K'3* Eet gas perst de wanden van den Tjerimai uit elkaar. Ér vormt zich allengs een nieuwe krater. SALAM PETOLA. De foto's op deze bladzijden zijn luchtopnamen van de K.N.I.L.M. en splijten haar in tal van losse blok ken, die in den vorm van lava-lawinen langs den drieduizend meter hoogen bergrug naar beneden rollen. De kale asch- en puinkop van den Merapi, onaf gebroken rookpluimen uitpuffend, tee kent zich scherp tegen het hemelblauw af. Maar nóg imposanter is de aanblik van den vulkaan in de duisternis. Wan neer de gloeiende lavablokken als vuur ballen langs de hellingen suizen Bij erupties komt het nogal eens voor, dat de top van den berg eenvoudig uit elkaar geslagen wordt. Daardoor ont staat er een nieuwe krater, die echter zoo'n kolossalen omvang heeft, dat de geologen van een „caldera" spreken, hetgeen in 't Spaansch „ketel" betee- kent. Zoo liggen de kraters van den Bromo en den Widodaren in de caldera van het beroemde TenggergebergteRond de kruinen van deze vulkanen strekt zich een barre zandvlakte uit, die zich wonderlijk aflijnt tegen het smaragd-groene loover der tjemara's en casuarinen. Die woestijn wordt dan ook terecht de Zandzee genoemd. In de Zandzee verheft zich nog een derde krater de Batok. Door zijn merkwaardig zuiveren kegelvorm en de talrijke groeven en spleten in zijn wanden trekt hij terstond de aandacht. De namen van deze drie bergen zijn ontleend aan een oude legende, dateerend uit den tijd van de Hin- doe-overheersohing Vele, vele eeuwen geleden, na de laatste uitbarsting van de Dasar (Zandzee), zoo vertelt de legende, stuurde Brahma drie reuzen naar den krater, om lava en puin netjes op te ruimen. „Hoopt alles opeen met jullie batoks (halve klapperdop)," beval de mach tige god. „Hij, die den hoogsten berg maakt, wordt opgenomen in den godenhemel. Maar denk er aan, dat de bergen een fraaien spitsen kegel moeten hebben „Uw wil geschiede, o groote Brahma," zeiden de drie reuzen en zij begonnen met hun batoks al den rommel, dien de Dasar had uitgespuwd, op te tassen. Twee der reuzen werkten stevig door, doch de der de was een treuzel. Men kreeg den indruk, dat zijn batok veel zwaarder was dan die van zijn metgezel len Weldra begon 't werk hem de keel uit te hangen. De luiaard strekte zich naast zijn kleinen berg uit, sloot de oogen en sliep meteen in. Want hij was een bolleboos in het slapen En hij snurkte zoo luid, dat de krokodillen in de modder kropen van angst. Na een tijdje werd hij echter gewekt door de don derende stem van Brahma. „Sta op, luiaard," beval de god. „Jouw berg is nog lang niet hoog genoeg. Hij heeft zelfs geen top Zie eens naar de twee fraaie bergen van je makkers. Zij zullen beiden in den godenhemel opgenomen worden. Kom, neem je batok weer op en werk vlug door Maar de vadsige reus voelde daar niets voor. Hij vond, dat hij voor zijn doen hard genoeg had ge werkt. Brahma trekt de anderen voor, dacht hij bij zichzelf. Grimmig smakte hij zijn batok op zijn on- voltooiden berg en grom de „Ik werk niet meer. Mijn berg is hoog genoeg Toen werd Brahma ver vuld van toorn. „Durf je mij te weer streven V' bulderde hij. „Ik zal je niet toelaten in den godenhemel, luiaard Van dit moment af zul je je verdere leven slijten in een van de schoone bergen, gewrocht door je makkers, en zij zullen heeten Brahma (Bromo) en Widodarèn 1" Zoo geschiedde het Sindsdien verblijft de weer spannige reus in den Bromo en de door hem opgewor pen berg draagt thans nog den naam „Batok", omdat hij een batok (halven klapperdop) als top kreeg Alles op dit ondermaanse is vergankelijk Zelfs het vulkanisme sterft op den duur, met het afnemen der temperatuur van het magma. Een voorbeeld van een stervenden vulkaan is de Papandajan, een van de vele bergen in de Preanger. Sinds 1772 is de Papandajan nog altijd bezig zijn laatsten adem uit te blazen. De geoloog noemt dien adem „solfataren" (zwaveldampen), wat inderdaad heel geleerd klinkt. Op een grooten afstand zien de kraters van den Papandajan er hoogst onschuldig uit. „Laat u niet misleiden," waarschuwt de eenvoudige dessaman uit die streek. „In den top van den Papandajan woont Krakatau er uit als een spleet van een zwart masker. een grooten afstand zien de kraters van den Papandajan er hoogst onschuldig uit. een booze berggeest. Hij heerscht als een despoot over een horde van gedrochtelijke dwergen, die vroeger menschen zijn geweestIn hun aardsch bestaan waren zij groote zondaars. Zij verbitterden vooral het leven van hun ouders, grootouders en andere oude lieden. Op een dag had een wijze grijsaard him voor speld, dat zij voor hun euveldaden zouden boeten „Gij, die den ouderdom niet eert, zult ondraaglijke pijnen lijden in het hiernamaals 1" De voorspelling kwam uitToen die groote zon daars stierven, verhuisden hun zielen, die door de goden in wanstaltige dwergen waren veranderd, naar den top van den Papandajan Daar werden ZÜ gegrepen door een monsterachtigen berggeest, die hen in het binnenste van den vulkaan smakte, waar het eeuwige vuur brandtEn zij ondergingen onbeschrijfelijke folteringen." „Zijn deze zielen voor eeuwig gedoemd daar te verblijven V' „Neen De Javaan wijst op een helder beekje, aan de zijde, waar de kraterwand van den Pa pandajan eeuwen geleden door een geweldige uitbarsting werd weggeslagen. „Allah ontfermt zich óók over deze zielen," zegt hij „Als zij lang genoeg voor hun wandaden hebben geboet daalt een afgezant neer op den top van den vulkaan. Deze afgezant dom pelt de zielen zoo diep in 't zuivere water van 't beekje, dat zij gereinigd worden van alle zon den. En dan voert hij ze met zich mee naar het oord van hemelsche gelukzaligheid. Is het niet merkwaardig, dat het begrip van boete en loutering, voor begane misdaden, zooals wij dit kennen, in deze oude Javaansche overlevering jigt vervat

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 3