HOFGEHEIIIE1V
Uit het intieme leven van
de grooten der aarde
en mtusschen zaten wij
in het paleis opgesloten.
Geen van ons mocht 't
verlaten, want ze waren
bang dat wij den koning
er uit zouden smokkelen.
De nacht viel in en nog
bleef de menigte op haar
post. De spanning werd
voor ons ondraaglijk. De
bedienden stonden in
groepjes bijeen, de angst
was op hun gezichten te
lezen. Tegen den morgen
probeerden wij 'n beetje
te slapen of althans te
rusten. Wij legden ons
neer op sofa's en in leun
stoelen, met drieën en
vieren in dezelfde kamer.
De page van Constantijn
sliep op een mat voor de
deur van den koning. Toen
de nieuwe dag aanbrak,
werden wij wakker, ver
stijfd en stram van het ongemakkelijke liggen; we
kleedden ons haastig aan en snelden naar de ramen.
Het paleis was omringd door een nog grooter
menigte dan den avond te voren!
Mijn broer Nico laas probeerde hen inschikkelijk te
maken. Hij verzocht hen 0111 vrijgeleide 0111 ons thuis
te gaan wassclien en omkleeden.
„Er is daar binnen water genoeg voorhanden,"
schreeuwden zij hem toe en weigerden pertinent,
dat wij '11 voet buiten liet paleis zetten.
De uren verstreken en de situatie werd voor ons
bepaald hachelijk, toen een gevaarlijke stemming
zich van de menigte meester maakte en menschreeuw-
de: „dat het beter was den koning te dooden dan toe
te staan, dat hij het land verliet." Deze kreet werd
weldra door duizenden overgenomen, zoodat wij het
ergste vreesden.
Het gerucht verspreidde zich dat de koning 't
paleis door 'n poortje aan den achterkant van zijn
privé-tuin zou verlaten. Om hen in deze meening
te stijven Heten wij auto's en rijtuigen naar dit punt
zenden en (le menigte stormde er op af onder het
roepen, dat zij den koning zoo niet levend dan dood
bij zich wilde houden! In de algemeene opwinding
en verwarring sloeg niemand acht op het feit, dat
'n aantal auto's voorreden aan de groote tuinzijde
van het paleis. Op liet moment, (lat aller aandacht
op 't tuinpoortje gericht was, stormden wij naar bui
ten. droegen koningin Sophie, die ziek was, tusschen
ons in. namen allen zoo snel mogelijk plaats en
toen de menigte met kreten van woede ontdekte,
dat wij haar verschalkt hadden, stoven de auto's
reeds weg. De kroonprins lag met zijn beenen buiten
het open portier.
De woelige menschenmassa werd stil van ver
bazing. Vlak daarop keek iedereen naar boven, want
de lucht was plotseling betrokken en er vielen
zware regendruppels. Dit is iets zoo zeldzaams
tijdens een Griekschen zomer, dat 't bijgeloovige
volk het onmiddellijk als 'n slecht voorteeken be
schouwde. Nu de koning werkelijk gevlucht was,
vervielen velen in uiterste wanhoop.
De volgende dag was getuige van ontroerende
tafereelenOntelbaren kwamen naar Tatoi, waar wij
heen „gevlucht" waren, om den koning Vaarwel te
zeggen. Het was een onafgebroken stroom van den
vroegen morgen tót den laten avond. Auto's brach
ten ministers aan en leden der society; vracht
wagens zaten volgepropt met arbeiders, boeren
kwamen met hun karren, sommigen te paard, terwijl
uit Athene velen per fiets verschenen. Zij brachten
bloemen mede en andere kleine geschenken. Zij
vormden een grooten kring 0111 den koning, knielden
neer en smeekten hem keer op keer om in hun mid
den te blijven. Het leken in hle war gebrachte kin
deren en liet was niet mogelijk hun aan t verstand
te brengen, dat 't puur voor hun eigen welzijn was,
dat de koning vertrok.
Toen Constantijn zich aan boord begaf van zijn
jacht, vergezelden zij hem tot aan de pier en het
gedrang was zóó groot, dat de voorsten in het water
vielen en slechts met de grootste moeite konden wor
den gered. De heele kade zag zwart van menschen;
mannen en vrouwen, wuivend naar de eenzame
figuur o]) den achtersteven van het schip: koning
Constantijn, die met betraande oogen naar de kust
keek van zijn dierbaar land. Ten laatste, toen het
jacht uit het gezicht was verdwenen en de kreten,
Het koninklijk paleie te Athene, dat vierentwintig uren lang door een dichte nieneehenmenigte bewaakt
werd, zoodat niemand tiet kon betreden oj verlaten.
door X. K. H. Prins Ciirisfoffrl van C*riekciilaiid
Van onz.cn grond
verjaagdEen veel-
besproken huwelijk.
Dood van koning
A lexander
Het belegerde paleis
Koning Constantijn was nu feitelijk
een gevangene der Geallieerden.
Hij werd overal door spionnen
op den voet gevolgd, die al zijn gangen
nagingen en onmiddellijk rapporteerden.
Jonnart, de speciale gevolmachtigde
der Verbonden Mogendheden te Athene,
eischte het aftreden van den koning. De eerste
minister, Zaimis, kwam bleek en ontdaan naar het
paleis om Constantijn hiervan op de hoogte te
stellen. Meer dan een uur zat hij met den koning te
confereeren om te trachten een uitweg te vinden.
Ging men niet op den eisch in, dan beteekende dit
een nieuw bombardement van Athene, terwijl van
den anderen kant de mogelijkheid bestond, dat
het volk in oproer zou komen als de beminde vorst
abdiceerde.
Ten slotte besloot mijn broer niet af te treden
maar zijn tweeden zoon, Alexander, aan te wijzen
als koning ad interim, op voorwaarde, dat Constan
tijn na 't beëindigen van den wereldoorlog naar zijn
land zou mogen terugkeeren.
Men gaf hem deze verzekering en dienzelfden
middag nog legde de nieuwe koning in de balzaal
van het paleis in alle stilte den eed van trouw af.
Het was een poovere plechtigheid, verstoken van
alle glorie waarmede zulk 'n ceremonie steeds ge
paard gaat. Geen geestelijkheid getooid in schitte
rende gewaden, noch gezanten van vreemde mogend
heden of 'n opgetogen menigte begroetten den
nieuwen vorst. De aartsbisschop van Athene spoedde
zich door de straten om den eed te komen afnemen en
hij werd heimelijk door een achterdeur het paleis
binnen gesmokkeld. Alleen koning Constantijn, de
kroonprins en de eerste minister waren er bij aan
wezig. De nieuwe koning was nog maar 'n jongen,
De jonge koning
Alexander, die zijn
vader Constantijn ad
interim opvolgde.
erg nerveus en in de war; de tra
nen stonden hem in de oogen en
zijn stem struikelde over de ant
woorden, die hij moest geven.
Onwillekeurig dacht men terug
aan den dag, toen nog maar vier
jaren geleden, waarop koning Con
stantijn den eed had afgelegd.
Waar was nu die uitgelaten me
nigte, die hem zoo stormachtig had
toegejuicht?
Het antwoord op deze vraag
werd plotseling gegeven door een
kreet op straat, waar zich voor het
galeis honderden mannen en vrouwen
hadden opgesteld, blijkbaar vaag ver
moedend wat er binnen de paleismuren
aan de hand was. Het gerucht had zich
verspreid, dat hun beminde koning
Constantijn moest aftreden en dat hij
het land ging verlaten. Men begon te schreeuwen
en op dit teeken stroomden duizenden naar 't
paleis; de straten zagen zwart van het volk. Vier
entwintig uren lang hield een menigte de wacht,
zoodat wij het paleis niet konden betreden of
verlaten.
Niemand wist hoe de situatie nu eigenlijk in elkaar
zat, want de laatste maanden hadden allerlei tegen
strijdige berichten de ronde gedaan; het eenige dat
met volle zekerheid vast stond, was dat de koning
zich nog in het paleis bevond en dat 't volk zich
hem niet zou laten ontnemen. Allen beschouwden
op dat oogenblik koning Constantijn als één van hen
zij hadden hem openlijk gecritiseerd, tot speelbal
gemaakt van hun politieke twisten, maar zij zouden
niet dulden dat vreemden nu zeggenschap over hem
kregen.
Zij begonnen zich in deze historische uren te
herinneren de schitterende overwinningen, die hij
als kroonprins behaald had, den dag-van zijn troons
bestijging en hoe hoog zij hem eigenlijk vereerden,
hoe diep beminden. Het was nog maar twee jaren
geleden dat zij hier op dezelfde plek waren te zame.11
gestroomd om nieuws over den koning te vernemen,
want hij was toen zóó ziek, dat hij ieder oogenblik
kon sterven. En was er niet een zucht van verlich
ting door het heele land gegaan, toen het gevaar
week en de koning zienderoogen begon te herstellen?
Over dit alles spraken zij nu levendig met elkaar
A