EEN
In Mei legt elk vogeltje
't Is zoo jammer dat die prachtig-mooie Vlaamsche gaai zooveel jonge vogeltjes aan haar
jongen voert.
Toen we nog jongens waren en op onze vrije
dagen door de velden trokken met een on
gecultiveerde natuurliefde, toen zochten we
vogeltjes en we vónden ze, want geen die de kunst
beter verstaan dan het opgroeiende geslacht op het
platteland. En nu zoeken we nog de nesten van
groote en kleine gevederde vrienden, al is het nu met
edeler bedoelingen dan in de dagen der „hebbelijke"
jeugd, 't Werd ons nimmer voorgehouden, dat we
er meer plezier aan beleven zouden, als we zoo'n
vogelhuishouden eens bekeken in zijn dagelijksch
doen en laten, dan door de kleurige
eieren mee te nemen en de leege
doppen tot lange risten te rijgen,
als een soort tropeeën verzameling
waar we trotsch op waren. Want,
daar leefde een sterke rivaliteit
onder de blonde knapen En elk
legsel had zijn historie, waar het
gehaald was en hoe ze die of die
te glad af waren geweest. Met
levensgevaar werd de collectie
Patrijzennest met eieren. De achttien stuks beloven een prachtig gezin.
Enkele minuten oud: op
van de eerste inspanning in
zijn leven, moet, het „op adem
komen"
Dit kranig zevental trekt vol jongen moed de wijde wereld in.
volledig gemaakt, en ook de gewoonste exemplaren,
zooals van een alledaagsche ekster, werden met
trots aangewezen, als ze maar de prijs waren van
een heldendaad, de moest vooral nooit zeggen, dat
een ekster te gevaarlijk woonde te „dun" heette
het dan en dat daar niemand bij kon. Dat kon
geen echte klimmer op zich laten zitten en uit de
hoogste en wankelste toppen dér wuivende popu
lieren kwamen ze naar beneden En hoe vaak we
ook we moeten het nu bekennen met schen-
nende hand en weinig ware liefde bij de mooie
nesten stonden, zoo goed in de jaren der onbe
zonnen en dikwijls zoo ongewild-wreede jeugd als
in de latere jaren van ernstige studie, nooit zijn
we ontkomen aan dat wondere gevoel van een
vreemde emotie bij het vinden van die kleine wiegjes,
waarin een nieuw leven opgesloten zit.
Leventjes, die door vader en moeder zoo zorg
vuldig gekoesterd worden, als ze in voorbeeldige
trouw de lange dagen verdroomen op het nest, van
het optrekken der wazige nevels, totdat de zon rood
en groot, achter de verre boonien verzinkt. Pin als het
wijfje slaapt op de schatten, diep ineengedoken,
houdt zijn zwarte silhouet tegen den grauwen nacht
hemel de wacht.
Vele vogels beginnen te broeden, als het loof der
hoornen nog lichtgroen is en ijl. dan is het uitzicht
door de open kronen, die slechts bottende knop
pen dragen, nog vrij over akker en land. Maar als het
jonge leven in de schaal ontwikkeld is, dan is ook
alles daarbuiten tot zomer-
sche volheid gegroeid en
hoornen en struiken nemen
het verre uitzicht weg en
brengen daarmee een sfeer
van innigheid, de verwach
ting van het stille geluk,
dat komen gaat. Als moe
dertje dan telkens weer
onrustig opstaat, om 011-
noodig iets aan de eieren
te schikken en aandachtig
luistert naar het zachte
piepen, dat door de haar
fijne scheur komt, die zigzag
over een der eieren loopt,
dan weten we, dat nu spoe
dig het eerste leven zal ge
boren zijn. Het morrelend
snavelpuntje daarbinnen
deukt de schaal iets naar
buiten, het eerste schil
fertje breekt er af, het
gaatje wordt grooter en de