ROODE RUSLAND
25"
Het avontuurlijke en romantische leven van
een Britsehen spion in het
De geschiedenis van
J SIR RAUL DUKES
2
22
Den vijand op een
dwaalspoor brengen be
hoort tot de taak van den
strijder. Ik was waar
nemer en rapporteur ge
weestdrie jaar lang nu werd ik
eindelijk soldaat maar die alleen
moest vechten, en die geen ander
wapen had dan zijn schranderheid! Ja, ik zou
mijn taak vervullen zoo goed als ik kon. In
Vlaanderen dienden honderdduizenden van mijn
landgenooten ook ik moest dienen, door sys
tematisch een rol te spelen en de inlichtingen
betreffende den vijand te bemachtigen, die mijn
chefs vroegen.
Met een blij hart steeg ik den volgenden dag op
naar 't daklabyrint. Een tweede jongedame
geleidde me, en liet me bij den kolonel binnen.
Hij scheen als vanzelfsprekend te beschouwen,
dat ik den post aannam. Mijn talenten lagen meer
aan den politieken en algemeenen dan aan den
militairen kant, zei hij, dus zou bij me naar het
hoofd der politieke afdeeling brengen die zou me
verder inlichten. Ik ging met hem naar beneden,
naar een grooter, goed gemeubeld vertrek binnen het
gebouw zelfdaar zat het hoofd der politieke
afdeeling aan zijn bureau.
Ik heb nooit verlof gekregen, den naam van
die voorname persoonlijkheid te noemen, dus kan ik
het ook nu niet doen. Na zijn dood echter, enkele
jaren later, werden zijn prestaties in den dienst des
lands ten hoogste geprezen.
Hij was een dergenen, die den Britschen Geheimen
Dienst op zijn hooge peil van stiptheid en betrouw
baarheid hebben gebracht, die er 'n uitstekenden
bondgenoot en een voorwerp van de grootste waar
deering van maakten voor onze vrienden, een voor
werp van ontzag en vrees voor onze tegenstanders en
voor alle buitenlandsche intriganten.
Hij was in den omgang zeer eenvoudig, rustig en
hartelijk. Ik voelde me aanstonds op mijn gemak bij
hem.
„Als ik u kort heb uiteengezet, wat we wenschen,"
zei hij, „zal ik u voorstellen aan eh. den Chef."
Ik moest bericht geven, zei hij, over den toestand
in 't algemeen, en speciaal over veranderingen van
politiek, de houding der bevolking, zaken van leger
en vloot, welke mogelijkheden er bestonden voor een
verandering van bewind, en welke rol Duitschland
speelde. Ik moest zelf maar eens zien, hoe ik het land
weer binnen wou komen, welken dekmantel ik aan
zou nemen, en hoe ik mijn berichten dacht te ver
zenden.
Hij sprak zijn inzich
ten over Rusland uit, en
noemde namen van 'n paar
Engelschen, met wie ik in
relatie zou kunnen komen.
Eindelijk zei hij: „Ik zal
zien, of de Chef vrij is. Ik
ben zoo terug."
Ik stond op om de schil
derijen aan de muren en de
boeken op de planken te
bekijken. De eigenaar was
blijkbaarverzamelaaf.Puur
door mijn belangstelling
voor boeken bewogen nam
ik een paar deelen in han
den om de banden en de
illustraties te bekijken.
Er was o.a. een complete
Thackeray in groen leer.
Toen ik Henry Desmond
van de plank nam bleek
het geen boek te zijn, maar
een doos, al was het van
buiten onmogelijk van de
andere deelen te onder
scheiden. Ik wou het gauw
weer terugzetten, maar
toevallig laakte mijn vin
ger 'n veer, het deksel ging
open en er vielen een paar
vellen papier op den grond.
Jj ll i j R
voormalig chef van den
Britschen geheimen dienst
in Sovjet-Rusland
Sir J'aid Dukes inz'n vermomming van .Sergei Ilitsj
Ik raapte ze op en zag 't
briefhoofd Kriegsmin iste-
rium Berlin, met fijn
Duitsch schrift er onder.
Ik voelde me erg schul
dig en verlegen 't was
mijn bedoeling niet geweest, te „spion-
neeren" zou ik moeten bekennen,
dat ik „heel toevallig...."? Ik had
het schijnboek echter juist weer op zijn plaats,
toen het hoofd der afdeeling binnenkwam.
„De. Chef is er niet," zei hij, „maar u kunt hem
morgen spreken. Stelt u belang in boeken?" ging
hij voort, want ik keek nog naar de planken. „Ik
verzamel ze. Hier heb ik een aardig oud werk over
Richelieu. op Charing Cross Road gekocht voor
een shilling!" Het bedoelde werk stond vlak boven
den schijnbaren Henry Desmond. Ik pakte het voor
zichtig, iets bijzonders verwachtend, maar 't was een
oud duf ding in 't Fransch, vuil en gescheurd. Ik deed
of ik het interessant vond.
„Verder is er niet veel bijzonders bij," zei hij.
„Enfin, tot ziens dus. Komt u morgen maar."
Ik was benieuws, wie „de Chef" zou zijn en hoe hij
er uit zou zien. De jongedame bracht me met een
raadselachtig lachje naar de lift. Ik ging den volgen
den nacht terug. Ik had gepeinsd, hoe ik Rusland
weer binnen moest komen, maar niets gevonden. Ik
kon haast niet nadenken mijn geest ging totaal op
in de geheimen van het daklabyrint.
Ik werd in dezelfde kamer gelaten. Onwillekeurig
keek ik naar de boekenplanken. Mijn leermeester was
in een joviale bui.
,,l* stelt belang in mijn collectie, zie ik," zei hij.
„Mooie Thackeray-uitgave, vindt u niet?" Mijn hart,
gaf een sprong. „Als u eens kijken wilt.
Zijn gezicht bleef effen. Waarschijnlijk wou hij me
inwijden in de geheimen van zijn afdeeling! Ik stond
snel op en nam natuurlijk het nagemaakte boek
dat dacht ik ten minste. Het stond precies op dezelfde
plaats als den vorigen dag. Tot mijn verbazing ging
het gewoon open het was inderdaad een boek! Ik
stond de plank aan te gapen. Een tweede Henry
Desmond was er niet. Vlak boven de leege plek stond
nog het boek over Richelieu. Had ik die doos van
den vorigen dag dan gedroomd? Had men mij be
gluurd, toen ik alleen in de kamer was? En zou mijn
volkomen natuurlijke nieuwsgierigheid goed- of af
gekeurd worden? Was het schijnboek werkelijk een
bergplaats voor geheime papieren? Of was het een
schijnboek, daar neergezet om spieders te mis
leiden? Waren er nog meer sehijnboeken? Scholen
er nog meer mysteries in die boeken en platen? Al die
vragen schoten door mijn brein. Werden ze nooit
beantwoord? Misschien maar al mocht ik de
antwoorden geven, ik zou me toch liever den over
ledene waardig toonen,
die zelf zoo uitmuntte,
doordat hij kon .„zwijgen
als het graf".
Ik zette het boek weer
weg en trachtte gewoon te
kijken, maar voelde me
onbeschrijfelijk onnoozel.
Het gezicht van mijn min-
zamen gastheer stond nog
onbewogen, ietwat ver
veeld zelfs.
,"Heel mooie uitgave,"
herhaalde hij. „Zullen we
nu maar eens naar eh.
den Chef gaan?"
Ik mompelde toestem
mend en volgde. "We gingen
door een warnet van gan
gen en trappen, 't leek me
dat we in een kringetje
ronddraaiden, en toen ik
eindelijk een groot vertrek
betrad het heiligdom
van „eh. den Chef"
had ik zoo'n idee, dat we
vlak boven die andere ka
mer waren.
Ik voelde me lang niet
Russische cavaleristen op
een nachtelijken patrouille-
tocht.