29 Een keer was hij juist tijdens zoo'n familiebijeen komst jarig en zijn neven hadden hem een tuinslang cadeau gegeven. Den volgenden morgen was hij die aan 't proboeren, toen hij koning Osear van Zweden gewaar werd, in gekleede jas en met hoogen hoed. Hij kwam het tuinpad opgewandeld in gezelschap van den koning van Denemarken. De bekoring bleek den czaar te sterk en hij hield de tuinslang in do richting van koning Oscar, die weldra van top tot teen druipnat was. De prins van Wales, die uit een dor vensters stond te kijken, schaterde van 't lachen, maar koning Oscar kon den humor van het geval niet waardeeren. Hoewel de czaar zijn excuses aanbood, heeft de koning het hem nooit heelemaal vergeven. „En ik ben de keizer van Cliina" de paleisdeur was een nieuwe schildwacht gekomen, 'n jonge kerel van 't platteland. Hij had instructies ontvangen niemand binnen te laten en hij hield zich er scherp aan. Toen de koning van een wande ling door den tuin terugkeerde en naar binnen wou gaan, werd hij door den schildwacht weggesnauwd. „Maar ik woon hier. Ik ben de koning." „Dat kan iedereen wel beweren. In ieder geval, maak dat je weg komt of ik gebruik geweld." Gelukkig kwam er op dat oogenblik een adjudant aan en kon de koning zijn eigen woning binnen gaan Het democratische Athene Czaar Alexander III van ,,oom Sarha"die zilveren breken en ook 'n ervaren Kuslandde oersterke lepels met de hand kon tuinman bleek te zijn. Het slot Prederiksburg, waar deze familiebijeen komsten meestal gehouden werden, was omgeven door prachtige tuinen, die op een bepaalden dag van de week voor het publiek waren openge steld. Daar de parken zeer uitgestrekt waren, gebeurde het herhaalde lijk, dat de bezoekers in 't labyrint van paden verdwaald raakten. Op een middag liepen mijn vader, de keizer van Rusland en de prins van Wales daar te wandelen, toen zij werden aange sproken door een man, die. hen vroeg hem den uit gang te wijzen. Zij verge zelden hem heelemaal tot aan den uitgang, onder- wijlop gemoedelijken toon met hem sprekend over koetjes en kalfjes. De Duitsche keizer Wilhelm II, die bij Toen zij ten laatste bij zijn vaeanties op Corjoe de bevolking de toegangspoort afscheid steeds kramerijen, zooals bont-gekleurde namen, sprak de vreem- zeepeieren, cadeau gaf. deling zijn dank uit. „De wandeling is mij in uw gezelschap uitstekend bevallen, heeren, en ik hoop, dat wij elkaar nog eens zullen ontmoeten. Mag ik misschien uw namen weten?" „Natuurlijk," zei mijn vader. „Ik ben de koning van Griekenland, dit is de prins van Wales en dit is de keizer van Rusland." De arme man moet bepaald gedacht hebben, dat hij in een inrichting voor zenuwlijders terecht was gekomen, in plaats van in de tuinen van kasteel Prederiksburg, want zijn gezicht vertoonde plotse ling grooten schrik. „Eu ik ben de keizer van China," zei hij en rende meteen hard weg om zich in veiligheid -te stellen. Het luide lachen van de vorstelijke personen heeft beslist als dat van waanzinnigen in zijn ooren ge klonken. Trouwens mijn grootvader maakte op Prederiks burg eveneens een komische geschiedenis mee. Voer Athene was in die dagen wellicht de meest democratische stad van Europa. Iedereen was er op uit duidelijjt te maken, dat hij even goed en even veel waard was als zijn buurman. Er waren geen titels en er werd nagenoeg geen maatschappelijk onderscheid gemaakt. Wij werden en worden nog gewoon bij onze voornamen aan gesproken, met weglating natuur lijk van „Koninklijke Hoogheid". „Hier komt George aan, of Nico- laas," en zoo verder, waren zij gewoon luid tegen elkaar te roepen, als zij een van ons op straat ge waar werden. Haast iedereen verscheen op het hofbal. Tijdens een van die bals werd aan mijn broer Constantijn 'n dame voorgesteld, die hem erg bekend voorkwam. Plotseling her innerde hij zich, dat zij de dochter was van zijn kamerdienaar. Het meisje was getrouwd met een offi cier ter zee en had als zoodanig 't volste recht op 't hofbal te ver schijnen. 'n Andere maal huurde een vreemdeling, die in een der hotels logeerde, een rijtuig om hem naar het paleis te rijden. „Nou, u bent tamelijk vroeg," zei de koetsier, „ik ga zelf ook naar 't hofbal en moet me nog heelemaal omkleeden." De vreemdeling dacht, dat het '11 mop was, maar inderdaad, dienzelfden avond zag hij zijn koet sier in gekleede jas tijdens het hofbal dansen met de vrouw van een minister! Pe keizer en zijn y.eepeieren Behalve het koninklijk paleis te Athene bezaten wij twee landgoede ren: het eene was Tatai, in de nabijheid der hoofdstad, waarop een groote modelboerderij lag, die ons van eieren, boter en melk voor zag; het andere „Mon Repos" op Corfoe, dat mijn vader ten ge schenke was gegeven, toen hij voor 't eerst naar Griekenland kwam. In April kwam keizer Wilhelm II steeds naar Cor foe en hij verbleef dan op het „Achilleion", de ge weldige villa, die hij van den Oostenrijkschen keizer, Frans Jozef, gekocht had. Mijn vader nam altijd maatregelen ter zelfder tijd op Corfoe te zijn, meestal een paar dagen van tevoren zelfs. De Duitsche keizer noodigde ons dikwijls op zijn villa uit, hoewel de verstandhouding tusselien hem en mijn vader niet al te best was. In die jaren had Wilhelm II een uitgesproken manie voor oudheidkunde. Het toeval wou, dat een Duitsche geleerde een zeer interessante ontdekking deed op Corfoe. Een landbouwer was tijdens het be werken van zijn akker nabij „Mon Repos" op iets hards gestooten, liij nam zijn riek ter hand en onder zocht 't nader. Spoedig bleek, dat er 'n bouwwerk onder het zand bedolven lag en onder leiding van den Duitschen geleerde begon men met het blootgraven ervan. De keizer was terstond ter plaatse en dagen ach tereen zat hij op een veld stoeltje de werkzaamhe den gade te slaan. Op 'n morgen zakte een der pooten van 't stoeltje in den zachten bodem weg en Wilhelm II sloeg ach terover, de beenen hoog in de lucht. Tot over maat van ramp was onze heele familie juist daar aanwezig en wij konden ons lachen nauwelijks be dwingen. De keizer nam 't geval van den grappigen kant op. „Hoe jammer, dat geen van jullie z'n fototoestel bij zich heeft. In dezen stand ben ik nog nooit gekiekt." Toen eerst begonnen wij pas hartelijk te lachen. Do Duitsche keizer was er blijkbaar diep van over tuigd, dat de zindelijkheid der Grieken veel te wen- schen overliet. Bij ieder bezoek bracht hij voor de landelijke bevolking van Corfoe iets mee voor de volwassenen tandenborstels, voor de rijpere jeugd haarkammen en voor de kinderen stukken zeep in den vorm en kleur van PaascheierenNatuurlijk zet ten de kinderen telkens gretig hun tanden erin. De lucht werd dan vervuld van hun verontwaardigde kreten. tot groot vermaak van den keizer. Wordi vervolgd. Het pompeuze koninklijke paleis te Athene, dat niet eens een behoorlijke badkamer bevatte. Koning Christiaan IK van Denemarken, de grootvader van prins Christofjel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 29