DE RIDDER VAN HET
HOOGE NEST
Trouwe echtgenoot, zorgzame
vader
SCHUTSHEER VAN
NEST EN KROOST
De werkzaam
De zoele zuidenwind
waait over het land,
de plompe knoppen
van de dotters bersten open
en tooien met hun warme
geel den slootkant. De kik
kers, door de zonnewarmte
uit langen winterslaap ge
wekt, zitten soezerig in het bedauwde gras; een koe
graast traag en rustig, een leeuwerik hangt kwette
rend in de bleeke lucht.
Op den hoogen paal naast den hooiberg wacht
het wagenrad op de komst der ooievaars.
Winterstormen hebben aan het nest gerukt; het is
Vreedzame wandeling maar
de kikkers weten wel beter
een warboel geworden van
losgewaaide takjes en op
den rand zit parmantig een
grauwe musch, die pinkoogt
naar de kippen op het erf
der boerderij.
Dan op 'n morgen is liij
er: de ooievaar, de galante
ridder van het hooge nest; het is dezelfde van de
vorige jaren. Reikhalzend tuurt hij naar den bleeken
horizon, waar hoog in de ijle lucht, met uitgestrekte
wieken, meegevoerd door den zuidenwind, tallooze
snelle vogels nader komen. Een maakt zich los van
den troep en daalt in wijde wentelingen naar het
Rechts: Nieuw leven in 'f nest
dubbele bedrijvigheid voor de ouders.
Het groote nest heeft veel geleden van de winterstormen.
takjes aan.
'rerwijl de een de wacht houdt, sleept de ander