DE TALISMAN RING
<Jlo i
leorgeiie neyer
Vervolg verhaal
22
De blik, dien de Beau zijn neef toewier]», sprak
geenszins van dankbaarheid. Hij was bleek
geworden, maar zei met een kalme, vlakke
stem „Ik ben je natuurlijk erg dankbaar. Wat een
gelukkig toeval, dat je juist op dat moment voorbij
kwam, Tristram En er is zeker geen van die schur
ken gevat
„Ik ben bang van niet," antwoordde Shield.
„Toen ik binnenkwam, was er geen spoor meer van
ze te bekennen. Er had in de bibliotheek (zooals je
straks zelf zult zien) een worsteling plaats gevonden
een echt woest gevecht, lijkt me. Je butler," ver
volgde hij,zich bukkend om nog een blok op het vuur
te leggen, „was ten minste zielsblij, dat ik kwam."
„Daar twijfel ik geen oogenblik aan," zei de Beau,
ietwat gejaagd ademhalend.
„Die arme butlerzei
J TWAALFDE juffrouw Thane, met een
l VERVOLG klinkenden lach. ,,'t Ver-
l") wondert me niets, dat hij
geschrokken was. Hij zal u
wel ongeveer als zijn levensredder beschouwen, sir
Tristram. Des te blijder zal hij zijn, als hij van
meester verandert."'
De. Beau keek haar aan. „Pardon, madam, u
„Ik bedoel," antwoordde juffrouw Thane, „hij
zou toch bij sir Tristram in dienst komen
„r vergist u, juffrouw Thane," viel sir Tristram,
fronsend, haar in de rede.
„O, wat dom van me Maar u zei tegen Eustaeie,
dat u den butler van meneer Lavenham gevonden
had, weet u nog wel, en toen vroeg ze, of zijn ge
heugen
Snel zei Eustaeie „Ik hoop maar, dat ze niet veel
bij je ontvreemd hebben, Basil, 't Is altijd.
„Ik hoop het ook, nicht Maar laat juffrouw Thane
eerst uitspreken
Juffrouw Thane ving een donkeren blik van Eus
taeie op en stotterde „Och, 't had lieusch niets te
beteekenen Ik zou voor geen geld. ik bedoel, ik
zal me vergist hebbenIk heb twee dingen door elkaar
gehaald. M'n broer zegt altijd, dat ik een echt war
hoofd ben."
Sir Tristram zei, op zijn koele manier „Ik kan je
verzekeren, dat ik je butler niet bjj je weg zal halen,
Basil."
„Natuurlijk niet Ik had 't heelemaal mis zei
juffrouw Thane, begeerig om haar fout goed te
maken, ,,'t Was uw tegenwoordige butler ook niet,
meneer Lavenham, maar een, die vroeger bij u is ge
weest. Nu weet ik 't weer Zij keek van sir Tristram
naar Eustaeie en stamelde „Heb ik iets verkeerds
gezegd U hebt 't toch echt aan Eustaeie verteld
De vingers van den Beau omknelden zijn snuifdoos.
„0 ja Een vroegere butler van me Wou je hem in
dienst nemen, Tristram f"
„Ik heb er wel over gedacht," erkende Shield. ,.Je
hebt er toch geen bezwaar tegen
„Ik zou niet weten waarom," zei de Beau, met een
vreemd, vreugdeloos lachje. „Ik ben alleen bang, dat
hij je niet mee zal vallen."
„Misschien neem ik hem niet eens," zei sir Tris
tram en hij stapte snel op een ander onderwerp over.
De Beau bleef niet lang meer. Hij moest gauw
zien, of er iets gestolen was, en wat, zei hij. Al spoedig
nam hij afscheid van het gezelschap en reed weg.
Nauwelijks was hij vertrokken, of Eustaeie liet
zich in de armen van juffrouw Thane vallen en deelde
mede, dat zij deze haar harteloos gedrag van den af-
geloopen nacht vergaf. „Je hebt het prachtig gedaan,
Sarah Hij schrok er van, en ik geloof, dat hij echt
bang is."
„Dat was hij zeker," zei juffrouw Thane. „Hij
lachte niet eens meer. Wat zou hij nu doen, sir
Tristram
„Ik hoop, dat hij Oleghorn probeert te vinden en
hem tracht om te koopen. Als hij dat doet, hebben we
hem in onze macht. Maar zorg vooral, dat Ludovic
niet buiten komt En ik zal Nye waarschuwen, dat
hij uitkijkt, wie er binnenkomt."
„Ik krijg er nu al kippenvleesch van," zei juffrouw
Thane huiverend. „Ik herinner me opeens, dat die-
griezelige meneer de achterkamer voor Ludovic's
kamer aanziet. en 't is mijn kamer
„O maar," riep Eustaeie uit met een opgetogen
gezicht, „dat is prachtig 't Kon niet beter
KOSTE INHOUD VAN'T VOO HAFGAAN DE:
Sir Tristram Shield wordt aan het sterfbed geroepen
van z'n oudoom lord Sylvester Lavenham. Lord
Sylvester heeft zijn bezittingen aan zijn kleindochter
Eustaeie de Yauban vermaakt en wil haar, voor hij
sterft, met Tristram getrouwd zien. De Beau, eveneens
een achterneef van den lord, is ook op het kasteel
aanwezig. Lavenham'8 kleinzoon Ludovic, rle eigenlijke
opvolger van den lord, had destijds voor een speelschuld
zijn kostbaren talisman-ring als onderpand aan
Matthew Plunkelt gegeven. Kort nadien werd Plunkctt
in een bosch vermoordde prachtige, ring was ver
dwenen.'Ludovic werd van deze misdaad, verdacht en-
moest voor de politie, vluchten. Lord Sylvester sterft
plotseling. Eustaeie voelt niets voor een huwelijk met
Tristram. Ze vlucht en sluit zich aan bij 'n bende drank
smokkelaars, waarvan Ludovic het hoofd blijkt te zijn.
Tijdens een achtervolging wordt Ludovic door een der
kommiezen gewond. Ze vinden een veilig onderkomen
in een herberg en daar maakt Eustaeie kenn is met Sarah
Thane, die graag aan hun avonturen wil deelnemen.
Tristram heeft zijn nicht in gezelschap van Ludovic
teruggevonden. De Beau wordt ervan verdacht den ring
gestolen te hebben en dezen achter een geheim paneel
in een der vertrekken van de villa te bewaren. Eustaeie
en Sarah gaan hem bezoeken. Sarah veinst warme be
langstelling voor 't beeldhouwwerk in de bibliotheek. Met
behulp van Tristram tracht ze het paneel Ie ontdekken,
doch slaagt hierin niet. De Beau heeft Eustaciè het
hof gemaakt zij wil evenwel niets van hem weten.
Te zanten met Bundy, een dranksmokkelaar, dringt
Ludovic 's nachts de villa binnen. Zij worden evenwel,
nadat Ludovic het bewuste paneel ontdekt heeft, in
hun werkzaamheden gestoord. Er volgt een vecht
partij, waaraan Bundy en sir Tristram deelnemen.
Tjudovic. heeft den ring niet gevonden.
„Dat is een kwestie van opvatting," zei Sarah.
„Volgens mij kon 't wél beter."
„Maar Sarah Als Basil nil komt, om Ludovic te
vermoorden, vindt hij Ludovic niet, maar jou
„Dat bedoelde ik ook," zei juffrouw Thane.
„Is dat dan niet goed vroeg Eustaeie. „Je wou
Lud toch helpen Je wou toch avonturen beleven
„Jawel," antwoordde Sarali, „maar ik lieb nooit
gezegd, dat ik in mijn bed vermoord wou worden."
„Wat 'n onzin Hij vermoordt je natuurlijk niet
„Of hij moest de kans aan willen grijpen, om de
wereld te verlossen van een rateltong," zei sir Tris
tram met een ernst, die door den glans van zijn oogen
te niet werd gedaan. „Maar die risico zullen we moeten
wagen."
Juffrouw Thane keek hem aan. „Zei u we?" vroeg
ze met haperende stem.
Hij lachte. „Ja, ik zei we. Maar nu in vollen ernst,
juffrouw Thane ik geloof niet, dat er gevaar is.
Als u bahg bent, kunt u bij Eustaeie gaan slapen."
„Neen," zei juffrouw Thane, met liet gezicht van
iemand, die naar den martelpaal treedt. „Laat mijn
bloed maar op jullie hoofden neerkomen."
Zij sprak in scherts en dacht stellig niet meer aan
de kwestie, maar het gesprek had op den geest van
Eustaeie indruk gemaakt, en de rest van den dag had
zij geen rust, als zij Ludovic niet zag. Toen sir Tris
tram weg was en juffrouw Thane haar voorstelde, de
gewone morgenwandeling te gaan maken, weigerde
zij zoo beslist, dat juffrouw Thane niet aandrong,
maar met haar broer uitging, Eustaeie achterlatend,
om over Ludovic te waken als een kat over een jong
poesje.
Toen de dag ten avond neigde,werd Eustaeie steeds
banger. Zij meende telkens voetstappen te hoorei»,
toen de kaarsen aangestoken en de luiken dicht
waren er was een vreemde de herberg binnenge
drongen, vreesde zij. Er was vast iemand in huis,
zei ze tegen juffrouw Thane, iemand die zich ver
bolgen hield. en Nye moclit beweren wat- hij kon,
dat er niemand binnengekomen kon zijn, of liij zou
het gezien hebben - zij drong zoo lang aan, tot bij
alle hoeken en gaten ging nazoeken. Het was een oud
huis het hout kraakte ontzettend. Toen Eustaeie
voor de vijfde maal haar vinger opstak, om stilte te
vragen, opdat zij kon luisteren naar een gewaand ge
luid, zei juffrouw Thane „Als je zoo doorgaat, kan
ik geen oog dichtdoen vannacht. Wat is er nu weer
Er had wéér een plank gekraakt. Eustaeie luis
terde, hoorde niets meer ei» ging de gordijnen dicht
spelden, uit angst, dat iemand naar binnen zou
gluren, om naar Ludovic te zoeken.
Na zich vergewist te hebben, dat de ramen van
Ludovic's kamer goed vast zaten en dat zijn pistolen
geladen onder zijn kussen lagen, liet Eustaeie zich met
veel moeite overhalen, naar bed tc gaan. Ludovic om
vatte haar met zijn gezonden arm, kuste haar eu
lachte om haar vrees. Ernstig zei ze „Kan ik 't hel
pen, dat ik bang hen Ik hen echt hang, dat ik je
verlies, omdat ik zooveel van je houd Z»il je do deur
goed sluiten en de knippen er op doen V'
Hij legde zijn wang tegen haar haar. „Ik beloof
alles, lieveling Maak je mooie hoofdje maar niet moe
om mij. Dat ben ik niet waard."
„Voor mij wel."
„Had ik maar twee behoorlijke armen zuchtte
hij. „Weet je, dat- je met een echten mislukkeling
trouwt
„Dat weet ik zeker. Heb ik juist altijd gewild,"
antwoordde zij.
Op dit moment kwam juffrouw Thane de gang
door, een einde makend aan hun onderhoud. Zij was
't met Eustaeie volkomen eens, dat. Ludovic zijn deur
moest sluiten. Zij sloot de hare ook, zei ze. Zij bracht
Eustaeie naar haar kamer, bleef hij haar, tot zij onder
de wol lag, draaide de lamp neer, dekte het vuur af
en ging heen, zich afvragend, of er inderdaad iets te
vreezei» was, dan of alleen de verbeelding hun parten
speelde. Dit probleem hield haar eenigen tijd wakker,
maar na een paar uren van ingespannen luisteren
naar voetstappen viel zij éindelijk in slaap, gewiegd
door het eentonig rijzen en dalen van haar broeders
gesnork, dat over de gang heen tot haar kwam.
Om één uur hield dit plotseling op. De maan was
gestegen tot. een plek aan den hemel, vanwaar zij door
een kier tusschen de jaloezieën op het bed van sir
Hugh kon neergluren. Sir Hugh kou in zijn slaap niet.
het minste lielit velen. De zilveren straal maakte hem
wakker.
Hij begreep dadelijk, wat hem gewekt had, en mop
perend stond hij op en liep hij naar het raam. Een
ruk aan de koorden baatte niet veel sir Hugh keek,
met zijn slaperige oogen, en bemerkte, dat een plooi
van het lint was blijven haken, toen de jaloezie werd
neergelaten. „Leelijke slonzen foeterde hij en hij
deed het raam open om de jaloezie los te rukken.
Er woei een stevig windje een plotselinge krach
tige vlaag rukte hem het halve raam uit, de hand en
sloeg het wijd open. Hij boog zich naar buiten, om het
dicht te trekken, en toen zag hij, dat een der ramen
van de koffiekamer, vlak onder zijn slaapkamer,
eveneens wijd openstond. Hij vond het ongewoon en
ongewenscht, dat er 's nachts ramen openstonden
hij bleef een paar seconden kijken, met slaperige af
keuring, trok zijn hoofd naar binnen, draaide het
lampje op, dat naast zijn bed stond, en stak aan de
vlam een kaars aan. Geeuwend trok hij zijl» kamerjas
aan, toen nam hij de kaars en ging zacht, om zijn
liuisgenooten niet wakker te maken, zijr» kamer uit,
teneinde het verzuim van Nye goed te maken.
Hij liep langzaam de steile trap af, de kaarsvlam
beschermend tegen den tocht. Toen hij de bocht van
de trap omkwam, zag hij schijnsel van een licht, dat
echter plotseling gedoofd werd hij wist, dat er
iemand in de koffiekamer was.
Al was sir Hugh van nature traag, hij had evenzeer
van nature een hekel aan lieden, die niet booze plan
nen in andermans huis kwamen. Hij bereikte met
verbazingwekkende vlugheid dén voet van de trap,
hield de kaars omhoog en keek onderzoekend de
kamer rond.
Even daagde er een gedaante op uit de duisternis
vluchtig zag hij een man met een masker voor zijn
gezicht en een dolk in de hand, en de volgende secon
de was de kaai* hem uit de hand geslagen.