DE SCHEEPVAARTVERBINDING IN DEN LOOP DER TIJDEN 28 Uit de gloriedagen van de zeilvaart. Bet fregatschip „Be Prins ran Oranje", dat in 1826 door de reederij „Sociëteit voor Nederlandsehe Scheepsbouw en Schcep- vaart" ie Amsterdam in de vaart werd gebracht. De teekening dateert uit 1829. Er valt nu een pe riode te vermelden van het eind der 17de tot het begin der 19de eeuw, waarin de scheepvaart tusschen ons land en Amerika gestaag toenam. Eerst gebruikte men kleinere zeïlvaartuigendoch al spoedig kwam men tot het besef, dat men met grootere vaartuigen gunstiger resultaten kon boeken. Geleidelijk werden dus grootere en sneller varende zeil schepen voor deze vaart gebouwd. Wij kunnen er ons haast tegenwoordig geen voorstelling meer van maken hoe de bemanning en soms ook passagiers aan boord van die kleine vaartuigen in de 17de en 18de eeuw gehuisvest waren. Natuurlijk was de ruimte zeer beperkt en moesten meerdere mensehen in kleine afgesloten verblijven samen hokken, eten, maar ook slapen En dat soms in een ruimte, waarin licht en luchttoevoer erg primitief waren, zoodat men nu, in onzen tijd, zou aarzelen er vee in te vervoeren uit vrees om in conflict te komen met het toezicht op de dierenbescherming. Daar kwam nog bij dat voeding en drinkwater voor de reis ook dikwijls van een kwaliteit waren, die veel te wenschen overlieteen gevolg hiervan was weder, dat er ziekten uitbraken verpleging, ge neesmiddelen, kortom alles was even gebrekkig en schaarsch was het wonder, dat velen het beloofde land niet bereikten, doch gedurende de reis hun graf in de golven vonden Nu werd bij het vertrek met deze mogelijkheden wel min of meer rekening gehouden, want over 't algemeen hadden deze zeilscheepjes, die in de 17de eeuw niet grooter waren dan een 100 a 200 ton, een tamelijk sterke bemanning, zoodat er gedu- door i. dhr. de R oever OUD-GEZAGVOERDER TER KOOPVAARDIJ rende de reis wel enkelen gemist konden worden. Waren er soms nog passagiers (landverhuizers) aan boord, dan werd een gedeelte van het laadruim, voor die menschen, tot verblijf ingericht en toen het emigranten-vervoer geleidelijk toenam in de 18de en vooral in het begin der 19de eeuw, werd op de kleinere zeilschepen zelfs het geheele ruim voor dat vervoer bestemd. Er werd dan eenige ballast (zand of steenen) op den bodem van het ruim vlak uitge- vloerd, waarop dan een plankenvloer kwam, er werden watervaten in de zijden gesjord, en voor de menschen werden kooien (twee, óf als de ruimte het toeliet drie boven elkaar) getimmerd, zoodat zij ten minste een ligging hadden. Men stelle zich dien toestand-eens voor een laad ruim, zonder licht, bij slecht weder de luiken zelfs afgesloten en dan een tachtig, ja soms wel meer dan honderd menschen (mannen, vrouwen en kin deren) bijeen Dat er ook niet al te nauw gelet werd op het aantal slaapplaatsen in verband met het aantal menschen, kan men in oude verhalen uit dien tijd lezen, waarin vermeld wordt, dat er soms twee, bij el kaar, in één kooi la- gen. Aan de vóór- en achterzijde van het ruim waren trappen of ladders geplaatst, zoodat men aan dek kon komen (als het ten minste goed weer was) op die plaatsen bleven dan de luiken open en kon de. meestal verpeste lucht gespuid worden Gelukkig werden deze haast onmenschelijke toestanden in de eerste helft der 19de eeuw veel verbeterd. In Amerika kwam een periode van ongekende welvaartde handel begon zich aanmerkelijk uit te breiden en het aantal emigranten, dat zich een beter bestaan in de Nieuwe Wereld meende te kunnen verschaffen, nam verbazend toe. De zeilvaart van Europa naar Amerika beleefde een gouden tijd en ook ons land moest, om aan de concurrentie van andere landen het hoofd te kunnen bieden en ook aandeel in het belangrijk vervoer van landverhuizers te blijven nemen, grooter zeilschepen gaan bouwen en beter ingericht voor dat loonend vervoer. Als voorbeeld van dezen vooruitgang in scheeps bouw plaatsen wij hierbij een reproductie van het fregatschip „De Prins van Oranje", groot 304 last (660 ton), dat in 1826 gebouwd werd op de werf „Het witte kruis" te Amsterdam 'en toebehoorde aan de reederij „Sociëteit voor Ned. Scheepsbouw en Scheepvaart" te Amsterdam. Op zoo'n vaartuig hadden zoowel passagiers als bemanning ten minste een behoorlijk onderkomen, al verschilde het nog hemelsbreed met wat hun in dat opzicht tegenwoordig geboden wordt. De snelle opkomst der stoomvaart in de eerste PÏ WNh

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 26