V- RHENEN
EN GEEN
SLECHTE
ADEM MEER/
f&tl stkaiencUy
giwtlacj^
EEN ZEEVOGEL DOODEN
BRENGT ONGELIJK
12
/o#?*
OP DE GREBBE BERG
OVERAL WERD ZIJ BEKLAAGD
HIJ WAS AF
SCHUWELIJK
TACTLOOS EN
WAAROM ZEGT
U TOCH DAT
HET MIJN TAN
DUN ZIJN
WEET DAT IK ZE
GOED
OETS
UW MASKER HELPT U
NIETS. JUFFROUW
BRAND- IK ZOU U
'^'/OVERAL HERKENNEN!
m ^^fdrnkt) JAMMKR DAT
ZOON K A I
MEISJE zon
WARE ADEM
heeftj
- ARME
TRUUS. WEER
EEN BEDOR
VEN AVOND
- SLECHTE ADEM ONTSTAAT MEESTAL
DOOR VOEDSELRESTJES TUSSCHEN
TANDEN, DIE GEWONE TANDPASTA'S NIET
KUNNEN VERWIJDEREN. IK BEVEE
COLGATE'S f
ARDON- DEZE
ZEG TRUUS. MAG
IK DEZE DANS
(denkt)
GELl KKI
DA T
COL GATE
FOM).
TANDPASTA
AAN. HAAR
SCHUIM
DRINGT OVER
AL DOOR
IK KOOP
VANDAAG
NOG EEN TUBE
- EN TOCH
KOMT SLECHTE
ADEM VAAK
DOOR DE TAN
DEN! WAAROM
GA JE NIET EENS
NAAR EEN
TANDARTS
Ss COLGATE'S TANDPASTA VOORKOMT SLECHTE ADEM!
Vf et haar aromatisch
schuim dringt
Colgate, in tegenstel
ling met gewone tand
pasta's, tot in de klein
ste hoekjes tusschen de tanden
door. Het lost alle ongerechtig
heden op, die de oorzaak zijn van
slechte adem, doffe tanden
en tandbederf, en spoelt ze
weg. Bovendien polijst Colgate
de tanden zonder het glazuur
aan te tasten. Het maakt ze
hagelblank.
IN TUBES VAN
30, 50 EN 80 ct.
PIBBO
FAMILIE-COMBINATIES
(2 TUBES) 45, 75 en 1.25
door Bill Adams
Het nest was een kleine diepte in
den zanderigen bodem, naast een
pol gras. Er achter rees steil een
rots, beschutting tegen de kracht der
westenwinden, die er bijna het heele
jaar woedden. In westelijke en noorde
lijke richting rolde duizenden mijlen
ver de bergachtige oceaan. Een paar
mijlen zuidwaarts stak somber en
dreigend een eiland uit de golven, het
eiland Hoorn, zoo woest, dat er zelfs
geen vogels op huisden.
Een week vóór de twee eieren uit
moesten komen, was een roofmeeuw,
die al van 't begin af op een kans had
geloerd, neergeschoten, en had er een
weggehaald, terwijl de moedervogel,
op enkele voeten afstand, wild met haar
grooten gelen snavel stond te happen
zóó gauw kon zij niet terugwaggelen
naar het nest. dat zij den roof kon be
letten.
Er woei een orkaan den dag, dat het.
overgebleven ei uitkwam, maar al ging
de "wind met, ononderbroken woede te
keer, het vogeljong was niet bang. Het
lag er als een zachte grijze bal van het
pluizigste dons, en kende geen ander
gevoel dan honger.
Zijn ouders propten iederen dag voed
sel in zijn snavel, waardoor de jonge
albatros als kool begon te groeien. Geen
nesteling langs heel de dichtbevolkte
kust groeide zooals hij. Alleen zijn
nest was door de gemeene roofmeeuw
bestolen. Het verlies van zijn ouders
was voor hém winst. Hij verzwolg dage
lijks een portie eten voor twee. En toch
krijsehte hij om meer, met een eetlust,
die onverzadigbaar scheen.
Eindelijk kwam er een ochtend, dat
de jonge, albatros den rug van zijn
moeder op scharrelde, en zich daar
nestelde tusschen haar wijde witte wie
ken. Iri zijn heldere kraaloogen stond
er een blik van verlangen en vrees
tegelijk. Hij bleef gedoken op zijn moe
ders breeden rug, toen zij opsteeg, lang
zaam haar veelledige vleugels ontvouw
de, ze uitspreidde en zuidwaarts zeilde
op de bries. Zij dreef, zonder inspan
ning, op den -wind voort en voort, tot
Hoorn, achter haar. bijna niet meer te.
zien was.
De jonge vogel bleef tusschen zijn
moeders vleugels zitten, tot zij was
teruggekeerd naar het strand. Toen liet
hij zich lomp weer in het nest vallen
en krijsehte heftig om voedsel. Zij sloeg
er geen acht op, en eindelijk kroop hij
andermaal op haar rug en vloog zij
opnieuw zeewaarts. En nu, terwijl zij
ongeveer honderd voet boven het woe
lende water zweefde, viel hij van
zijn zitplaats afgeschud door een plot-
selingen, vastberaden ruk van haar
lichaam. De volgende seconde dreef ook
hij op de bries, met zijn nog onbe
proefde vleugels uitgespreid. En toen
liet zij hem aan zijn lot over, en dagen
voor één andere jonge albatros zijn nest
verliet, werd hij een daklooze zwerver
der zee om Kaap Hoorn.
Dagen groeiden tot weken, weken tot
maanden. Somwijlen, met voedsel ver
zadigd, nu vol in de veeren en tot zijn
volle' grootte gegroeid meer dan zes
oet van vleugelpunt tot vleugelpunt
rustte de albatros op de rotsen van den
Hoorn. Vaker cirkelde hij boven de zee,
huiten gezicht van het land, alleen,
ver van alle andere vogels, zijn kraal
oogen gericht, op het donkere, storm-
ichtige water. En op een ochtend, toen
het licht ging worden, zag de albatros
en donkere massa naderen, waarop
trie liooge staken omhoogstonden, en
aan iederen staak zat een witte wolk,
bolgeblazen door den wind. Hij kwam
achter het schip, volgde het; en toen een
matroos hem zag, wierp hij een haak
met een stuk gezouten vleesch in zee.
De volgende minuut worstelde do
albatros woedend en vruchteloos; de
haak hield vast aan zijn opgebogen
onderkaak.
,,De grootste albatros, dien ik ooit
gezien heb!" riep de matroos, die den
vogel aan dek had getrokken.
Een ander riep: „Prachtbeest, hè?
Zoo wit als sneeuw!"
„Pas op! Hij bijt je in je been!"
riep een derde, toen de vogel, met open
snavel, woedend naar zijn vijand toe-
waggelde.
Een scheepsjongen, voor 't eerst op
zee, kwam met een ijzeren korvijnagel
in zijn opgeheven hand naar den ge
vangen vogel toemaar een oude varens
gezel rukte hem den nagel af en riep:
„Wil je dat laten? Weet je niet, dat 't
ongeluk brengt, een zeevogel te dooden,
uilskuiken?"
De kapitein ging de kaarteiikamer in
met een vierkant lapje in zijn hand.
„Alsjeblieft, stuurmanBind dat aan
dien vogel zijn poot," beval hij, en hij
vervolgde: „We zijn al drie maanden
op zee, en we hebben in geen twee
maanden een schip gezien. De reeder
zal wel tobben, of we niet vergaan
zijn."
Twee matrozen hielden den albatros
in bedwang en de stuurman bond liet
stukje linnen aan zijn poot. De naam
van liet schip stond er op, met. positie
en datum, en daaronder: „Zend s.v.p.
bericht alles wel."
De stuurman maakte den haak los
en zette den albatros buiten boord.
Schreeuwend van woede, maar zonder
te weten, dat hij dat lapje meedroeg,
dreef hij weg op den toenemenden wind.
Een week lang zwierf hij over de opge-
zweepte zee, waarvan hij door de wolken
schuim het oppervlak niet kon zien.
Eindelijk, op een dag, dat de wind
zwakker werd, en hij door den honger
met verzwakte vleugels vloog, zag hij
in de verte, dicht boven het water, een
lange zwarte wolkenstreep. Hij repte
er zich heen, en zag een donkere ge
daante onder den rook; en toen werd
er over de reeling van liet schip een haak,
met een stuk vleesch tot aas, in zee
gegooid. Een paar minuten bleef hij er
wantrouwig boven hangen; toen werd
de verleiding hem te machtig: hij schoot
neer naar het voedsel. En weer worstelde
hij woedend en vruchteloos.
„Stuurman, komt u even kijken?"
riep de matroos, die het aas had uitge
gooid; en terwijl een tweede den spar
telenden vogel vasthield, haalde hij liet
lapje van zijn poot.
Toen de kapitein de boodschap had
gelezen, zei hij tegen zijn stuurman„Die
naam stond op de lijst van vermiste
schepen, toen we tien dagen geleden uit
Valparaiso vertrokken. We zullen be
richt sturen, als we in Punta Arenas
aankomen." En hij voegde èr aan toe:
„Zorg, dat ze dien albatros nietsdoen,
stuurman, 't Is een zeemansvriend, 't
ga hem goed!"
Dus liet de stuurman den albatros
met zijn eigen handen vrij. En dien
avond ging er een telegram van Punta
Arenas, aan de Straat van Magellaan,
naar Londen, zevenduizend mijl ver; en
de naam van het zeilschip werd ge
schrapt van de lijst van vermiste sche
pen, en er werden klokken geluid, en
vrouwen, wier mannen aan boord waren.