uotm <p& nu 15ct om£s. r ™"mi" Wat is dat beddegoed van jou toch altijd PRACHTIG WIT r Kt ONVERANDERD gew' Adel in de Iiolellicil 30 fnvvj?? It'J* >v-v „Ja, maar ik volg dan ook de enige juiste methode, om het dóór en dóór schoon te krijgen." „En ik dan: ik laat het goed 's nachts weken en de volgende morgen kook ik het met zeep. Is dat dan soms niet goed?" „Dat is de ouderwetse wasmanier. Zo krijg je het vuil, dat diep in het weelsel is gedrongen, er nooit uit. Daar heb je Radion voor nodig! Alleen het Radion-sop maakt het goed zo schoon, dat het werkelijk hagelwit wordt. En denk eens aan, hoe spotgoedkoop Radion nu is en dan nog een geschenkenboni" door Rttdi Rulescu Ons hotel is gelegen op ruim twee duizend meter hoogte in de Transsylvanische Alpen, dicht in de huurt van den Roode-Torenpas. Het biedt een verrukkelijk uitzicht op de omringende bergtoppen met hun eeuwig besneeuwde kruinen en wordt voornamelijk bezocht door toeristen, die in de eerste plaats rust zoeken. De ge schiedenis, die ik u ga verhalen, viel voor in het voorseizoen. Wij hadden slechts weinig gasten en van uiteenloopendfe standing en rijkdom. In de eerste plaats vermeld ik een zekeren mr. Rootli, een jongen Ameri- kaanschen inillionnair. Blasé van de Parijsche genoegens was hij naar Roeme nië gereisd, 0111 tot zichzelf te komen. De jonge graaf Wacsvar was een geheel ander type. Hij was van armen Hongaarscben adel, afkomstig van F.rlan, knap, rijzig en slank van uiterlijk en trotsch op zijn adellijke afkomst als een pauw op den luister van zijn veeren. Dat hij arm was, leidden wij af uit het feit, dat hij slechts een bescheiden kamer had gehuurd op de tweede verdieping, in weerwil waarvan hij zich gedroeg, alsof het hotel zijn voorvaderlijke burcht was. Op de tweede verdieping huisde ook een zekere professor Rudolf, een hoog leeraar in de physica aan de universiteit in Weenen. Hij was nog jong, volgens de gegevens in het gastenboek niet ouder dan achtendertig jaar, docli had zich reeds een beroemden naam ver worven met een handboek over atomen- leer. Het doel van zijn verblijf was zijn notities en gegevens te ordenen voor de samenstelling van een nieuw geleerd werk, waarvoor hij rust en afzondering noodig had. Onze vierde gast was Marinoe, '11 ma chinist van de Roemeensclie spoorwegen. Feitelijk viel hij te beschouwen als een vreemde eend in de bijt. Negen maanden geleden had hjj een spoorwegongeluk meegemaakt en behalve een paar ern stige verwondingen ook een zenuwschok opgeloopen. Zijn wonden waren genezen in het ziekenhuis in llermaiinstadt, doch tot volledig herstel van gezond heid was hij op kosten van een liefda- digheidsvereeniging voor vier weken naar de bergen gezonden. Hij liep reeds tegen de vijftig, was gehuwd en een even bescheiden als gemoedelijke baas. Onze vijfde gast ten slotte was een jonge Engelsche ingenieur. Hij heette John Emery, was werkzaam bij de Roemeensclie petroleum maatschappij, sportief aangelegd en een geestdriftig bergbeklimmer. Het vorige jaar had den wij hem ook onder onze gasten ge teld en daarom wisten we, dat hij zich uitsluitend hier bevond 0111 van een korte voorjaarsvacantie te genieten. Dit was het heterogene gezelschap, dat bij ons zijn intrek had genomen. Op den dag ging elk van de gasten zijn eigen weg en zij zagen elkander alleen even aan het ontbijt en aan de lunch, 's Avonds was dat echter anders. Omstreeks zes uur verzamelden allen zich in de kleine lial, 0111 vóór het diner, dat om zeven uur geserveerd werd, even uit te rusten of een aperitief te gebruiken. Zelfs in dit miniatuur-wereldje liet het standsverschil zich niet wegcijferen. Graaf Wacsvar zat altijd alleen en troonde hoog boven de anderen uit. Soms verwaardigde hij zich het woord te richten tot mr. Itooth, die hem op zijn beurt behandelde met de hautaine onverschilligheid van den inillionnair, voor wien een verguld kroontje en een blikken blazoen niet meer waarde heb ben dan oud roest. Overigens trokken zij een zelfde hooghartige gedragslijn tegenover de anderen hoogstens maakten zij terloops een praatje niet den professor over hét weer. Mr. John Emery en mr. Marinoe bestonden een voudig niet voor hen. De professor en de ingenieur zaten gewoonlijk in de hal hij elkander. Soms betrokken zij ook den machinist in het gesprek, maar deze scheen zich niet goed thuis te voelen in het gezélschap van die geleerde lieeren. Meestal zat hij bescheiden in een hoekje, dronk slechts een klein glaasje port voor het diner en wees vriendelijk maar beslist een tweede af, dat de beide anderen hem wel eens offreerden. Dit wereldje werd plotseling tot in zijn grondvesten geschokt door de ver schijning van een nieuwe gast. Het was een oude bekende van het hotel, mademoiselle Viola Couturier, de doch ter van een Farijschen modekoning. Mademoiselle Couturier was tweeën twintig jaar oud en een werkelijk vol maakte schoonheid, die zooveel, te bekoorlijker was, wijl zij vrij was van elk gekunsteld effect- Bij haar eerste verschijning in de hotelhal zette mademoiselle Couturier ons wereldje in vuur en vlam. Zij was 's middags aangekomen en had evenals mr. Rootli, onze inillionnair, een heele suite gehuurd. Tegen liet diner kwam zij naar beneden, gekleed in een schitte rende avondjapon en getooid met een parelsnoer, dat een kapitaal moest vertegenwoordigen. Zonder veel plicht plegingen liet zij zich door den maitre van het hotel aan alle gasten voorstellen te beginnen met mr. Itooth en eindi gend bij den eenvoudigen mr. Marinoe, den machinist. Vanaf hetzelfde oogen- blik bracht zij een soort revolutie in het gezelschap te weeg. Mr. Rooth en graaf Wacsvar verbroederden zich met elkander en tevens met den professor, wijl zij ook hem in de conversatie be trok. Dit deed zij trouwens ook mr. John Emery en mr. Marinoe, maar de eerste kreeg slechts zelden gelegen heid iets te zeggen en de laatste bepaalde zich meest tot een verlegen lachen. In den loop der volgende dagen namen de onderlinge verhoudingen weer een geheel ander aspect aan. Het was over duidelijk dat onze inillionnair hevig verliefd was op de bekoorlijke Framjaise en graaf Wacsvar zeker niet minder. Zij staken elkander de loef af om mademoiselle Couturier aangenaam be zig te houden en zelfs professor Rudolf waagde zich aan een korten bergtocht, 0111 in haar gezelschap te kunnen zijn. Maar intusschen sleet het schoone ge voel van verbroedering en begon de jaloezie althans drie onzer gasten parten te spelen. Graaf Wacsvar, mr. Rooth en professor Rudolf ontweken elkander angstvallig en namen alle gelegenheden te baat, 0111 zich in het oog van made moiselle Couturier verdienstelijk te maken. Mr. Marinoe hield zich geheel afzijdig, maar J0I111 Einerv ontkwam evenmin aan de bekoring, die van liet mooie meisje uitging. Alleen liep hij er niet openlijk mee te koop, doch. de zijdelingsche blik, waarmee hij haar gadesloeg, als zij met. de anderen in de hal in gesprek was; verried duidelijk welk een diepen indruk zij op hem had gemaakt. Mademoiselle Couturier gedroeg zich intusschen, alsof zij de verborgen adoratie in al die vriendelijkheden niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 30