ROODE RUSLAND ST 25" Het avontuurlijUe en romantische leven van een Britschen spion in het De geschiedenis van DOOR SIR RAUL DUKES 22 Het mannetje scheen in een te schrompelen, toen hij zoo toreed tot de werkelijkheid terug iverd geroepen. Hij werd even rood van kwaadheid, leek me, maar herwon snel zijn onderdanige houding. Zijn helpers waren druk aan 't werk, zei hijzij waren de omstandigheden en de moge lijkheden van ontsnapping aan 'tbestudeeren. Men had de heele stad afgezocht naar Moerometz, ver telde hij, en daar men hem niet vond, vermoedde men al, dat hij gevlucht was. De kruisverhoor en zouden wél ophouden, meende hij, en dan had mevrouw M. 't natuurlijk minder hard. Afgewacht moest worden, of ze zou worden overgebracht naar een andere cel of gevangenis dan konden er plannen tot ontsnapping worden beraamd. Maak voort," besloot ik. „En als mevrouw M. vrij is, zullen we misschien over andere din gen gaan spreken." Intusschen, hoe stond 't met Melnikof Zorinsky deed erg opgewonden, toen ik hem op belde. „Hoe is 't met je broer V' vroeg ik. „Is 't erg Zou hij nog beter worden!" „O ja," kwam het antwoord, „hij zal wel een tijdje in 't ziekenhuis moeten blijven, zegt de dokter, maar er is groote kans, dat hij beter wordt." „Je broer" beteekende natuurlijk Melni kof, en „het ziekenhuis" de gevangenis. „Kom morgen bij me," zei Zorinsky. „Ik heb bericht van Leo ook die komt naar Petrograd." Dat zou wel beteekenen: nieuws over Trotsky, berichten over het roode leger. De telefoon was 'n onschatbaar goed, maar men moest er heel voorzichtig mee omgaan. Op kritieke momenten zette het gouverne ment den telefoondienst wel eens stop, tot groote ergernis en groot ongemak der bevol king. Maar den dienst staken was tegen 't bolsjewistisch belang, want de telefoon was een schoon middel om complotten op 't spoor te komen. Er werd op de verbindingen gelet, een verdachte stem of zin en de lijn werd „afgetapt", namen en adressen werden uit- gevorscht, en huiszoekingen volgden, inbe slagneming van boeken, papieren en foto's, vermindering van het aantal leege Tsjeka- cellen. Dus men sprak in figuurlijke taal of ge bruikte vooruit afgesproken termen. Zorinsky was vol geestdrift, toen ik den volgenden dag kwam. „We hebben Melnikof er zóó uit," riep hij. „Zijn zaak wordt aangehouden voor nader onderzoek. Hij gaat naar de Shpalernaya- óf naar de Deriabinskaya-gevangenis, en daar mogen we hem eten sturen. Daar kunnen we briefjes in stoppen om hem met onze plannen op de hoogte te brengen. Een glas wodka?" Zijn nieuws verblijdde me, al beteekende een verplaatsing langere gevangenschap; im mers, de toestanden in beide genoemde ge vangenissen waren heel wat gunstiger dan in de Tsjeka. Zorinsky praatte weer druk. Of ik dacht, dat de geallieerden naar Petrograd zouden optrekken, de Engelschen speciaal, vroeg hij. Hij scheen zeer gesteld te zijn op een uitspraak van mijn kant. „Ik weet er niets van," zei ik. „Ik kan hier hoege naamd geen relatie onderhouden met officieele kringen.' „Je hoort hier aan alle kanten beweren van wel," ging hij voort. „Ik ben alleen bang, dat ze den heelen boel in de war zullen sturen. Er is niemand, die Rusland echt begrijpt. We begrijpen ons zelf niet eens. Daar ga je, Pawel Iwanitsj." Zorinsky dronk zwaar, maar de drank oefende geen merkbaren invloed op hem uit. „Wat ik zeggen wou, heb je nog iets van Iwan Iwanitsj gehoord?" vroeg hp opeens. „Die is in Finland," zei ik. 99' voormalig chef van den Britschen geheimen dienst in Sovjet-Rusland Watriep liij, half opstaande. Hij was doods bleek. „In Finland," herhaalde ik, hem verbaasd aan kijkend. „Eergisteren weggekomen." „Weg.... gekomen.... ha ha ha!" Zorinsky viel weer op zijn stoel. Hjj had opeens weer een kleur en schaterde het uit. „Nee maar. wat zal de Tsjeka woest zijn! Verdraaid knap! Weet je, dat ze alles overhoop hebben gehaald om hem te vinden? Ha ha ha! Da's ten minste nog eens goed nieuws!" Paul Dukes, gewezen chef van den Britschen geheimen dienst tn de Sovjet-unie, die in .Panorama" zijn spannende avon turen verhaalt, gefotografeerd tijdens een vaeantieverblijf in Engeland (1917). „Waarom ben jij daar zoo blij om?" vroeg ik. „Ik dacht eerst, dat je...." „Ik was verwonderd." Hij sprak snel en opge wonden. „Weet je niet, dat Iwan Iwanitsj voor een leider van geallieerde organisaties en voor een zeer gevaarlijk man doorging? Ze waren zoo zeker, dat ze hem krijgen zouden! Hebben ze gijzelaars voor hem genomen?" „Ja." „Die zijn dan nog niet gelukkig." Hij lachte wreed. Nu schrok ik. „Hoezoo?" zei ik, zoo onverschillig als ik kon. „Ze worden allemaal neergeschoten." 't Kostte moeite, een schijn van toevallige belang stelling te handhaven. „Denk je heuscli?" vroeg ik ongeloovig. „Vast en zeker," ant woordde hij. „Waar ne men ze anders gijzelaars voor?" Ik moest verder den heelen avond denken aan de mogelijkheid, dat mevrouw M. dood geschoten zou worden. Een maand of twee konden de gijzelaars nog in leven gelaten worden met het oog op verder verhoor, meende Zorinsky, maar dan. Maria, de huishoudster van Moerometz, was de eenige, die ik inlichtte omtrent mijn gangen. Als ik verdween, zei ik haar, moest ze een paar dagen wach ten en dan iemand naar Finland zien te krijgen, om den Britschen consul te waarschuwen. Een paar dagen na Moerometz vertrokken er nog twee Engelschen; Maria gaf hun een brief voor Moerometz mee, waar ik iets bij geschreven had met onzichtbaren inkt. Zorinsky's berichten aangaande Melnikof bleven optimistiseh. Hij gaf me eenige politieke berichten, die juist bleken te zijn, dus begon ik hem wat minder te wantrouwen. Op een goeden dag vertelde hij me, dat een beambte van de Tsjeka op zich had genomen, Melnikof te bevrijden zoogenaamd door een vergissing met zijn dossier maar hij eischte zestigduizend roebeldat was toen ongeveer vijftien honderd pond; de helft vooruit te betalen, de andere helft als Melnikof vrij was. „Zooveel geld heb ik niet bij me," zei ik, „maar ik zal zien, overmorgen of zoo de eerste dertig mille te krijgen." „Nog iets," zei Zorinsky. „Ik heb nog vergeten je te spreken over Melnikof's zuster die staat er verschrikkelijk slecht voor. Elena Iwanofna en ik hebben haar wat eten ge stuurd, maar ze heeft geld noodig. Misschien kun je af en toe een duizend roebel missen." „Ik zal je wat geven, als ik met 't andere - kom." „Merci. Ze zal je erg dankbaar zijn. Drin ken we een glas wodka? Gezondheid, Pawel Iwanitsj!" Blij met 't vooruitzicht op Melnikof's be vrijding ging ik aan 't werk, om het noodige gold te krijgen. Ik belde een vriend van Moe rometz op, dien hij den bankier placht te noe men. Toen ik hem bezocht, kwam ik tot de ontdekking, dat hij een innemend maar zenuwachtig man was, Moerometz zeer toe gedaan. Hij kon me slechts een gedeelte van het verlangde bedrag leenen. Ik moest de rest uit Finland zien te krijgen, besloot ik misschien als ik mevrouw M. wegbracht. Den volgenden dag bracht ik het eerste gedeelte van het geld aan Zorinsky. Hij zou het aanstonds den betrokken beambte doen toekomen, beloofde hij. „Tusschen twee haakjes," zei ik, „ik ga misschien een paar dagen naar Finland, dus verbaas je maar niet, als je een weekje niets van me hoort." „Naar Finland!" Zorinsky toonde groote belangstelling. „Dan kom je misschien niet terug?" „Ik kom zeker terug, al was het alleen maar om Melnikof." „En je hebt hier natuurlijk nog meer te doen. Hoe ga je?" „Weet ik nog niet. 't Is niet zoo'n toer om de grens over te komen, zeggen ze." „Hm, dat kan leelijk tegenvallen. Waarom ga je niet gewoon in Bielo'ostrof de brug over?" Was hij gek Bielo'ostrof was het officieele grensstation. „Hoe bedoel je?" vroeg ik. ,,'t Is met een beetje handigheid best te vinden daar," beweerde hij. „Een paar duizend roebel voor den stationscommissaris om zijn oogen dicht te doen, duizend voor den schildwacht om den anderen kant op te kijken, en je gaat er over. Bij voorkeur 'savonds." Ik had in Finland over die methode liooren spreken, maar 't pakte zelden goed uit. De commissarissen waren grillig en bang him vingers te branden, en de Finnen stuurden vaak menschen terug. Trouwens, ik zou mevrpuw M. bij me hebben, hoopte ik, en daar mocht Zorinsky niets van weten. Ik moest hem dus afwimpelen zonder hem te beleedigen. Ik dankte hem hartelijk voor het idee. Maar den

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 22