h 23 zon blijven. Maar op een keer kwam er iemand van liet plaatselijk partijbestuur en sprak: „Hoort eens, kameraden, die kameraad-musicus-vriend van jullie lieeft steeds in 't buitenland gewoond, dus hij spreekt zeker vreemde talen Engelsch bijvoorbeeld?" „Jawel, nog beter dan Russisch zelfs."„Dan is liij juist degene, dien we noodig hebben. We zullen hem uitsturen om te werken onder de F.ngelsehe zeelui, die op het oogenblik in de Oostzee zijn, en als hij succes heeft, gaat hij als propagandist naar Engeland of Amerika." Wat een kans orn te ontsnappen, als ik die had gezocht! Maar ik wou niet ontsnappen, en wimpelde den vertegenwoordiger der Komintern met een uit vlucht af. Ik was namelijk betrokken geraakt in eenige nieuwe verwikkelingen, waarvan er één grooten invloed kreeg op mijn leven. Aan die zonderlinge en, naar het bleek, tragische episode zal ik het volgende hoofdstuk wijden. TWAALFDE HOOFDSTUK Mislukte rooftocht Gelijk ik reeds zei, deed ik nooit aan samenzwe ringen mee, maar natuurlijk kwam ik wél het een en ander te weten nu en dan. Zoo was er een admiraal, die aan 't werk was, om 'n ingrijpen der geallieerde en Finsche strijdkrachten voor te bereiden en te zijner tijd te steu nen. Van zijn medewerkers kende ik een jongen eersten luitenant onder den naam Kolya Orlof. Hij en zijn vrienden hadden geen geld, en verkregen de noodige mid delen voor hun werk door de be- rooving van bolsjewistische schat kamers, waar het geld en de ju- weelen waren opgeslagen, die de bourgeoisie waren ontstolen. Dat was in de dagen van 't „zuivere" communisme, toen er geen banken meer bestonden. „Steel wat gestolen is! dat is de bolsjewistische leus," zei Orlof. „Waarom zouden wij die ook niet toepassen in omgekeerde richting? Steel terug wat gestolen is. van ons." Orlof dacht weer over zoo'n greep, vertelde hij mij; ditmaal gold het een plaats in het zuiden der stad, waar een groote hoeveel heid juweelen en geld „gestolen goederen" was geborgen. Het plan van actie was. zeer een voudig. Orlof zou het kantoor opbellen, op 'n avond tegen sluitingstijd, als er waarschijnlijk nog maar weinig menselien daar waren, en met een stem van gezag zou hij verklaren, dat over een paar minuten de inspecteurs zouden komen tot het instellen van een speciale controle. En dan kwam hij met zijn medeplichtigen. „Ze gelooven me zeker," zei Orlof, „want zoo'n plotselinge controle is iets heel gewoons de Rooden vertrouwen hun eigen luitjes ook niet, als er geld en juweelen in de buurt zijn." Thuis in zijn kelder had Orlof een voorraad vuur wapenen en kleeren, waarmee hij menschen toe rustte, die hij hielp vluchten, en waarvan ook zijn kameraden zich bij stoute avonturen bedienden. Eén dier kameraden had een verkenningstocht naar het kantoor der schatkamer ondernomen: als boer ver kleed was hij zoogenaamd komen informeeren over een pensioen, en hij had ontdekt, dat er om dien tijd slechts twee ambtenaren en twee schildwachts aan wezig waren. Het telefoonnummer was hij te weten gekomen (gidsen werden er namelijk niet uitgegeven) door per ongeluk het toestel van de tafel te stooten en naar het nummer te kijken, toen hij het opraapte. „Bij de deur grijpen en ontwapenen we de schild wachts," zei Orlof. „We boeien iedereen, met een prop in hun mond, en wie zich verzet, gaat er aan. Dan halen we de safe leeg. Met zes man kan ik 't af en dan hebben we weer een heelen tijd geld, hoop ik." De samenzweerders hielden een laatste bespreking op den ochtend van den dag, dat het plan zou worden uitgevoerd. Orlof verzocht ine, dien dag bij hem thuis te komen dat zou den mannen moed geven, Zei hij. Ik stemde toe, maar stelde als voorwaarde, dat ik op geenerlei wijze in het eigenlijke complot betrokken zou worden. Ik werd door de achterdeur binnen gelaten door de keukenmeid, Akoelina, een vrouw van boeren afkomst, maar met een scherp verstand. Zij werd door de familie als een onmisbare vriendin beschouwd. Zij vroeg mij, plaats te nemen in de keuken, en daar kwam Orlof's zuster bij ons, Sonja, een donker meisje van ongeveer negentien, knap en zeer gereserveerd. ,,Ze zijn in de studeerkamer," zei Sonja. ,,Ze zullen wel gauw klaar zijn." Ik vroeg me af, hoe dat stille meisje denken zou over het roekelooze plan van haar broer, waarvan zij blijkbaar wist. Haar gezicht was ondoorgrondelijk, maar er gloeide een duister vuur in haar zwarte oogen. Wij zaten zwijgend thee te drinken; we dachten alle drie aan hetgeen er verhandeld werd in dien „krijgsraad", maar wilden er niet over spreken. Een paar minuten later kwam Orlof binnen, gevolgd door zijn vijf vrienden. „Ileeren, een vertegenwoordiger van Groot- Brittannië," stelde hij me voor. Ik drukte allen de hand en wenschte hun succes. Aan hun voorkomen was niets bijzonders. De eenige, dien ik buiten Orlof kende, was Sjoera Marenko. Hij zag er afschuwelijk uit met zijn stoppelbaard en zijn havelooze boerenkleedij. Hij was het, die den ver kenningstocht had ondernomen. Een der anderen Twee belangrijke -figuren uit den tijd ran de stichting der Sovjet-republieken. Links Lenm (ware naam: Wladimir Iljitseli Uljanew), de eerste volkscommissaris, overleden 22 Januari 1924, en rechts Leo Trotsky, de organisator van het roode leger, die later als balling Rusland moest verlaten. was zijn broer Serge, die me veel minder innemend leek dan Sjoera. De andere drie waren adelborsten. De mannen gingen dadelijk op weg. ,,'t Is een groote aanmoediging voor hen, dat ze u gezien hebben," zei Orlof, toen de laatste vertrokken was. „Voor hen is die rooftocht een heilige taak, niet alleen omdat ze gestolen eigendommen heroveren, maar ook, omdat hun hoop op u, Engelschen, ge vestigd is, en zij willen helpen om het terrein voor te bereiden." Alles was in bijzonderheden overwogen en afge sproken, zei hij. Zij wisten precies, hoe de kamers lagen en waar de schildwachts stonden. Na het telefoontje van Orlof zou Sjoera eerst weer alleen binnengaan.... hij werd er natuurlijk gauw weer uitgezet, onulat hij op een ongelegen moment kwam, maar wist dan ten minste, hoeveel menschen er waren. Waren 't er te veel, dan waagden zij den over val niet. Ik nam afscheid en wenschte Orlof succes. Akoeli na ging vóór me de trap af, wenkte me, dat de kust vrij was, en ik glipte weg. Op het afgesproken uur, tegen donker, belde Orlof ergens in de buurt het kantoor op hij was de districtsinspecteur, zei hij, de dienstdoende ambte naar moest op hem wachten met de sleutels. Een paar minuten later kwamen de samenzweerders, van verschillende kanten. Alleen Serge, Sjoera's broer, ontbrak nog; zeker een ongelukje gehad; maar er was geen tijd om daar over te peinzen. Sjoera onder nam snel zijn laatsten verkenningstocht- en kwam melden, dat alles juist zoo was als den vorigen keer. De vijf mannen gingen het gebouw binnen, door Orlof aangevoerd. Het kantoor was klein en lag gelijkvloers. Een schildwacht stond precies binnen de deur. Hij kreeg een revolver voor zijn ver baasde gezicht en werd verder naar binnen gedrongen. In 't begin ging alles goed. De verschrikte ambtena ren, twee man, werden snel aan hun stoelen geboeid en kregen een prop in den mond, de even ontstelde schildwachts werden gemakkelijk ontwapend, en de indringers wilden de safe al gaan leeghalen, toen er gerucht aan de straatdeur kwam. Er trad een troep Tsjekisten binnen. De indringers zaten in de val. Zij vochten wanhopig voor hun leven, maar stonden tegen een overmacht. Sjoera Marenko was de eenige, die de deur bereikte. Zijn revolver was leeg, één arm hing slap, en hij zou den Tsjekist, die daar stond, nooit voorbij zijn gekomen, als er niet op 't allerlaatste moment iemand van buiten was komen toestormen, die den schildwacht neerschoot. Sjoera zag de silhouet van zijn redder maar heel even in de donkere gang. Hij vloog de straat op, en schreeuwde tegen zijn broer Serge want die moest het geweest zijn, dacht hij dat hij zich eveneens uit de voeten moest maken. Sjoera bereikte door zijstraatjes het nabije station en wist op een goederentrein ongemerkt weg te komen. De strooptocht was mislukt. Orlof en drie andere, dappere kerels waren door hun vijanden gedood. Eerst maanden later kwam Sjoera te weten, dat het niet Serge was geweest, die hem in het kritiekste mo ment had gered, maar Orlof's zuster, Sonja. Sonja, die een zeer avontuurlijken aard had, mocht van haar broer geen deel nemen aan den over val. Maar op haar aandringen had hij toegestaan, dat zij wacht hield in een koffiehuisje aan het einde der straat, om hem, als hij kwam, te waarschuwen, als zij iets van onraad in de straat had bespeurd. Toen Orlof van huis was, had Sonja zich in manskieeren gesto ken en een revolver genomen, en aldus had zij haar wacht in het koffiehuisje betrokken. Zij had de groep avonturiers zien komen en het gebouw zien binnengaan allen, op Sjoera's broer na en een paar minuten later had zij, tot haar grooten schrik, een troep Tsjekisten, overhaast, op het too- neel zien verschijnen. Zij hoorde schieten en holde naar den ingang van 't gebouw. Met één blik over zag zij den toestand. zij loste het schot, dat Sjoera liet leven redde, en hoorde hem roepen: ..Bravo, Serge!" Opzijn aansporing wou ook zij vluchten, maar de andere Tsjekisten grepen haar, hoezeer zij zich ook met handen en voeten verzette. Sonja Orlof en Sjoera Marenko hadden elkaar lief, en hoopten spoedig te trouwen. Terwijl er een trein met Sjoera liorterig oostwaarts reed, lag Sonja in de gevangenis, ten prooi aan gedachten en gevoelens, die eenieder zich licht kan denken. De eerste drie weken na haar gevangenneming werd Sonja in een cel gehouden en iederen avond aan een streng verhoor onderworpen. Zij gaf een handig verdraaide lezing van het gebeurde, met de bedoeling, Sjoera de hand boven het hoofd te houden. Zij noem de den naam Serge in plaats van dien van Sjoera, in de hoop, de Tsjeka van het juiste spoor te brengen. Misschien gaf niet alleen wanhoop, maar ook vrou welijke intuïtie haar de gedachte in, dat Serge best had kunnen deelnemen aan den strooptocht, maar uit lafheid zijn broer en zijn vrienden in den steek had gelaten. Er werd huiszoeking bij Orlof gedaan en Akoelina werd gearresteerd, maar al spoedig weer vrijgelaten. Met zooveel talent hield zij zich achterlijk en dom, veinsde zij volslagen onwetendheid omtrent liet gebeurde, dat men het maar 't makkelijkste vond, haar op vrije voeten te stellen. Zij kreeg verlof, Sonja te bezoeken, bracht haar cadeautjes en kleeren, en wist de bewakers zoo voor zich in te nemen, dal zij nu en dan met Sonja alleen mocht blijven. Zoo raakten wij van den gang van zaken op de hoogte. Iederen avond werd zij naar het vertrek geleid, waar haar de verhoeren werden afgenomen. Zij moest dan op een zwarten leeren leunstoel zitten, zoo geplaatst, dat het volle licht van de bureaulamp op haar gezichl viel. Yoedin, de man, die haar verhoorde, was een uitstekend menscli, bij zijn collega's vergeleken. Hij had ten minste den naam, dat hij liet meende met zijn communisme, en achter zijn ruw optreden schijnt nog een liart te hebben gescholen al openbaarde het zich zelden. Yoedin was er van overtuigd, dat Orlof een lijst had bezeten van de leden eener contra- Vervolg op b!z. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 23