ioldoo $kf£pr,eckt Eau de Cologne 27 kende, maar toen zij het briefje van den denkbeeldigen vriend had ge lezen, gaf zij toe, dat er een Engelsch- man had gewoond, „monsieur Dukes", maar die was weg, en had haar streng verboden, iemand op de flat te laten. Dat was waar, maar nu had ik er spijt van.' Mijn instructies volgend vertelde Waria de huishoudster, dat een vriend van meneer Dukes, een zekere meneer Markowitsj, pas uit Moskou was aange komen. Hij had het vandaag te druk, zei ze, daarom had hij haar gestuurd, om naar meneer Dukes' zaken te infor- meeren, maar hij zou zoodra mogelijk zelf komen. Het eenige kleedingstuk, dat ik vaak verwisselde, was mijn hoofddeksel. Het is verwonderlijk, hoeveel karakter (of gemis aan karakter) een hoofddeksel aan iemands uiterlijk kan geven. Ik zette mijn netste bontmuts op den vol genden dag en borstelde mijn kleeren af, betrad toen mijn voormalige woning, evenals Waria achterom, en bolde. Ik zag niemand en hoorde niets. Na koppig bellen zag ik de deur op een kier open gaan en mijn huishoudster naar buiten gluren, zooals Waria beschreven had. Ik kreeg lust om te lachen, zoo mal leek hot me, op mijn eigen achtertrap te staan en te doen, of ik iemand anders was en zoo om toelating te smeeken. Maar ik kreeg geen tijd om te lachen. Nauwelijks had mijn huishoudster me gezien, of ze sloeg de deur weer dicht en schoof de knip er op, en ik moest heel lang kloppen, eer de deur opnieuw tot kettinglengte week. Ik groette de vrouw beleefd en stelde me voor als meneer Markowitsj, boezem vriend en schoolkameraad van meneer Dukes. Die was nu in Engeland, zei ik, en kon helaas wegens de tijdsom standigheden niet terugkeeren. Maar ik had juist een brief van hem ontvangen over de grens gesmokkeld waarin hij de groeten deed voor Martha Timo- feiefna (de huishoudster) en mij (me neer Markowitsj) verzocht, zoo spoedig mogelijk naar zijn woning te gaan en te zien, hoe alles er voor stond. Om den argwaan van Martha Timofeiefna te bezweren verzekerde ik haar, dat ik voor den oorlog menigmaal op deze flat op visite was geweest, en noemde, ik tal van bijzonderheden, waaruit bleek, dat ik uitstekend op de hoogte was met de inrichting der kamers, de meubels en de schilderijen. Ik zei er natuurlijk bij, dat mijn vriend Dukes in ons laatste ge sprek buitengewoon hartelijk over Mar tha Timofeiefna had gesproken, en dat hij in zijn brief had ingestaan voor haar gastvrijheid en dienstwilligheid. Het resultaat was, dat Martha Timofeiefna zich ten langen leste bereid verklaarde, mij binnen te laten, zoo ik haar den brief van „monsieur Dukes" kon toonen, waarin deze toelating voor zijn vriend verzocht. Ik zou haar den brief denzelfden middag brengen, beloofde ik, en aan stonds ging ik heen, om hem ergens in de buurt te schrijven. „Beste Alexan der," schroef ik in 't Russisch, „ik durf nauwelijks te hopen, dat je dezen brief ooit zult krijgen, maar mocht dit toch het geval zijn, enz.", en ik vervolgde met flink wat denkbeeldige nieuwtjes over mijn familie. Aan het eind schreef ik: „Tusschen twee haakjes, als je in Petrograd komt, kun je dan even naar mijn flat gaan om te zien, hoe Martha Timofeiefna het maakt?" en ik zei, wat Alexander doen moest en gaf hem ver lof, alles mee te nemen, wat hij gebrui ken kon. „Ik schrijf in 't Russisch," be sloot ik, „zoodat je dezen brief zoo noo- dig aan M. T. kunt laten zien. Zij is een uitstekende vrouw en zal alles voor je doen. Breng haar mijn hartelijke groe ten en zeg, dat ik haar nog ooit hooi) weer te zien. Het beste! Steeds je Paul. Ik stak den brief in een envelop, schreef er het adres „Alexander Marko witsj" op, plakte hem dicht, scheurde hem weer open, kreukelde hem in mijn zak en ging terug, om andermaal dooi de achterdeur binnen te gaan. De wantrouwigheid van Martha Timofeiefna was blijkbaar al geslonken: zij lachte vriendelijk, nog voor zij den brief had gelezen, en liet me de keuken binnen. Zij deed langen tijd over haar lectuur en zei veel goeds over den schrij ver: ze hoopte maar, dat hij gauw terug zou komen, want ze wist niet, wat zt anders met de flat beginnen moest. Toen bracht ze mij de zoo bekende kamer in. Het was er een groote warboel. Schil derijen waren van de muren gehaald meubels vernield, en midden op den vloer van de slaapkamer lag een hoop boeken, papieren, schilderijen en ver scheurde kleeren. Er was huiszoeking geweest, vertelde Martha Timofeiefna, en toen ze gezegd had, dat er een Engelschman had gewoond, hadden de Rooden alles met hun bajonetten be- stooten en vernield. Toen waren er ar beiders komen wonen, maar ze hadden haar niet van haar kamer beroofd. Maar ze waren al gauw weer vertrokken, om dat 't hun niet beviel. De roode soldaten en de ongenoode logé's hadden weinig bruikbaars over gelaten. Ik vond alleen nog wat onder goed dat kwam me uitstekend te pas en een oude studentenpet, die mij in mijn rol van klerk der posterijen kon dienen. Ik zei, dat ik Waria den volgen den dag zou sturen om die dingen te halen. Ik zocht den hoop rommel op den vloer uit en vond mijn eigen portret, een paar jaren vroeger gemaakt. Weer trof mij de volkomen doeltreffendheid van mijn vermomming. Wat zag ik er nu heel anders uit met mijn lange haren, mijn baard en mijn bril! Martha Timo feiefna zag me het portret bekijken. „Wat was 't toch een aardige man," zei ze. „Ja," gaf ik toe, „en hij was den laatsten keer, dat ik hem zag, nog pre cies zoo." „Waar zou hij nu zitten en wat zou hij uitvoeren?" ging zij voort. Ik boog mijn hoofd en drong een lach weg. „Dat vraag ik me ook af," kon ik juist nog uitbrengen, en toen dook ik gauw weer weg in den chaos op den vloer. Een jas had ik in het restant mijner bezittingen niet gevonden. Ik zocht dus de markten af en kocht van een ge wezen aristocraat een sjofele zwarte jas. Met dat kleedingstuk en mijn studen tenpet was ik een complete postambte naar. Ik droeg dit costunm overdag, maar voor ieder bezoek aan Zorinskv ging ik naar „no. 5" om me te verklee- den. Zorinsky kreeg me alleen in mijn oude plunje te zien. Een dergenen, die me in dien tjjd huisvesting verleenden, was een En gelsche dame, miss Cade. Dat was een oude vriendin van me, die vroeger lessen in talen placht te geven. Als zij later zou hooren, dat ik maanden lang in Rusland was geweest en in gevaar had verkeerd, zonder dat zij er iets van wist, zou ze 't mij nooit vergeven. Ik belde haar ilus eens op. Toen ik aan het andere einde van den draad haar stem had gehoord en dus wist, dat zij er nog was, waagde ik geen gesprek, maar verbrak de verbin ding en ging naar haar huis. Ik ging achterom, beklom behoedzaam de trap. belde aan en repte me de trap weer af dan kon ik ten minste ontsnappen, aks ei een onbekende over de leuning keek. j Wordi vervolgd I Hoe U 'n reis (iedere reis) prettiger kunt maken! Frischenfleurigblijven, ondanks 'n langen zit in een bedompten coupé nooit meer die ver moeidheid kennendielangzaam in U opkruiptZóó maakt U Uw reis en iederen dag tot een Impériale vanaf 25 ets. - genot. Door dien flacon Eau de Cologne Boldoot, dien U bij U heeft. Geurige verkwikking, die de loomheid van den dag weg vaagt, die U geestelijk en licha melijk weer geheel verfrischt. Veritable vanaf 20 ets NEDERLANDSCH FABRIKAAT. reist men van Holland naar Baden-Baden, de groote bad plaats in liet Zwarte Woud. I)aar bieden beete bronnen met een temperatuur van (>8° C. genezing en verzachting bij rheumaliek, jicht en catarrhen, daar vindt men een zuidelijk landschap met cypressen en mammoutliboomen temidden van met wouden bedekte gebergten, door welker bossehen zich fraaie voetpaden slingeren en die doorkruist worden door imposante autowegen. Hier zijn steile rotsen, prachtig voor den bergtoerist. en gebergten, door middel van bergspoor en wegen toegankelijk ge worden. En naast de ruines van de oude Itomeinsche badhuizen verheffen zich moderne kuurpaleizen. Wanneer gij weet te genieten van liet onverwachte en het verrassende, kiest dan tot reisdoel de wereldbadplaats. Inlichtingen en brochures door de bekende reisbureaux en ^rtS)uU)ckcPerk£eKrSuttaAC,\msterAam C, Kalverstr.lll.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 27