ROODE RUSLAND ..NT 25" Het avontuurlijke eu romantische leven van een Hritsehen spion in het De geschiedenis van iJÜJPU DOOR SIR PAUL DUKES 6 22 De Finnen hadden mij 'n document meegegeven dat heter opgesteld was dan het vorige, en bij wijze van voorzorgs maatregel had ik mijn naam ver anderd in „Joseph Krylenko". Het was nog van belang een ambtenaar van de Tsjeka te blijven, maar de tijd naderde, dat zelfs die employe's van de Tsjeka, die niet onmisbaar werden geacht, onder het mobilisatie bevel werden gerekend. Ik moest dus aan een bewijs zien te komen, dat ik vrij ivas van mili tairen dienst. Het was Zorinsky, die mij uit de verlegenheid hielp. Kort na mijn terugkeer belde ik hem op, of er ook nieuws was van Melnikof. Ik twijfelde nog, of ik hem vertellen zou, dat ik naar Finland was geweest; immers, ik had gezegd, dat ik naar Moskou ging! Maar hij wist het al. „Gezondheid, Pawel Iwanitsj," riep hij uit, toen ik weer bij hem aan de tafel zat. „Hoe staan de zaken in Finland?" Ik schrok even, maar wist dat te bemantelen met een uitdrukking van afkeer. „Ellendig!" antwoordde ik ietwat heftig. „Als de mensehen lij er denken, dat Finland iets tegen de bolsjewieken beginnen zal, hebben ze 't mis. Ik heb nog nooit zoo'n warboel van partijen en ruzies gezien." „Is er eten genoeg vroeg Elena Iwanofna naar het eenige, wat haar interesseerde. Ik wekte haar begeerigheid op met een opsom ming van heerlijkheden, die in Rusland niet te krijgen waren, zelfs niet voor tooneelmensclien. ,,'t Is jammer, dat je niet in Bielo'ostrof over de brug bent gegaan ik had je graag geholpen," zei Zorinsky. „Och. ik ben er gekomen!" zei ik. ,,'t. Was een flinke wandeling, maar niet onplezierig." „Ik had jullie er makkelijk overgekregen," ging hij voort, „allebei." „Wie allebei V' „Nu, jou en mevrouw M. natuurlijk." „Je schijnt nogal wat te weten," merkte ik zoo luchtig mogelijk op, maar ik had een gevoel, of er een aardappel in mijn keel was blijven steken. „Da's nu eenmaal een liefhebberij van me," ant woordde hij met zijn verwrongen lachje. „Ik mag je wel feliciteeren met de ontsnapping van me vrouw M.; moet heel handig in elkaar zijn gezet. Je hebt 't zeker niet zelf gedaan?" „O, nee!" Ik hield natuurlijk vol, dat ik van 't heele geval niets wist. „De Tsjeka snapt er ook niets van," zei hij. „Beweert men ten minste. Zou mevrouw M. zelf geweten hebben, hoe ze vrij is gekomen?" „Absoluut niet. Zij had geen flauw idee." Wij veranderden van onderwerp, maar na een poosje begon hij weer. „Je vindt 't misschien onbescheiden, dat ik zoo aandring," zei hij hoffelijk, „maar ik vind je ridder lijk optreden voor die dame verbazend interessant. Ik dacht eigenlijk, dat jij 't heele zaakje op touw had gezet, maar dat is niet zoo, zeg je. Mag ik weten, hoe je er achter bent gekomen, dat ze vrij was „Da's heel eenvoudig," antwoordde ik. „Ik trof haar toevallig bij een vriend thuis en toen heb ik aangeboden, haar de grens over te brengen ik wou toch naar Finland." Zorinsky's oogen glinsterden, en ik zag daar even veel waardeering in voor de wijze, waarop ik zijn vragen pareerde, als bewondering voor de redding van mevrouw M. Hij sprak er verder niet meer over. Ik wou over Melnikof praten, maar Zorinsky liet zich niet haasten. „Er zijn massa's nieuws," zei hij, toen we aan de koffie kwamen. „Ze hebben het café van Vera Alexandrofna aangepakt. Zij zit achter slot en grendel." Er klonk zooiets als voldoening in zijn stem, meende ik. „Medelijden? Waarom? Ze was wel aardig, maar wie houdt nu zoo'n gelegenheid, met al die oude kletskousen en blaaskaken! Natuurlijk liep dat in de gaten!" vf>ormalig chef van den Britsehen geheimen dienst in Sovjet-Rusland Hetzelfde had ik ook gedacht. „Waarom kwam je er zeïf dan?" vroeg ik. „Voor de gezelligheid," antwoordde hij. „Je vond er wel eens iemand om mee te praten. Gelukkig was ik er niet, toen ze dien inval deden. De Ronden hebben een flinke vangst gedaan, heb ik gehoord een man of twintig wel." Mijn voorgevoelens omtrent dat geheime café waren dus juist geweest. Goed, dat ik er na dien eersten keer vandaan was gebleven. Maar ik had echt medelijden met die arme Vera Alexandrofna. Ik zat nog aan haar te denken, toen Zorinsky me een vel blauw oliepapier in de handen duwde. „Hoe vind je dat?" vroeg hij. Het was een penteekening van de Golf van Fin land, maar de meetkundige figuurtjes, die er op stonden, begreep ik pas, toen ik in een hoek deze woorden had gelezen: „Forten van Kronstadt, ver deeling der mijnen." „Plattegrond van de mijnenvelden rondom Kron stadt," lichtte Zorinsky toe. Tusschen de mijnen was de koers aangegeven, waarlangs een schip veilig passeeren kon. Deze inlichting was voor de Britsclie vloot van 't uiterste belang. De teekening bleek later geheel juist te zijn; luitenant Agar had er een paar maanden later veel gemak van. „Hoe kom je daar aan?" vroeg ik. „Doet dat er iets toe? Overal is aankomen aan. Dit is 't origineel. Als je een copie. wilt maken, moet je 't. vanavond nog doen. 't Moet morgen ochtend weer achter slot in de Admiraliteit liggen." Terwijl ik de teekening zat te bekijken, haalde mijn gastheer nog twee papieren te voorschijn. Hij liet ze me zien het waren officieele verklaringen van vrijstelling van militairen dienst, op grond van hartziekte; alle bijzonderheden waren ingevuld, alle noodige handteekeningen stonden er op. Eén dier papieren stond al op naam van Zorinsky. Ook het andere, was compleet op den naam van den houder na. Zoo'n papier had ik juist noodig, om aan de mobilisatie te ontsnappenDie Zorinsky was een genie „Voor ons allebei een," zei hijlaconiek. „Ik had er zelf een noodig, en ik dacht, dat jij er ook wel een zou willen hebben." En hij vertelde, door welk fortuintje hij ze had kunnen krijgen. Een vriend van hem, een dokter, placht de candidaten in der gelijke gevallen te onderzoeken hij had tegen de andere onderteekenaars gezegd, dat hij nog twee man moest onderzoeken, die door hun werk pas na bureautijd konden komen, dus als de ambte naren daar niet op wachten wilden, moesten ze hun handteekeningen maar vooruit vast zetten, en dat deden ze. „Die vertraagde klanten kwamen niet," besloot Zorinsky, „maar door een gelukkig toeval kwam ik, en ik kreeg de vrijstellingen van hem los. Je hoeft alleen je naam nog maar in te vullen. Doe 't maar meteen!" Wat? Mijn naam! Het schoot me opeens te binnen, dat ik Zorinsky nooit had verteld, onder welken naam ik doorging; ik had hem nooit een papier laten zien, of eenige vertrouwelijkheid be toond. Ik had me streng gehouden aan mijn tactiek: in ieder huis een andere naam. Maar nu? Ik zou Zorinsky beleedigen, als ik weigerde, in zijn tegenwoordigheid mijn naam neer te schrijven nadat hij me zooveel diensten had bewezen. Een anderen naam uitvinden ging ook niet, want de vrijstelling moest altijd getoond wor den te zaïnen met een gewoon paspoort. Om tijd te winnen begon ik de vrijstelling nog eens door te lezen. Hoe meer ik nadacht, hoe vaster deze overtuiging in me werd: al was de vrijstelling echt, er werd me een strik gespannen, om achter den naam te komen, waaronder ik doorging! Tegenover den journalist of zelfs den rechercheur zou ik niet bang zijn geweest. Maar ik had met Zorinsky te doen, den sluwen, cynischen, geheimzinniger; Zorinsky, tegen wien ik, toen ik hem van terzij aankeek, een overweldigenden afkeer opvatte. Zorinsky ving mijn blik op. Hij zat in een schommelstoel heen en weer te bewegen, naar zijn nagels kijkend. Hij keek op, en toen onze oogen elkaar heel even troffen, begreep ik, dat hij mijn aarzeling had opgemerkt. Ik ging voor het bureau zitten en nam een pen. „Uitstekend," zei ik. „Ik zal gauw mijn naam invullen. Dat papier is echt een uitkomst." Zorinsky stond op en kwam naast me staan. „Je moet het schrift na zien te bootsen," zei hij. „Ik ben daar helaas niet erg handig in." Ik legde de pen neer, nam een potlood en zette den naam Joseph Krylenko. Zorinsky zei, dat 't heel goed was zoo. Ik trok de letters met inkt over en legde de pen neer. „Beroep?" vroeg de goede vriend kalm. „Moet dat er bij vroeg ik. „Ik heb geen beroep." „Dan zet je maar wat," antwoordde hij. „Je hebt toch een pas of zoo? Wat laat je op straat zien, als ze je aanhouden? Schrijf maar over, wat daar op staat." Gevangen! Hij had me mooi in de klem. Er was geen ontkomen aanik haalde den valsclien pas van de Tsjeka uit mijn zak, om precies de woorden over te kunnen schrijven. „Mag ik zien?" vroeg mijn gastheer, en hij nam het papier. Ik keek naar zijn gezicht, terwijl hij het las. Er kwam een lachje om zijn leelijken mond. „Heel aardig," zei hij, de handteekeningen nog eens extra bekijkend. „Als je zoo doorgaat, duurt 't een heelen tijd, voor je in een Tsjeka-cel terechtkomt. Je doet je leermeester Melnikof eer aan. O ja, ik moet je nog iets vertellen over Melnikof. Maar schrijf eerst af." Met voorzichtige hand schreef ik neer, dat ik klerk was op het bureau van de Tsjeka. Onderwijl dacht ik na. Melnikof zou weldra vrijkomen, meende ik, maar ik begon bang te worden voor mezelf ik had het onaangename gevoel, dat ik in gevaar raakte door de onthullingen, die ik Zorinsky nu deed. Toen ik klaar was, stak ik de vrijstelling met mijn pas in mijn zak. „En wat wou je vertellen over Melnikof?" Zorinsky zat verdiept in de Pravda, het officieele orgaan der communistische partij. „Pardon? 0 ja Melnikof. Hij zal best vrij komen, maar de opsporingsambtenaar wil eerst de heele zestig mille hebben." „Da's vreemd," zei ik. „Je zei eerst toch, dat hij de tweede helft pas na Melnikof's bevrijding hoefde te hebben „Dat is zoo. Maar hij schijnt bang te zijn, dat hij dan geen tijd meer heeft om 't geld in ontvangst te nemen, want hij moet dan óók gauw maken, dat hij uit de voeten komt." „En welken waarborg hebben we dan, dat hij de overeenkomst nakomt Zorinsky keek onverschillig over zijn krant heen. „Heelemaal geen waarborg," antwoordde liij opzijn gewone lakonieke manier. „Dus ik moet nóg dertigduizend roebel weggooien voor een kansje. „Je hoeft niet!" zei hij op denzelfden toon. „Stel je geen belang in 't onderwerp?" vroeg ik, verontwaardigd om zijn houding. „Natuurlijk wel. Maar wat helpt 't, of we op onze achterste beenen gaan staan? De man wil geld vooruit hebben. Anders riskeert hij niets. Krijgt hij 't, dan doet hij 't misschien wel. Meer valt er niet over te zeggen. Als ik jou was, betaalde ik als je Melnikof vrij wilt hebben ten minste. Anders heb je die eerste dertig mille heelemaal vergooid."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 22