iets dat ik niet begreep." Hij deed zijn oogen half dicht, alsof hij zijn geheugen inspande. „Iets over die vlucht van je.o ja Die geheim zinnige rijknecht Wie is die geheimzinnige rijknecht, Eustacie De vraag was haar een schrik haaT hart scheen op te springen. Om tijd te winnen herhaalde zij „De geheimzinnige rijknecht „Ja," zei hij glimlachend, „de rijknecht, die niet bestaat. Nu „O zei ze, met een gemaakt lachje, „dat is een echt romantische geschiedenis, een avontuur van me Hoe weet jij daar van „Doodeenvoudig, nicht. Gregg, mijn bediende, heeft gisteren in Cowfold een kommies gesproken, en die deed hem een heel interessant verhaal. Ik brand van nieuwsgierigheid. Een rijknecht, waar je voor instond, en Tristram ook, en die toch niet bestaat „Ja, 't zal wel verkeerd geweest zijn, dat ik hem de hand boven 't hoofd hield," bekende Eustacie, met een onschuldig gezicht, „maar ik had verplichting tegenover hemde eene dienst is den anderen waard, is 't niet zoo V' „Nobel gedacht," zei de Beau minzaam. „Wat was 't voor dienst „O, iets heel buitengewoonsantwoordde zij. „Ik heb 't je gisteren niet allemaal verteld, want Sarah's broer is vrederechter, en je moet altijd op passen, maar ik was dien nacht in de handen van smokkelaars gevallen, en als die man er niet geweest was, hadden ze me vermoord. Vermoord Denk je eens in „Ontzettend zei de Beau. „Ja, 't was ontzettend. Er waren er een heele massa en ze waren bang, dat ik ze verraden zou, dus moest ik dadelijk dood, zeiden ze. Maar toen heeft die eene - dien ik voor mijn rijknecht heb uitgegeven - par tij voor me getrokken. Hij wou niet hebben, dat ik vermoord werd. Hij was de hoofdman, geloof ik ze gehoorzaamden hem ten minste." „Ik heb nooit geweten, dat een smokkelaar zoo ridderlijk kon zijn," zei de Beau. „Nee, maar een fiere ridder was 't heelemaal niet. 't Was een ruwe klant, heelemaal niet beleefd, maar hij had medelijden met me, en daardoor kreeg hij woorden met die andere mannen. Toen kwamen de kommiezen en toen zette mijn smokkelaar me op mijn paard, en hij sprong er achter me op, want de kommiezen mochten me niet vinden, zei hij, wat ik heel verstandig vond. Maar toen schoten de kom miezen, en hij werd gewond, en Kufus holde het bosch in. Ik wist geen raad, dus toen ben ik naar den Roo- den Leeuw gegaan en toen heb ik aan Nye gevraagd, of hij den smokkelaar wou helpen, want ik vond, dat ik hem niet verraden mocht, nadat hij mijn leven had gered." De Beau luisterdé met zijn gewone gezicht van hoffelijke belangstelling. Hij zei„Wat gebeuren er toch een vreemde dingen Als ik zooiets uit de tweede hand had gehoord of in een boek gelezen, zou ik er niemendal van geloofd hebben. Zoo zie je, hoe licht een mensch zich vergissen kan. Voor zoover ik Nye ken bijvoorbeeld begrijp ik nóg niet, dat hij zoo edelmoedig 't gevaar kon trotseeren, zelf moeilijk heden te krijgen. Je schijnt veel invloed op hem te hebben, nicht." Eustacie voelde zich niet zeer gerust, maar ant woordde onverschillig „Ja, misschien wel, maar hij had er heusch niet veel zin in en hij wou den smok kelaar in geen geval in huis houden." „O, is de man weer weg „Ja zeker, den volgenden dag vertrokken Wat dacht je t" „Dat zou ik niet kunnen zeggen, 't Is natuurlijk dom van me," verontschuldigde hij zich, „maar er zijn toch nog een paar dingetjes, die ik niet begrijp. Dat optreden van Tristram bijvoorbeeld. Hoe heb je zoo'n model van rechtschapenheid er toe gekregen, om je bewering te bevestigen f" Eustacie begon vurig te wenschen, dat Tristram en Sarah het zoeken zouden staken om haar te ko men redden. „0 ja, kijk toen ik 't uit had gelegd, was Tristram dien smokkelaar zoo dankbaar, dat hij me gered had „O zei de Beau stralend. „Was Tristram dank baar Ja ja. Wat kan men zich toch in iemand ver gissen. 't Schijnt hem nogal dwars gezeten te hebben. Hij heeft er me ten minste niets van verteld." „Nee, gek eigenlijk," antwoordde Eustacie. „Tris tram wil niet, dat iemand iets van mijn avontuurtje te weten komt, want ik heb me ongepast gedragen, zegt hij, dus hoe gauwer vergeten, hoe beter." „Dat klinkt beterzei de Beau goedkeurend, „Zooiets kan hij best gezegd hebben." Eustacie wist geen antwoord op deze opmerking, die een onrustbarenden twijfel aan de rest van haar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 24