De goudzoekers, die geluk hadden, bouwden zich stevige blok hutten en schaften een span Eskimohonden aan, die beter dan paarden konden worden gebruikt voor 't vervoer van bagage, etc. Yukon Mike", een beroemde gouddelver uit die dagen, die getuige was van de wilde schietpartijen in de dancings van Dawson. Hij bracht het lijk van z'n vriend, op 'n slede gebonden, naar Seattle, 'n afstand van vijfhonderd mijl, om 't daar te begraven. mijnen, die hij ontdekte, 'n aanvang nam, was Bob Henderson een arm en totaal vergeten man Anderen werden millionnairs, beroemden zich er zelfs op, dat zij Klondyke ontdekten en niemand kende nog den naam van Henderson. Toch was hij oorspronkelijk de bezitter dezer tallooze millioenen. Henderson werd geboren in Oost-Canada. Reeds op jeugdigen leeftijd droomde hij van groote rijk dommen, die eens zijn deel zouden zijn en jarenlang trok hij als gouddelver door 't noorden rond, totdat hij ten laatste in 1894 in Noordwest-Canada ver zeild raakte. Hij landde te Dyea, in de buurt van Skagway, welke haven in latere jaren tijdens den „goudstroom" wereldbekend werd. Van Dyea uit richtte Henderson zich naar den Chilkootpas, wist dezen te overwinnen en zakte op 'n vlot de Yukon af tot aan de monding der Pelly-rivier. Daar ontmoette hij Joe Ladue, 'n grossier, die in zijn winkeltje den schaarschen gouddelvers en pelsjagers, die deze streken bezochten, allerlei te koop aanbood en later de stichter werd van de stad Dawson. Henderson trok weer verder, nu langs de Iudian- rivier en in de Quartzkreek vond hij wat goud, dat hem in staat stelde den winter in 't hooge noorden door te brengen. Hij keerde naar Joe Ladue terug en wachtte daar het voorjaar af. Hij werd sneeuwblind en in de eerste lentedagen, terwijl hij in de ijskoude rivier, zijn beenen beschermd door rubberlaarzen, goud stond te wasschen, liep hij hevige krampen op en bezeerde zijn been aan 'n klip. Toch bleef hij standhouden 't heele jaar door, Bet kampement aan Bennettmeer, tut- schen den Chilkootpas en Klondyke gelegen. hield in den tweeden winter wederom Joe gezel schap, terwijl geen van beiden bevroedde, dat in hun onmiddellijke nabijheid millioenen aan goud verborgen lagen Toen het voorjaar weer kwam, zocht Henderson verschillende kreken der Indianrivier af en de namen, die hij eraan gaf: „Goudboezem", „Goudstroom", „Te veel goud", getuigen wel van z'n optimisme Het water stond in die dagen zoo laag, dat de Indianrivier niet meer te bevaren was en Bob be sloot langs de Klondyke zijn geluk te beproeven. Aan de monding van deze rivier ontmoette hij George Carmack en twee Indianen, die daar geregeld vischten. Henderson vertelde van zijn vondsten in den „Goudboe zem" en Carmack, die reeds vele verhalen gehoord had over goud, dat hier ver borgen moest liggen, spoed de zich erheen. Henderson wenschte hem geluk, dreef de Yukon af om nieuwe voorraden te halen en zijn been te laten onderzoeken door een dokter. Een Eskimohond uit t hooge Alaska met jongen Deze honden zijn door vele romanschrijvers be zongen en om hun schitterende kwaliteiten geroemd Ondertusschen had Carmack de kreken, waar Bob goud gevonden had, bereikt. Hij begon te was schen en had reeds in z'n eerste pan goudkorrels ter waarde van dertig gulden. Hij gaf den kreken andere namen Bonanzakreek en Eldoradokreek, paalde den grond af voor hem zelf en voor z'n twee Indianen, spoedde zich naar Forty Mile om het geheel te laten registreeren en vertelde aan iedereen over de rijke vond sten. De goudkorrels, die hij bij zich had, bevestig den zijn fantastisch ver haal en de eerste stroom van fortuinzoekers begon. Carmack fungeerde als gids. iedereen trok met hem mee. na twee dagen was Forty Mile geheel verlaten. In dien tusschentijd had Henderson een operatie ondergaan aan z'n been en toen hij, weer hersteld, zijn rechten op de „Goud stroom"-kreek wou doen gelden, vernam hij, dat zulk 'n kreek niet bekend was. Carmack had den naam veranderd in Hunkerkreek en het gebied voor zich zelf opgeeischt. Op 14 Juli 1897 wierp het stoom schip Excelsior in de baai van San Sacramento het anker uit. Het had veertig gouddelvers aan boord, die in één seizoen twee en een half mil- lioen gulden aan goud hadden gewon nen. De wereld schokte op. Klondyke en Carmack werden twee namen, die boeiden. De stroom uit alle hoeken der aarde begon. De stad Dawson rees uit de sneeuw. Kroegen en dancings, winkels, wissel- bureau's „Geen goud, geen voedsel, I geen goud, geen drank." Het „Dawson City Hotel", een hou ten, onguur logement, werd 't ver- maardste hotel ter wereld. In twee jaar tijd werd er voor vijfenvijftig millioen gulden verteerdEen glas champagne kostte vijftig gulden, een uitsmijter tien gulden, een nachtver- blijf in 'n ellendige houten kooi zeven gulden. Een jonge pachter uit Californië kwam t eerst met een mondvoorraad ter waarde van vijfduizend gulden te hulp. Er heerschte voedselschaarscht.e. Hij verkocht op krediet, nam als be taling aandeelen aan in verschillende claims en was na één seizoen multi- millionnair. Een dancing ontving op den ope ningsavond ruim eenendertigduizend gulden aan vertering. Het geld stroomde, men leefde in een roesBob Henderson, de arme ontdekker der millioenen, was vol slagen vergeten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 29