ZIJN DE DRAKEN EN
SPROOKJESBEESTEN
UITGESTORVEN
worpen paardenbiefstuk ziet van-
eenrijten en 't water rood verven,
zal graag toegeven, dat hier een
„klomp monsters" bijeen is, die
de stoutste verbeelding van onze
grootouders, die deze dieren niet
kenden, zeker overtreft.
Ilel wonderbaarlqLe
■n het kleine
Het nog niet lang aan de wetenschap en nog korter aan het publick bekende dwergnijlpaar.d. Dit exemplaartje
bevindt zich al van 1913 af in de Londensche diergaarde en was het eerste in Engeland ingevoerde exemplaar.
door G. de Josselin de Jong
In de legendes van bijna alle volken komen „schrik
aanjagende reusachtige ondieren" voor, van die
wanstaltige nachtmerriebeesten, die dierkundig
niet bestaan kunnen, hoogstens in het verhit brein
der fantasten. Wanneer wij eens de huizengroote
geraamten van voorwereldlijke reuzendieren zien,
dan zeggen we: „gelukkig maar, dat dié niet meer
rondloopen" en we gaan thuis den bedaarder
gebouwden kanariepiet, de leghornkippen en den
taks voeren. Maar. vergissen wij ons niet? Komen
er nergens meer gedrochtelijke diervormen voor, die
knapjes beginnen te lijken op den draak van mijnheer
Siegfried? Het antwoord luidt bevestigend. Immers,
niet alleen heeft het, vroeger technisch-onuitvoer-
baar, diepzeeonderzoek per duikerklok ons de laatste
jaren het bestaan doen kennen van roofvisschen
met lichtende schijnwerperoogen daar onder in de
waterdonkerte, van de raarste lichaamsverdraaiin
gen, verkronkelingen, van de zonderlingste aan
hangsels of wapperorganen, maar ook in de
vandaag den dag zoo veel beter ingerichte en
bevolkte aquaria kan men den inktvisch „bewon
deren" en den surrealistisch en koffervisch en den
zeeduivel, die één en al bek of open-moordkuil is,
en den zonnevisch met tientallen tierelantijntjes om
en aan zijn lijf. Zoo verheugt Artis zich in het bezit
van een reuzenwaraan van Komodo, een Japanschen
reuzensalamander (die hier eens zijn eiersnoeren ge
legd heeft, een eenig feit, waarvoor toen twee Ja-
pansche geleerden meteen zijn overgekomen, omdat
hun nationale draak dat nog in géén verzameling in
zijn geboorteland vertoond had), dan een zeekoe
of lamantijn of sirene, de logge diersoort, waaraan
de fabelfiguren der. liefelijke
zeemeerminnetjes ontleend zijn,
voorts leguanen, vliegende en
draakhagedissen, al met al brave
beestjes, die niet voor de ver
zonnen sprookjesdraken onder
doen. Wie Ouwehand's duizend
krokodillen de lappen toege
Nu hoeft men het ongeloofelijke
niet altijd te zoeken in het onge-
loofolijk-groote.
Trouwens: wat is groot? En wat
is klein? In de Italiaanschc berg
streken hebben de boeren schamele
kleine. koetjes, d.w.z. vol
gens onze opvatting, maar het zou
u toch niet glad zitten een van
die peuters(oven op te tillen. Men
spreekt van een struisvogel-ei, maar
bijna altijd van een kanarie-eitje.
Waarom? Omdat we nu eenmaal
gewend zijn aan het formaat van
het „kippige" ontbijtei; waf daar
boven komt is (te) groot en wat
eronder (te) klein, vandaar de ver
kleinwoordenmussckenei-tje, vis-
schenei-tje, vlinderei-tje, maar
ganzenei. De oerwouden van Noord -
Brazilië zijn tot aan de toepas
sing van de moderne luchtvaart
voor onderzoekingswerk vrijwel
ontoegankelijk geweest. Dit ver
klaart, hoe men pas kortgeleden
langs de Amazone, 's werelds groot
sten stroom, aapjes heeft ontdekt
niet grooter dan veldmuizen. Zoo'n
twintig, dertig van die apen-in-
zakformaat vormen samen een ge
meente. 't Zijn bar schuwe dingetjes, waardoor de
roofdieren weinig kans krijgen ze te pakken, evenmin
dus als de professoren, want, als gezegd, van hun
bestaan wist men niets af, en men hield soorten zoo
nietig als 'n konijntje voor de kleinste maat in apen.
Het dwergnijlpaard van Liberie komt nu pas in onze
diergaarden en staat bij do meeste dierenparken
alleen maar op. het verlanglijstje. Het is zoo
groot als een kalf, maar dan natuurlijk boller van
model, trouwens precies het verkleind evenbeeld
van den „grooten" gewonen hippopotamus, zooals de
wetenschap het nijlpaard aanduidt. Het n ijl veulen
van dit nijlpaard-op-schaal is precies een zwart, glib
berig biggetje. De microscoop heeft ons ook van alles
onthuld, ons een (micro(wereld geopenbaard, waarin
de kleinste der kleine elkaar onderling evenzeer
belagen en wreedaardig verslinden als overal in zee
de grootere visschen de kleintjes verhapstukken,
De koala, het nationale beertje van Australië (hoe
wel overigens niet tot de berenfamilie behoorend)kon
men eertijds in de eucalyptusbosschen in grooten ge
tale tegenkomen, maar de toeristen hebben zooveel van
die leuke teddybeertjes, die daarenboven handmak zijn
en hun jongen op den rug rondsjouwen, gevangen en
mee naar huis genomen, dat het dier zoojuist onder
staatsbescherming gesteld is.