ROODE RUSLAND ST 25" Het avontuurlijke en romantische leven van Hritsehen spion in Het een De geschiedenis van DOOR I SIR PAUL DUKES 4 22 Dat meisje, Waria, leek me ivel kalm en verstan dig, daarom sprak ik eerst met haar over logee- ren, om Stepanofna niet aan 't schrikken te maken met dat voorstel. Mijn eigen huis was op slot, beweerde ik, maar Iwan Sergeiewitsj had gezegd, dat ik zijn flat mocht gebruiken. Waria vroeg 't aan Stepanofna, en die stemde bevend toe voor één nacht. Zij gaven mij koolsoep te eten. Terwijl we aan tafel zaten, kwam er een man in uniform binnen. Hij ging op een kist bij de deur zitten. Hij zei niets, maar bij had een vriendelijk bol gezicht met heldere oogen. Met een groot zakmes hakte hij hompen zwart brood voor ons af. „Da's mijn neef Mitka," legde Stepanofna uit. „Hij is vrijwilliger geworden, om soldatenrantsoen te krijgendaarom hebben we 't nu wat beter." Toen ik twee borden soep ophad, kon ik mijn oogen haast niet openhouden. Ik kreeg een divan in de stu deerkamer als slaapplaats en sliep vlug in. Bij mijn ontwaken wist ik niet, waar ik was, maar ik werd tot besef gebracht door Waria, die binnenkwam met een glas thee echte thee, van Mitka's soldatenrantsoen. Ik betaalde voor 't eten, dat ik genoten had, en ging. „Stepanofna heeft er niets op tegen, dat u terug komt," fluisterde Waria, toen ze mij uitliet. 't Was ruw weer buiten, 't begon te sneeuwen. Menschen met kleine pakjes repten zich voort. Lange rijen, meest arbeidersvrouwen, stonden voor winkels met doeken boven de deur: „Eerste gemeensckaps- kraam".... „Tweede gemeensehapskraam", enz.; voor kaarten kreeg men er kleine hoeveelheden brood. Er was zelden genoeg, daarom kwamen de menschen vroeg en stonden rillend te wachten. Later op den - too queue gemaakt voor grootere inrieh- ^.„erkt „Gemeenschapseethuis no. zoo veel". Ik ving stukjes gesprek van die wachtenden op: „Waarom moeten de kameraden in een rij staan? Staat Lenin in een rij?" en zoo meer. Wie haar portietje brood had, haastte zich weg, den schat onder liaar omslagdoek verbergend. In het ziekenhuis had men nog niets van Melnikof gehoord of gezien. Doelloos de stad door dwalend kwam ik in de buurt, waar ik vroeger gewoond had, en daar zag ik in een zijstraat op een raam een stukje papier zitten met het woord „Diner", met potlood er op geschreven. Ik gluurde naar binnen en zag, dat het benedenvoorvertrek, vroeger waarschijnlijk een winkel, leeg was geruimd en met drie tafels tot eet zaal ingericht. Alles was eenvoudig en grof, maar zindelijk. „Diner vroeg een jonge vrouw, die achter een gordijn vandaan kwam. Zij bracht me een bord pap. „Brood is extra," zei ze, toen ik er naar vroeg. „Kan ik hier iederen dag eten?" vroeg ik. „Zoolang de Rooden er geen stokje voor steken," antwoordde ze schouder ophalend. „Zoolang 't papiertje op 't raam zit, kunt u komen. Als 't weg is, blijft u maar buiten dan zitten de Rooden hier." Voor tweede gerecht bracht zij wortelen. Er kwamen nog een paar menschen, bleek en mat. Zij aten gretig en betaalden met blijkbaren tegenzin. Hoewel we dicht bij elkaar zaten werd er niet gesproken. 's Middags ging ik terug naar Ste panofna. Aan tafel vertelde ik, dat ik Engelschman was, en dat veroorzaakte een heele opschudding. Ik kreeg vleesch Mitka's soldatenrantsoen en het beste bed in de flat was voor me opge maakt. Terwijl ik die weelde genoot, herdacht ik mijn eeflste twee dagen van avontuur. Twee dagen had ik rondgezworven, onopgemerkt. Ik was niet bang meer voor ontdekking: ik voelde, dat ik tusschen de menigte doorliep. Alleen werd er wel eens nieuwsgierig, en misschien begeerig, ff' voormalig chef van den s Hritsehen geheimen dienst i in Sovjet-Rusland naar mijn zwarte leeren broek gekeken. Wantrou wen wekte die niet, want alle commissarissen droegen goede leeren kleeren. Toch besloot ik, den volgenden morgen mijn broek met vuil te besmeren, voor ik weer uitging, dan zag zij er niet zoo nieuw uit. Ik werd wakker door een luid gerinkel van de bel en sprong het bed uit. Ik kleedde me haastig aan en vroeg me af, wat er voor bezoek zijn zou huis zoeking? Ik hoorde Stepanofna en Waria van de keuken naar de voordeur gaan, de deur ging half openstiltetoen werd de ketting afgenomen. Er kwam iemand binnen. Ik zocht in mijn zakken naar mijn pas, toen. Melnikof de kamer binnen kwam! Hij was anders gekleed, dan toen wij in Vi- borg scheidden, en had een bril op. Hij had een groo- ten forschen man bij zich, wiens stoppelig gezicht straalde van jovialiteit. Die reus droeg een oud bruin pak en in zijn hand kneep hij een vuilen hoed. „Iwan Iwanitsj," zei Melnikof, den onbekende voorstellend, en lachend ging hij voort: „alias Ilya Moerometz!" „Moerometz" was een soort Roode Pimpernel der Russische revolutie. Wij wisselden handdrukken. „Ik dacht, dat u in de gevangenis zat," zei ik in 't Engelsch. Moerometz begon zijn antwoord met termen, die men niet drukt. Hij vertelde, hoe hij ontsnapt was: uit het keukenraam geglipt en langs een regenpijp naar beneden gegleden, toen de Rooden de voor deur binnenkwamen. Melnikof was zenuwachtig en ongeduldig. „Luis ter eens," zei hij. „Ik kan niet lang blijven, ze zoeken mij ook. Je kunt me vanmiddag om drie uur treffen in 't 15e eethuis in de Nefskv. Daar kun je zonder MP2J3 Pku.VL 918 r. y J 0 0 T 0 3 P S a K E. ;.aHO CHO KoCM$y A^apSHKO B TOM UTO OH CJlyfflT y IpeaBtw"foMHCcapa U.M.K jleTD.CoB.Part.a Kp.-ApM.Sen. b KauecTBO k»h- c ttejiHOCKaro cTiy^fac^rohto nofiniiCBK» h npmio ~e HH6M neqaTH y/;ocTOBepü6TCH. fpC3CUV?ZltUÜ ROMHCCOp E* jtempoip. TpgOoc. /loiwyw» kaart binnen.. Dan pra ten we verder. En ga niet meer naar Vera's café daar is iets niet in orde. Tot ziens." Toen hij weg was, bracht Stepanofna thee, zij was gewel dig trotsch, dat zij twee Engelschen in huis had, en ik vertelde Moerometz, wat mijn taak in Rusland was. Hij noemde me een aantal personen, wier hulp ik in kon roepen. Daarna begonnen we een dringend geval te be spreken. De Tsjeka had verschillende personen uit Moerometz' omgeving als gijzelaars gearresteerd de voornaamste hunner was mevrouw M., die even eens bij Moerometz' firma had gewerkt. Met behulp van een klerk van de Tsjeka, een vroegeren recher cheur uit de omgeving van den Tsaar, stelde hij po gingen in het werk, om die dame te bevrijden. Hij wachtte nu op een rapport van dien man. 't Was allemaal maar 'n kwestie van bieden, zei hij, en veel zeggend bewoog hij zijn duim langs zijn wijsvinger. Wij verlieten afzonderlijk het huis. Moerometz zou bij de Kazan-kathedraal op me wachten, hadden we afgesproken. Toen ik hem zag, liep hij door, en ik volgde op een afstand. Na een tocht, door een warnet van straten ging Moerometz een poort door, en even later betrad ook ik het donkere smerige plaatsje met een achtertrap aan weerskanten. Wij beklommen een smalle vuile trap. Moerometz klopte driemaal op een deur met het cijfer 5. Een vrouw in 't zwart deed open en groette hem verheugd. „Aha, Maria," riep hij druk, „daar zijn we weer. De Rooden hebben me nog niet, zooals je ziet! En ze krijgen me ook niet, zoolang mijn hoofd geen pompoen wordt. Dit is een vriend van me. Tusschen twee haakjes," ging hij voort, terwijl we binnen traden, „welken naam gebruikt u?" „Afirenko," zei ik. „Officieel ten minste. Zegt u hier maar, dat ik Iwan Ilitsj heet." Om zoo onvind baar mogelijk te blijven besloot ik overal, waar ik kwam, een anderen naam op te geven. De huishoudster zette de samowar neer en bracht zwart brood en boter. De flat bevatte slechts een tafel, een bureau, een oude rustbank en een paar eenvoudige stoelen. De ruiten waren zoo vuil, dat ze haast geen licht doorlieten. Op de tafel brandde 'n olielamp, hoewel het middag was. Moerometz vertelde over zijn avonturen, hoe hij tal van Engelschen en anderen de grens had overge- holpen. De Rooden zochten hem, maar hij weigerde zelf heen te gaan. „Gaat u mee naar dien rechercheur?" stelde hij eindelijk voor. „Misschien kunt u nog iets aan hem hebben." Wij gingen de achtertrap weer afbuiten liep Moe rometz voor en ik volgde. Hij bracht SSff.T rs.v me naar een flat in de Liteiny Pros- pekt, bij een journalist, die Dmitri Konstantinowitsj heette. Ik stelde me aan den man vooronder den naam Mihail Mihailowitsj, en we praatten over de armoede en het gebrek van den «jd. tot de rechercheur kwam. Moerometz ging met hem de stu deerkamer in, en noodde mij, mee te komen. „Michael Iwanitsj," fluis terde ik, op mezelf wijzend. Moerometz stelde me voor. „Mijn vriend, Michael Iwanitsj Schmit," zei hij. De rechercheur was een klein kereltje met een rood onbeduidend gezicht. Maar uit zijn gedrag bleek, dat hij diep overtuigd was van zijn eigen belangrijkheid. „Hoe staan de zaken?" vroeg Moerometz. „Mevrouw M. zit met tal van andere vrouwen van verschillenden stand in één kamer opgesloten," zei liet identiteitsbewijs van Joseph Afi renko, alias sir Paul Dukes. Dit document verklaart dat de houder in dienst is van de Tsjeka.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 22