Hij krabbelde de boodschap op een stuk papier bazing hoorde hij niets. Vol spanning bleef hij staan. „Goed," klonk de stem van Manley. „Zeg den derde hij staat op de brug dat hij hier komt." Stomverwonderd ging Ringer naar het kleine bovendek en keek vandaar naar de donkere omtrek ken van de brug. „Hé, derde stuurman!" „Ja?" „Bij den kapitein komen." „Ik kom." De wind rukte woedend aan zijn kleeren en het zeeschuim werd hem in het gezicht gezwiept tijdens den terugtocht naar de radiohut. De oceaanreus werkte weer op volle capaciteit en gaf met zijn krachtige zendinstallatie een reeks telegrammen door naar Kaap Race. Zoodra er een stilte intrad, zou hij het schip oproepen. De lichten in de hut begonnen helderder te branden Morgen zou hij dien brief aan Ella wel afschrijven, dacht hij, terwijl hij in zijn kooi klom. Nu was hij te moe. Onder do dunne scheepsdekens voelde hij de kou langs zijn beenen om hoog kruipen. En de ge dachte aan de kachel in de kapiteinshut beneden stem de hem bitter. Hij stond op om een paar lampen aan te draaien op het schakel bord in de hoop er wat warmte van te zullen ont vangen. Daar zouden min stens eenige uren mee heen gaan. Want het schip lag zeer noordelijk. De lichten van het schakelbord sche nen recht in zijn gezicht, als oogen, die hem strak aanzagen. Hij draaide zich om. Het gaf niets. Hij stond op om het gordijn voor de verbindingsdeur te sluiten. Het gevolg was, dat hot licht nu over de afscheiding heen kwam en de hut tot in de verste hoeken met een helder doordringend schijn sel vulde. Hij wentelde rus teloos van de eeno zijde naar de andere en stopte zijn hoofd zelfs onder de dekens. Totdat het bij hem opkwam, dat niet de ge wone schoepsgeluiden hem uit den slaap hielden. Zij vormden een onderdeel van het gewone leven en hadden nog nimmer zijn nachtrust verstoord. Nee, het was iets anders. Oogen! Oogen die zijn aandacht vroegen, hem nu eens smeekend, dan weer beschuldigend aanza gen... i.O.S. Ringer schoot in zijn kooi overeind. Niettegen staande de kou was zijn voorhoofd vochtig en voel den zijn handpalmen klam aan. Hij kon die zwakke morseteekens niet meer uit zijn hoofd zetten. Zou hij weer gaan luisteren? Veron derstel Hij gleed uit zijn kooi en liep de radiohut in. Huiverend van kou zette hij de koptelefoon op en schakelde den ontvanger in. Het gewone rumoer. Alleen niet zoo luid nu, de marconiston der vrachtsche pen lagen onder de wol. Een uur na middernacht. Zou hij den oceaanreus toch maar oproepen? Dan moest hij eerst meer stroom hebben. Besluiteloos bleef Ringer staan. Wie was er beneden? De tweede. Het zou minstens een half uur duren voor hij. dien zoo ver kreeg, dat hij bereid was de dynamo meer stroom te geven. De chef-machinist was waarschijnlijk al onder zeil gegaan. Er bleef dus niemand anders over dan de „ouwe". En die zou ook wel in zijn bed gekropen zijn. Enfin, de „ouwe" kon tekeer gaan zooveel hij wilde. Haastig schoot hij zijn kleeren aan en daalde af naar de kapiteinshut. Maar gezagvoerder Manley sliep nog niet. Hij zat behaaglijk voor de kachel en keek nijdig op toen Ringer binnenkwam. De jongeman stak onmiddellijk van wal: „Kapitein, ik geloof, dat er een schip is, dat S.O.S. seint en het kan zoowel hier in de buurt als veel zuidelijkor liggen. Ik zou graag zekerheid hebben. Maar daarvoor heb ik meer stroom noodig." Hij sprak snel, in de verwachting ieder oogenblik in de rede te worden gevallen. Tot zijn groote ver en hij lachte vergenoegd, toen hij de naald van den voltmeter langzamerhand naar honderd zag door slaan. Plotseling begon zijn toestel te leven en hij speelde een taptoe op de toetsen. Ringer riep den oceaanstoomer „Empress" op. Een stilte. Geen antwoord. Zijn vingers vormden wederom den oproep. Nu hoorde men hem. „Hebt u vanavond een S.O.S. gehoord?" „Nee." „Ik meen een S.O.S. te hebben opgevangen." „Welken naam?" „Weet ik niet. Ik meende dat het een S.O.S. was, maar ben er niet zeker van. Toestel met batterij- voeding." „Met meenen schiet je niet veel op, ouwe jongen. Val ons verder niet meer lastig. Erg druk.. S/of op bladz. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 5