ROND KLEEDJE Sierlijk in stermotief Een gehaakte GORDIJNENRAND met rozenmotief 36 jL midden OPZET RAND: 151 LOSSEN Verklaring der teekens van het gebreide kleedje: O omslaan-f l recht A den eersten steek afhalen, den volgenden steek breien en den afgehaalden steek over den gebreiden steek halen/IS den eersten steek afhalen, de 2 daarop volgende steken te zamen breien en den afgehaalden steek over de te zamen ge breide steken halen; X den eersten steek op een hulpnaald nemen, den volgenden steek recht breien en daarna den steek van de hulpnaald recht breien A 2 steken recht te zamen breien1 steek recht verdraaid breien Nk' uit 1 steek 3 steken breien. De cijfers geven de loeren aan. Nog altijd zijn zulke aardige kleedjes in kunstbrei werk, waarvan onze afbeelding u een voorbeeld laat zien, in trek en geen wonder, want we kunnen ze voor allerlei doeleinden gebruiken. Het materiaal voor dit kleedje bestaat uit fijn haakgaren of kunstzijde. We breien met dunne of dikkere naalden naar gelang van het materiaal dat we wenschen te ge bruiken en de grootte waarop we bet kleedje willen maken. Het kleedje wordt geheel volgens bijgaand telpatroou gebreid. We zetten 8 steken op 4 naalden in de rondte op en beginnen dan bij den len toer, waarvoor volgens telpatroon gebreid moet worden telkens afwisse lend omslaan en 1 recht. De 2e toer en alle volgende even toeren worden recht gebreid, waarbij iedere om slag ook als een rechte steek gebreid moet worden. 3e toer: telkens afwisselend omslaan en 2 recht. 4e toer recht enz. (zie telpatroon). Ieder patroontje, dat op het telpatroon staat aangegeven, wordt bij iederen toer telkens 8 maal in de rondte herhaald. De verschillende teekens, die in het telpatroon staan aangegeven, duiden de verschillende steken aan, die bij het breien moeten worden toegepast. Ten slotte willen wij u er nog even op attent ma ken, dat alle open, witte vakjes tussclien de steken geen beteekenis hebben, zoodat deze gewoon kunnen overgeslagen worden. Fijne tule is het meest geschikte materiaal, dat bij dezen geliaakten rand met de lange zijden franjes zal passen, want nemen we een grove of onregelmatig geweven vitrage-soort, dan wordt het geheel overladen en druk en zal het effect zeker niet mooi zijn. Twee motieven zijn pl.m. 50 cm. breed de rand op zijn smalst is 26 cm. breed. Om de juiste maten te verkrijgen, kunnen we het beste eenige toeren haken en deze meten, waarna we dan de geheele breedte kunnen berekenen. 7Iet materiaal, dat voor ons model werd gebruikt, bestond uit 75 gram fijne, getwijnde liaakzijde (voor 2 motieven met franjes) en een haaknaald nr. 9. Hei haakwerk bestaat uit patronen in filet- en tulehaakwerk en wordt in heen- en teruggaande toeren uitgevoerd. We beginnen onderaan bij den smalsten kant met een opzetrand van 151 lossen en haken volgens bijgaand telpatroon. Ieder verticaal streepje stelt een stokje voor ieder horizontaal streepje, dat twee verticale streepjes verbindt, stelt ofwel 2 (voor een vierkant hokje) ofwel 5 lossen (voor een rechthoekig hokje) voor. Voor ieder vierkantje waarin 2 verticale streepjes staan haken we in plaats van de 2 lossen 2 stokjes, waardoor de rozen en overige mo tieven met dicht patroon worden gevormd. Het le stokje van een nieuwen toer bij een rij, die niet uitspringt, wordt door 3 lossen vervangen. Moet er bij het begin van een toer 1 vierkantje worden bij gemaakt, dan haken we hiervoor op het einde van den voorgaanden toer 7 lossen, keeren het werk om en haken 1 stokje boven het le stokje van den vorigen toer. Komen we op het einde van een toer, die uitspringt, steken tekort om een nieuw vier kantje te vormen, dan haken we eerst 2 lossen en vervolgens 1 dubbel stokje in het onderste lusje van het stokje van den voorgaan den toer. Hebben we de grootste breedte van het kleed bereikt en moeten er vierkantjes worden geminderd, dan slaan we deze met kettingsteken over aan het be gin van een toer of laten ze op het einde van den toer gewoon staan en keeren het werk om. Het haakwerk wordt, wanneer het af is, door wat suikerwater gehaald en daarna nog vochtig in den vereischten vorm op een wit laken gespannen. Is de rand volkomen droog, dan hechten we hem met onzichtbare steken op de stof en knippen de tule of andere gordijnenstof, die we gebruiken willen, daarna pas weg, waarbij er nog een smal randje moet overblijven, dat tegengezoomd moet worden. In den ondersten rand worden 18 cm. lange franjes geknoopt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 36