ROODE RUSLAND
..st >.r*
Het avontuurlijke en romantische leven van
een Britschen spion in het
geschiedenis van
ELFDE HOOFDSTEK
ff ui vu der leeuwen
DOOR
SIR PAUL DUKES
9
22
Waarom ging Mel-
nikof dan nog
vriendschappe
lijk met Zorinsky om?"
vroeg ik aan Iwan Ser
geiewitsj. |l
„Dat ging hij niet," antwoordde hij. MM'
„Heeft Zorinsky je dat wijsgemaakt?
Zorinsky heeft Melnikof misschien wel
eens gezien, maar hem nooit gesproken, zoover ik
weet. Melnikof kende 'u zekere Vera Alexandrofna,
die clandestien een café hield, wist je dat? Ik heb
van anderen, die uit Petrograd ontsnapt zijn, ge
hoord, dat Zorinsky daar ook kwam. Alleen om
op Melnikof te loeren."
„Dus hij heeft hem opzettelijk verraden?"
„Vast en zeker. Da maar na. Melnikof was een
bekend en gevreesd contra-revolutionnair. Zorinsky
stond in dienst van de Tsjeka en werd waarschijnlijk
royaal betaald. Hij heeft ook Vera Alexandrofna en
haar café verraden, waarschijnlijk tegen zóóveel per
hoofd. Dat weet ik weer van anderen."
„Waarom heeft hij mij dan niet aangebracht?"
vroeg ik ongeloovig.
„Je hebt hem zeker geld gegeven?"
Ik vertelde hem de heele geschiedenis van mijn
omgang met Zorinsky. Ik maakte ook gewag van de
kostbare en nauwkeurige inlichtingen, die hij me
had verstrekt.
„Echt iets voor hem," zei Iwan Sergeiewitsj. „Hij
werkte voor beide partijen. Hij zal gedacht hebben,
dat er niets meer van je te halen was toen hij
hoorde, dat je je uit de voeten had gemaakt, ging bij
naar Finland om je op te zoeken. Waarschijnlijk zou
hij je gewaarschuwd hebben, dat de Tsjeka je op de
hielen"zat; je hebt zeker al iets van dien aard
gemerkt?"
Ik vertelde mijn ervaring op no. 5 en aan het huis
van den journalistmaar daar kon Zorinsky
moeilijk achter zitten. Ik had altijd erg goed
opgepast, dat ik niet gevolgd werd. Den naam
„Krylenko" kon hij verraden hebben, want ik had
hem mijn valschen pas laten zien, maar hoe kon hij
die twee adressen weten?
De telefoon! Ik had Zorinsky nooit ergens anders
opgebeld dan op no. 5 en bij den journalist, omdat
ik nergens anders spreken kon. zonder afgeluisterd
te worden.
„Dan heeft hij direct na die gesprekken naar de
nummers geïnformeerd," riep Iwan Sergeiewitsj uit,
„Zoolang je betaalde, verried hij je niet. Dat kon hij
altijd nog doen, de belooning lag altijd klaar. Toen
hij merkte, dat je naar Finland was vertrokken,
zonder hem iets te zeggen, zal hij begrepen hebben,
dat je lont rook, toen wou hij als redder poseeren,
door je te waarschuwen: keer niet terug; allicht
betaalde je voor dien dienst ook weer."
Ziedaar Zorinsky en het leven van Zorinsky. En
Zorinskv was de eenige niet. „Er zijn veel
Zorinsky's, vrees ik," zei Iwan Sergeiewitsj, „ze zijn
de schande en de ondergang van onzen stand."
Maanden daarna heb ik Zorinsky nog eens gezien
hij was elegant gekleed en besteeg een motorfiets. Ik
wou juist van een tramwagen stappen, toen onze
oogen elkaar ontmoetten, en al bestond er weinig
kans, dat hij me herkende (ik droeg toen de uniform
van 'n rooden soldaat), toch dorst ik niets riskeeren.
Ik bleef in de tram, sprong er een eind verder onder
't rijden uit, nam een wagen in tegenovergestelde
richting, naar het Tsarkoselsky-station, ging dat
gebouw'binnen en bleef tot na donker tusschen ïle
massa's boeren en „speculanten" zitten.
Later hoorde ik, dat Zorinsky door de bolsjewisten
was doodgeschoten. Het was een ironisch en waardig
einde van zijn loopbaan. Misschien hadden ze
ontdekt, dat hij twee of meer meesters diende.
Maar het liet me vrij koud, of Zorinsky nog leefde
of niet. Ik was hem ontsnapt, en mijn werk was een
nieuw, nog belangrijker en nog interessanter tijdperk
ingegaan.
Toen .Alexander Markowitsj" ontdekte, dat de
Tsieka was ingelicht omtrent de gangen en bezig-
heden van een zekeren „Joseph Krylenko opvo -
ger van „Joseph Afireuko", en uitkeek naar „Kry-
voormalig chef van den
Britschen geheimen dienst
in Sovjet-Rusland
lenko's" terugkeer, was 't hem te vergeven geweest,
als hij den raad zijner vrienden had gevolgd en zich
met bekwamen spoed weer over de Finsche grens
had begeven. Inderdaad dacht „Alexander Marko
witsj" daar ernstig over; zijn gelaatsverandering
kon het beven van zijn hart, niet stillen. Het was
dus geenszins blakend van dapperheid, dat hij
nadien het hoofdkwartier der Tsjeka passeerde, of
keek naar de huiszoekingspatrouilles, die genoemd
gebouw verlieten. Op no. 5 of bij den journalist doist
hij nooit meer te komen, en eerst na langen tijd
waagde hij zich in eenige schuilplaats, waar men
hem" met een baard en lange haren en zonder
dien eenen voortand had gekend. Maar hij bleef.
Ik had toch niet aapstonds weggekund, want
ik liep nog moeilijk de eerste weken. En daarna
was ik zoozeer gewend aan een nieuw bestaan en
o-ing ik weer zoo op in de politieke en andere ver
wikkelingen van dien tijd, dat de Tsjeka op den
achtergrond raakte.
Totdat opeens, ongeveer twee maanden later, de
Tsjeka begon te zoeken naar „een Engelschman,
wiens voeten bevroren zijn geweest"!
Maar dat was tien weken na het bevriezen van
die voeten. En in dien tijd was er nog liet een en
ander gebeurd, dat niet onvermeld mag blijven.
Het was Maart 1919 geworden, en in de eerste
helft van die maand werd er op verschillende groote
fabrieken en werven gestaakt, uit verzet tegen het
bolsjewistisch bewind. De Tsjeka echter was zoo
voorzichtig geweest, overal haar spionnen te plaatsen.
Door hen werden de leiders der opstandige be
weging verraden, zij werden met de hunnen ge
arresteerd en „naar verre streken overgebracht
dat was de officieele formule en niemand
hoorde ooit meer iets van hen. Dat zou trouwens
niet licht gekund hebben, want de „verre streken",
waarheen de Tsjeka haar slachtoffers placht „over
te brengen", waren stellig niet van deze wereld:
Eigenaardig genoeg gaven de bolsjewisten mij
later de schuld van die oproerige beweging en van
tal van andere stakingen, opstandjes, muiterijen
en dergelijke, die in onafgebroken reeks uitbraken,
tot de Sovjet-regeering in 1921 voor den volkswil
week door een totale verandering van politiek.
De Tsjeka schoot zelfs menschen dood, o.a. een
Engelschman, die Davidson heette, wegens mede
plichtigheid aan „de raddraaierijen van Paul Dukes",
ofschoon ik van die menschen nooit iets gehoord of
gezien bad.
Ik hoef nauwelijks te zeggen, dat er in die be
schuldigingen geen jota waarheid school. Ik heb
nooit aan samenzweringen meegedaan of geholpen.
Ik was niet naar Rusland gestuurd om samen te
zweren, maar om inlichtingen in te winnen. En de
opstand van Maart 1919 overviel mij ook, want hij
was op touw gezet, terwijl ik in Finland ver
toefde.
Die beweging nam echter tegen het midden van
de maand een zoodanigen omvang aan, dat het
raadzaam werd geacht Lenin uit Moskou te laten
komen om op een groote meeting te spreken. Die
vergadering was niet publiek, maar ik werd tot
bijwoning in staat gesteld door tsjoera, den vriend
van den dokter, die een oom was van Melnikof en
mijn voeten verzorgde.
Ik werd aan Sjoera Ma-
renko voorgesteld, en hij
bracht me weer in ken
nis met 'n eommunisti-
schen vriend, die Rykof
heette. Om vragen van
Rykof's kant te voorkomen en zijn
medelijden op te wekken, liep ik met
twee stokken in plaats van één, en
hield ik me zieker en zwakker dan ik was. Rykof,
die 'n heel geschikt en vrij onnoozel mensch bleek
te zijn, vroeg niet eens naar mijn naam en hielp
me goedig. Later, toen ik zelf lid werd van de
communistische partij, kwam die ontmoeting met
hem mij goed te pas.
De meeting werd gehouden in het Volkspaleis,
een tooneel- en gymnastiekgebouw, door wijlen den
Tsaar aan het volk geschonken. Lenin kwam
ongemerkt door een zijdeur binnen.
De kleine man, die op een deel zijner volgelingen
zoo'n onbegrensden invloed had, trad rustig voor het
voetlicht. Zijn oostersche trekken toonden geen spoor
van gevoeligheid. Hij zag er nog net precies zoo
uit, als toen ik hem in Petrograd had zien aan
komen. Hij was niet dik geworden, gelijk Zinofief,
of sjiek, gelijk Trotsky. Met zijn handen in zijn
zakken wachtte hij geduldig, tot het gejuich ophield.
Lenin sprak noch heftig als Trotsky, noch grappig
en schoonschijnend als Zinofief, noch statig en ge
voelig als Loenatsjarski. Hij sprak snel en luid,
schreeuwde zelfs, en zijn gebaren deden aan een
marktredenaar denken. Maar bij bezat iets, dat
anderen misten. Hij was koel en berekenend, en niet
zoo vol venijn tegen politieke tegenstanders als
Trotsky en Zinofief. De inhoud van zijn Tede stelde
teleur. Men moest het communistisch experiment
een eerlijke kans en den noodigen tijd geven,
betoogde hij. Voedsel zou er van het platteland
worden gehaald en stakingen moesten onderdrukt
worden.
In dienzelfden tijd werd te Moskou de Komin
tern gesticht, onder Zinofief. Hiermee was de rol-
verdeeling onder het driemanschap der bolsje
wistische macht compleetLenin als hoofd der
partij, Trotsky van het leger, Zinofief van de
Komintern. Stalin was toen nog een vrij onbekende
figuur.
Ik volgde de eerste werkzaamheden van de
Komintern met aandacht en in mijn rapporten aan
mijn chefs waarschuwde ik tegen haar pogingen,
om elders de orde omver te werpen. Zoo werkte
ik er toe mede, dat een einde werd gemaakt aan
het werk van menigen betaalden agitator, zooals
er herhaaldelijk naar het buitenland werden uit
gezonden. Er bestond te Moskou een school, waar
ontevredenen uit alle landen, met weinig angst
valligheid en een gladde tong, opleiding genoten
in de bolsjewistische leer, met vooruitzicht op een
winstgevende betrekking in het buitenland. Grap
pig is wel, dat ik zelfs wel eens uitgenoodigd werd
om zoo'n zendeling te worden, en met bergen
opruiende lectuur het land uit te gaan. Dit ge
schiedde op de volgende wijze.
Ik kwam geregeld in een huis nabij de haven, en
het huiscomité bestond daar uit matrozen van de
Oostzeevlöot, die allen verwoede communisten
waren. Mijn vrienden, die ik fair bezocht, moesten
voldoen aan de nieuwsgierigheid van het comité wat
mijn identiteit betrof, en brouwden het volgende
verbaal. „Die arme man, die met een stok loopt, is
een slachtoffer van kapitalistische mishandeling.
Toen hij nog heel jong was, is zijn vader door de
Tsaristische regeering uit Rusland verbannen wegens
vooruitstrevende beginselen, en hij heeft zijn liecle
leven in Engeland en Amerika gewoond en als mu
sicus zijn brood verdiend. Tóen de oorlog begon, was
hij in Engeland. Hij weigerde voor de kapitalisten
te vechten, en toen hebben de Engelsehen hem ge
vangen gezet en hem naar Rusland teruggestuurd
bij het uitbreken der revolutie."
Dit verhaal maakte zoo'n indruk, dat de roode
zeelui me vereerden als een held. Dat was lastig,
want zij drongen er met groote kracht op aan, dat ik
in hun partijorganisaties zou treden. Dus verzocht
ik mijn vrienden, ook nog te vertellen, dat de mis
handeling en ontbering in de Engelsche gevangenis
mij ernstig hadden geschaad, zoowel lichamelijk als
geestelijk, zoodat ik nog lang een hulpelooze stakker