VLOTTE SPENCER
VAN WIT LINNEN
THEEKLEED OF TUINTAFELKLEED
WAT JONGE MEISJES IN DEN ZOMER DRAGEN
A voorpand. B pouffemouwtje. C deel van het rugpand. D deel van het rugpand. E schootje.
F glad mouwtje. G manchetje.
Ook weer voor dezen zomer heeft de mode die
aardige wit geborduurde spencers getolereerd,
hetgeen een teeken is, dat deze gezellige
dracht door de meeste vrouwen en jonge meisjes
zeer op prijs wordt gesteld.
En geen wonder, want niet alleen kleeden die wit
geborduurde blouses leuk, maar ze zijn ook ijzer-
sterk en goed waschbaar, zoodat ze voor een fiets
tocht of wandeltocht wel bijzonder ideaal genoemd
mogen worden. Voor de spencer van onze afbeel
ding heeft men noodig plm. 1.50-m. wit linnen of
halflinnen van 80 cm. breed.
Het knippatroon van de spencer bestaat uit twee
voorpanden, drie gedeelten voor het rugpand, een
geplooid schootje en een mouwtje, dat glad kan ge
nomen worden of ook wel als pouffemouwtje kan
worden ingezet.
Van beide soorten mouwtjes geven wij het knip
patroon.
Nadat de blouse in elkaar genaaid is, waarbij links
en rechts onderaan in de beide voorpanden figuur
plooitjes zijn genaaid, gaat men het borduurwerk
op het linnen aanbrengen.
Daartoe zet men op het linnen op telkens gelijke
afstanden volgens het voorbeeld van onze afbeelding
kleine puntjes, die aangeven, waar een motiefje
moet geborduurd worden.
Deze motiefjes bestaan uit kruissteekjes en worden
met behulp van bijgaand telpatroon op het linnen
aangebracht.
Heeft men tamelijk grof linnen, dan kan men de
draden aftellen is het linnen wat fijn,
dan rijgt men telkens kleine stukjes
stramien op de stof en borduurt liier-
overheen de kruisjes, waarna de draden
van het stramien later onder de kruis
jes worden weggetrokken. Het kruis
steekborduurwerk wordt in twee tinten
gehouden, b.v. blauw met rood blauw
met geel rood met groen rood met
geeldonker zalmkleur met blauw rose
met blauw, enz.
Het hartje der bloempjes, dat uit
vier kruisjes bestaat, wordt b.v. rood
gewerkt, de kruisjes daaromheen blauw
en de vier kruisjes, die dan nog aan den
buitenkant eenigszins los van het motief
staan, borduurt men weer met rood
garen. Het randje wordt afwisselend
met een streepje blauw en een streepje
rood geborduurd of kan ook geheel in één
tint worden gehouden. Als borduurmate-
riaal wordt voor het blousje wascheclite
gekleurde katoen of splijtzijde gekozen.
Is het borduurwerk af, dan strijkt men
het op den verkeerden kant en zet er
vervolgens de beenen knoopen aan, die
in een der tinten van het borduurgaren
gekozen zijn. De blouse sluit met druk
knoopjes of met knoopen en knoopsgaten.
96 cm.
BOVENWIJDTE
Kruissteekmotief voor de spencer.
NOG EEN HANDWERKJE MET KRUISSTEEKPATROONTJES
Heel eenvoudig en toch lieel fijntjes is dit kleed van
wit voile of glasbatist, dat men op iedere gewenschte
grootte kan maken en waarvoor witte voile of wit
glasbatist als materiaal wordt gekozen.
Als borduurmaterial kiest men perlégaren in drie
tinten rose en twee tinten groen. In plaats van drie
verschillende tinten rose en twee verschillende
tinten groen kan men ook gemêleerd rose en groen
perlégaren nemen.
De kleine bloemmotiefjes worden, op telkens een
afstand van 12 cm. van elkaar, op het voile of batist
geteekend ook kunnen ze losjes over de stof ver
deeld worden. Dit opteekenen doet men met behulp
van carbonpapier en het gegeven patroon op ware
grootte, waarbij men er op moet letten, dat de kruisjes
zooveel mogelijk gelijk loopen met de richting der
weefseldraden. Ook kan men telkens een stukje fijn
stramien op de stof rijgen, hieroverheen de kruisjes
werken en dan later «1e draden van het stramien
uittrekken. De bloemmotiefjes worden telkens in een
<1 lichtrose
X rose (middel)
donkerrose
I lichtgroen
-j- donkergroen
anderen stand op het kleed gewerkt daardoor
bereikt men een fraaier effect. De verschillende
teekeus van het motiefje geven de kleuren aan, die
moeten worden toegepast.
Ten slotte wordt in de randen van het kleed een
smal rolzoompje geregen. Dan haakt men deze randen
om met groen perlégaren en wel als volgt
le toer: 1 vaste om het rolzoompje, 1 losse. Vanaf
het begin herhalen. Bij de hoeken haakt men 3 vasten
naast elkaar.
2e toer: telkens afwisselend 1 vaste om de losse
van deii vorigen toer en 1 losse.
'De servetjes zijn plm. 25x25 cm. groot. In één
hoek der servetjes wordt telkens een motiefje gewerkt,
terwijl de randen met 1 toer (groen perlégaren) in
afwisselend 1 vaste, 1 losse worden omgehaakt.
Het kleed en de servetjes worden aan den ver
keerden kant gestreken.
Behalve voor dit kleed zijn de motiefjes ook zeer
goed voor een kinderjurkje te gebruiken.