IDYLLE W ANTWOORD OP EEN SOLLICITATIE «n mé Geneesmiddelen en Geneeswijzen Annonces betreffende door J. jF. van Henegouwen GOED. DAT DE LUISTER AARS NIET KUNNEN ZIEN HOE JE SWEET HEART» IN 'T GEWONE LEVEN TEGEN JE DOET - INDERDAAD MEN ZOU BIJNA ZEGGEN DAT IK SLECHTE ADEM HAD OF IETS DERGELIJKS -JA,SLECHTE ADEM IS NIET PRETTIG. LUISTER NAAR GOEDE RAAD. EN GA EENS NAAR TANDARTS DAAR ALTIJD TREDEN NA HUN VOLGEND OPTREDEN. FRITS LUISTERT NAAR GOEDE RAAD SLECHTE ADEM ONTSTAAT MEEST KOM JE HET PRO GRAMMA VOOR DE VOLGENDE WEEK BIJ MIJ REPETEEREN FRITS AL DOOR VOEDSELRESTJES TUS SCHEN DE TANDEN. DIE GEWONE TANDPASTA'S NIET KUNNEN VER WIJDEREN. IK BEVEEL COLGATE'S TANDPASTA AAN. HAAR SCHUIM DRINGT OVERAL DOOR SC HITTE REN DLt IDEE denkt HET S OOK EEN UITTEREND IDEE COLGATE TE GE BRUIKEN l DAN GA IK COLGATE GEBRUIKEN jypT haar zeer aromatisch schuim dringt Colgate, in tegenstelling met gewone tandpasta's, tot in de kleinste hoekjes der tanden door. Het lost alle ongerechtighe den op, die de oorzaak zijn van slechte adem, doffe tan den en tandbederf, en spoelt ze weg. Bovendien polijst Colgate de tanden zonder het glazuur aan te tasten. Het maakt ze hagelblank. FAMILIE-COMBINATIES TUBES) worden in dit blad slechts opgenomen, indien zij vooraf voorzien zijn van het stempel „Geen bezwaar" tegen de plaatsing, afgegeven door de Commissie van Controle op de Aanprijzing van Geneesmiddelen en Geneeswijzen, waar van het Secretariaat is gevestigd: Segbroek- laan 33, 's-Gravenhage. Een klopje op de deur deed Sydney Stewart van zijn krant opzien. „Er hebben twintig dames op die advertentie geschreven, meneer," zei Burns, de boekhouder. „Naar mijn meening komen er echter slechts drie ernstig in aanmerking. Hun sollicitaties hel) ik apart gehouden. Er is ook een brief bij van een Hollandsche dame, die hier in Londen woont. Zij solliciteert voor haar zuster in Holland." Sydney knikte. „Dank je, Burns. Leg alles maar neer, ik zal het dadelijk wel eens doorzien." De deur ging dicht en Sydney keerde tot zijn ochtendblad terug. De firma Stewart, die in staalwaren deed en uit gebreide relaties in Holland en België bezat, zocht een Engelsche correspon dente voor de Nederlandsche taal. Sydney herinnerde het zich pas weer, toen Burns tegen tien uur voor de twee de maal verscheen. „Nog post, meneer „Blikskater, dat is waar ook, ik zou drie brieven doorzien," veerde hij op. „Wacht even, Burns." Met een vluchtigen blik doorliep hij twee van de drie sollicitaties, die Burns apart had gelegd. Toen nam hij de derde op. „Weledele Heer. Voor mijn zuster in Holland, mejuffrouw Else Winter, die gedurende de laatste tien jaren werk - zaaiu was als Engelsche correspondente op een der grootste kantoren in Neder land en deze taal perfect spreekt, schrijft en vertolkt, veroorloof ik mij te sollici- teeren naar de betrekking, genoemd in de „Times" van 23 dezer. De reden van deze sollicitatie is, dat zij na mijn ver huizing naar Engeland alleen in Hol land is achtergebleven en zich gaarne metterwoon in Londen zou willen ves tigen. Een persoonlijk schrijven bereikt u alsnog binnen een of twee dagen via de „Times". Aangezien ik sfellig over tuigd hen, dat zij aan alle door u gestel de eisclien ruimschoots voldoet, ben ik zoo vrij u beleefd te verzoeken haar sollicitatie in gunstige overwoging te willen nemen. Hoogachtend, Mevr. A. C. Johnson-Winter." Sydney Stewart had den brief ten einde gelezen. Zijn blik bleef rusten op een naam: Else Winter. Het was een vrij algemeene naam in Hollanddat herinnerde hij zich nog van zijn inter- I neeringsperiode gedurende het laatst van den wereldoorlog. Maar toch gaf die naam hem een lichten schok. Hij bleef er peinzend op staren, terwijl er langzaam eon glimlach over zijn gelaat trok. „Burns," keek hij plotseling op, „in formeer eens even naar die juffrouw Else Winter. Mevrouw Johnson heeft telefoon, het nummer staat in den brief. Zeg dat de informatie de sollici tatie betreft, maar noem niet onzen naam, als het niet heslist noodig is." De boekhouder verdween. Sydney Stewart bleef peinzend zitten. Een simpele naam had de klok in zijn leven tien jaar teruggedraaid. Hij was weer de vroolijke, in Den Haag geïnterneerde luitenant, die op een hal in Centraal een aardige typiste had leeren kennen, die perfect Engelsch sprak. Hij had een paar maal met haar gedanst en ook de rest van den avond met haar door gebracht. En nog menigen avond na dien. Een jaar lang totdat de vrede hom toeliet naar huis terug te koeren. Sydney herinnerde zich nog precies hoe zij er toen uitzag: blauwe oogen, een fijnbesneden gelaat en een mond, die altijd scheen te lachen. Niet groot en niet klein, ongeveer van zijn eigen lengte en blonde, dartel krullende ha ren. Dat was de Else Winter, die hij kende. Zij had er zich ernstig op toegelegd hem de Nederlandsche taal te ieeren. De ernst was echter hij hem meestal zoek. Of neen, die ging meer uit naar haar persoon dan naar de les. Jong blijft jong en die regel gold ook de knapen ais mannen, die op het slagveld meer malen den dood in het aangezicht had den gezien. Maar tot ernst in de liefde was het toch nooit met haar gekomen. Eén speelschen kus nam hij bij het af scheid als herinnering van haai mee. En dan nog een verdrietige gedachte, toen de vuurtoren aan den Hoek van Holland zich verdronk aan de kim. Burns trad binnen. „Ik heb mevrouw Johnson gesproken, meneer. Haar zus ter werkt op het kantoor van een groote levensverzekeringmaatschappij in Den Haag. Zij is dertig jaar oud en woont in Sss. „Scheveningen," kwam Sydney hem glimlachend te hulp. „Maai- zij heeft op het oogenblik vacantie," haastte Burns zich. „Dank je, Burns," zei Sydney Ste wart. Dus het was toch dezelfde Els* Winter. Haar leeftijd, woonplaats en het adres waar zij in betrekking was ja, alles klopte. „Burns," keek liij plotseling levendig op, „ik ga voor eon paar dagen op reis naar Den Haag. Ik kan de zaak wei aan je overlaten, nietwaar? Ik zal je het adres geven waar ik logeer; als er iets bijzonders is, weet je me te vinden." „Ja, meneer. En die sollicitaties?" „Laten rusten tot ik terugkeer. Burns. Laten rusten tot ik terug keer. Toen Sydney Stewart een uur later in zijn woning kwam, een groot, zeer oud en liefelijk gelegen landhuis nabij Windsor Park in Sunning Hill, trad hij voor den spiegel. Op drieëndertig jari- gen leeftijd was een man nog jong, dacht hij opgewekt. En waarom zou die droom van weleer, waarvan hij indertijd zoo moeilijk afstand had kun nen doen, zooveel jaren later niet in vervulling kunnen gaan? Hij floot, terwijl hij zijn koffer pakte, en dat lustig geluid was sinds den dood van de oude mevrouw vier jaar geleden niet meer binnen de muren van Windsor House gehoord. De hemel was stralend blauw en overkoepelde een flauw rimpelende zee bij afgaand tij, die alle kleuraspec ten vertoonde van grauwgrijs tot diep blauw. Op het strand aan den voet van het Kurhaus, welks koepels blikkerden in de zon, was het een gaan en komen van badgasten. Het was er nog niet druk op dit vroege morgenuur. Else. Winter had in een strandstoel plaatsgenomen. Naast haar zat haar vriendin, met. wie zij haar vacantie doorbracht. Eeriigszins terzijde zat een heer in een wit flanellen pantalon en een licht grijs colbert, met een grooten zonnebril voor zijn oogen. Zijn hoog voorhoofd ging schuil achter den neer geslagen rand van een Panamahoed. Sydney had hot meifije, dat hij zocht zonder moeite gevonden. Het had hem even een schok gegeven, toen Lij haar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 12