Besproken reis naar F1 ori «I a am BB 32 door Meridan Cleene Het meisje, dat 't reisbureau „De Atlas" binnen trad, had goudblond haar, blauwe oogen en wangen met een kleur als van een rijp ge stoofde perzik. Zij werd gevolgd door een hevig opgedirkt jongmensch met een onbenullig gezicht, waarop een pedante uitdrukking zetelde, met een paar gouden hoektanden in zijn mond, een gouden kettinkje met een dito ever-sharp bengelend op zijn vest, een gouden armbandhorloge aan zijn linker pols, een bracelet van hetzelfde metaal aan zijn rechter, en met een viertal opzichtige ringen aan zijn stompe vingers. Melvyl Sanders, eigenaar van „De Atlas", jong, niet onknap en vooruitstrevend, had haastig zijn voeten van de schrijftafel afgenomen en monsterde het paar met een vluehtigen blik. „Naturel", dacht liij bewonderend bij de beschouwing-van de wangen van de jongedame. Bij den aanblik van haar metgezel kwam er even een leegte in zijn hersens, maar het volgend oogenblik had hij hem gerangschikt onder de categorie „opscheppers". „Waarmee kan ik u van dienst zijn?" vroeg hij beleefd. „Kunt u een huwelijksreis voor ons in orde maken?" informeerde het jongmensch met zichtbare ingenomenheid en een geaffecteerde stem. „Zeker, meneer. Voor terstond?" „Neen, zoover zijn we nog niet, grinnikte de cliënt. „Voor over drie weken. AVe willen naar Florida. Nietwaar, schat?" wendde hij zich tot het meisje. „We zouden toch naar Florida gaan? De jongedame haalde onverschillig haar fraai geronde schouders op. „Het blijft mij hetzelfde, zei ze mat. „Florida dus," besliste het jongmensch. „Hebt u iets geschikts voor een dag of veertien?" „Te kust en te keur, meneer. U kunt heel aardige reisjes maken van veertien dagen." Melvyl spreidde een kustkaart op de tafel uit, zocht in reis-en hotelgidsen en maakte een reisplan op. Het jongmensch luisterde en keek aandachtig, critiseerde de route en de reismiddelen en kwam na lang wikken en wegen tot een besluit. Het meisje stond er al dien tijd even verveeld bij, als ging de huwelijksreis haar niet het minst aan. „Dus met de boot tot Jacksonville, vandaar per autobus naar de zuidkust en terug per spoor, niet waar?" vatte Melvyl de route samen. „Juist; ja, vind je ook niet, schat?" Het jongmensch keek het meisje aan en koel knikte zij terug. „Mij goed," stemde zij onverschillig toe. „Wel, maak dan alles maar in orde," comman deerde het jongmensch, zonder zich te laten imponee- ren door de onwillige houding van het meisje. „Hoeveel ben ik schuldig?" „Driehonderdtien dollar, meneer." Het jongmensch haalde met een breed gebaar een goed gevulde portefeuille voor den dag en telde een paar bankbiljetten af. „Driehonderdtien, ziehier." RIENDELIJK OUD HEERTJE „Dank u. En uw namen, meneor?" „De heer en mevrouw Steven en Eleanor Alwych van Carolina." Met een triomfantelijk lachje keek hij bij deze woorden zijn gezellin aan. „Dat ben ik toch nog niet?" viel zij bits uit. „Maar, schat, dat ziil je immers zijn als we deze reisbiljetten noodig hebben?"' „Nu ja." mokte het meisje. „Ik vind het niette min onzin. We hadden die reisplannen ook nog over drie weken in orde kunnen laten maken. „Stel nooit uit tot morgen, wat gij heden kunt doen," oreerde het jongmensch grinnikend. De paperassen waren spoedig in orde. Het paartje vertrok en Melvyl hield beleefd de deur voor hen open. Achter de vensters keek hij hen nog even na. Zij liepen gearmd, maar het ging niet spontaan bij het meisje. „Het schijnt dat zij weinig opheeft met het denk- beeld mevrouw Alwych te worden," mompelde hij. „Enfin, zij had het inderdaad beter kunnen treffen. Jammer van het meisje." Hoofdschuddend zette hij zich voor zijn schrijftafel en nam de krant weer ter hand, waarin hij verdiept had gezeten. Bijna drie weken later zat Melvyl Sanders op het vroege morgenuur met een verveeld gezicht de post door te lezen. Het was niet veel bijzonders meer, wat de laatste dagen binnenkwam. Het vacantieseizoen raakte op zijn eind. Achterover geleund in zijn stoel keek hij met een verlangenden blik naar de blauwe lucht. Hij dacht over een kort reisje na; een lichte ontspanning had hij wel verdiend, na maandenlang de ontspanning voor anderen te liehben verzorgd. Het bezwaar was echter, 'dat hij geen reisgezelschap had. Reizen voor je genoegen was heel aardig, maar alleen bleef maar alleen. In gedachten ging hij den kring van zijn kennissen eens na, op zoek naar een reisgenoot of reisgenoote, toen plotseling met kracht de deur werd opengeduwd. Tot zijn verbazing herkende hij het knappe meisje, dat hij als de aanstaande mevrouw Alwych had inge schreven voor een huwelijksreis naar I' lorida. Zij was bleek, haalde gejaagd adem, alsof zij hard geloo- pen had en kwam met geagiteerde bewegingen op het loket toe. Vj „Kunt u terstond een reis voor me in orde maken?" vroeg ze, nerveus aan haar mantel plukkend. „Een reis," echode hij verbluft. „Maar u gaat toch morgen op reis, mevrouw?" „Juffrouw, ik ben niet getrouwd," viel zij haastig uit. „Vanmiddag om twee uur zouden wij trouwen. Maar ik wil niet. Mijn tante wilde liet en hij, maar als ik trouw, wil ik een man hebhen en niet zoo'n pedanten kwast. Kunt u mij niet spoedig weg helpen? Elk oogenblik kan tante den brief vinden, dien ik achtergelaten heb. En dan stuurt ze hém achter.mij aan, natuurlijk." Zij had de woorden er in één adem uitgestootcn, zonder hem gelegenheid te geven er iets tussclien te voegen. Spoedig was hij van zijn verbazing bekomen. „Waar wilt u heen?" vroeg hij, min of meer aangestoken door haar zenuwachtige haast. „Dat blijft me hetzelfde. Liefst ver weg, waar ze me niet zoo spoedig kunnen vinden. Wat denkt u, zou ik naar New York gaan? Ik ben typiste; mis- scliien vind ik daar het spoedigst een betrekking." Melvyl dacht ernstig over het probleem na. Zijn blik dwaalde naar buiten. Het volgend oogenblik kreeg hij plotseling een verschijning in het oog, die hem even deed verbleeken. „Meneer Alwych, daar komt hij," waarschuwde hij haastig. „Hij komt hierheen. Het meisje slaakte een kreet van schrik. „O, wat moet ik doen?" vroeg zij handenwringend. „Wat moet ik doen? Helpt u me alstublieft! Ik ben bang...." Haar angstige woorden waren muziek in Melvyl's ooren. Hij nam een kordaat besluit, rukte de deur open van het loket, trok het meisje naar binnen en schoof haar zonder meer in een diepe muurkast. „Verraad u niet," fluisterde hij dringend. Hij had nauwelijks in alle gemoedsrust achter zijn lessenaar plaatsgenomen, toen de. deur openzwaaide en de heer Alwych verscheen. Hij was zoo ontdaan, dat zijn protserige houding hem in den steek liet. Terwijl de deur weer achter hem dicht zoefde, vlógen zijn oogen door het kantoortje. „Is mijn nichtje hier ireweest?" viel hij driftig uit. „Uw nichtje?" deed Melvyl onschuldig. „Wie is uw nichtje, meneer?" „Kent u me niet meer? Ik ben Steven Alwych. U hebt drie weken geleden mijn huwelijksreis in orde gemaakt." „Aha, nu herinner ik mij u." knikte Melvyl opge wekt. „Uw nichtje, was dat soms uw aanstaande echtgenoote?" „Juist, juist; is zij hier geweest? Zij is vanmorgen vertrokken met achterlating van een brief, dat zij Carolina voorgoed verliet." „Dan heeft zij aap dat voornemen inderdaad ge volg gegeven, meneer," zei Melvyl met plechtigen ernst. „Drie kwartier geleden is uw nichtje met een vliegtuig naar New York vertrokken." De heer Steven Alwych kon voor een kort oogen blik niet nalaten zijn ware beschaving te toonen onder hot gouden vernis dat hem aanhing. Hij vloekte. „Naar New York? Zoo'n valsche kat. „Meneer, u bent hier op een fatsoenlijk kantoor en niet in een havenkroeg," herinnerde Melvyl hem met indrukwekkende waardigheid. „U vergeet u zelf; uw nichtje maakte op mij den indruk van een dame." „Dat zou u niet zeggen, als u wist wat zij mij ge leverd heeft," voer het jongmensch heftig uit. „Wan neer vertrekt er weer een vliegtuig naar New York?" „Over een half uur, meneer." „Over een half uur? Maak dan terstond mijn pas sage in orde. ATlug, vlug! Kan ik hier even telefo- neeren?" „Zeker, meneer," zei Melvyl, beleefd de deur openend. Er kwam een weeë geur van parfum met het jongmensch het kantoor binnen. Hij greep naar den hoorn, draaide aan de schijf en begon verstikt te spreken. „Met Steven, tante. Ja, ze is weg, naar New York. Maar ik ga haar terstond achterna. Maak u niet ongerust, als ik de eersto dagen niet terugkeer. Ik blijf zoeken tot ik haar vind, al duurt het een jaar. Ja, ik zal u terstond mijn adres zenden. Dag, tante. Ja.ja.dag. De verbinding werd verbroken en het jongmensch trok driftig zijn portefeuille. Hij wierp een paar bank biljetten op tafel, gaf een ruk aan zijn hoed en snelde met een snauwenden groet het kantoortje uit. Zacht draaide de deur achter hem dicht. „Ziezoo," grinnikte Melvyl. Hij sloot de deur, keek naar de blauwe lucht en opende glimlachend de kast. Het meisje had een kleur van opwinding en boosheid, toen zij te voorschijn kwam. „Dank u," zei ze diep ademhalend. „Wat een bruut! Als ik mijn besluit van vannacht misscliien zou heb ben betreurd, dan ben ik nu wel voorgoed van mijn spijt genezen. Ik had niét gedacht dat hij zóó erg was." Zij viol op een stoel neer en toen zij hom aankeek, begon zij te blozen. „Daar heb ik u heel wat last bezorgd," zei ze verlegen. „Last, noemt u dat last?" vroeg Melvyl geestdrif tig. „Ik ben erg blij dat ik u heb kunnen helpen. Maar wat moet er nou met u gebeuren?" „Ja, wat moet er met mij gebeuren," herhaalde het meisje peinzend. „U hebt mijn neef naar New ork gestuurd. „En daar kunt u dus niet heengaan," viel hij haar in de rede. „Maar u zou naar Washington kunnen vluchten of naar Montgomery of naar Chicago. Ofging hij met een opgewekten glimlach voort, „wat zou u denken van het oorspronkelijke pro gramma? U hebt een besproken reis naar Florida." Hot meisje schudde het hoofd. „Wat moet ik in Florida doen?" vroeg zij schouderophalend. Melvyl trachtte haar te betooveren met zijn glim lach. „Wel, ik zocht juist reisgezelschap, ziet u. Staat een reisje naar Florida u niet aan? Veertien dagen is tegenwoordig een halve menschenleeftijd, als je naar de statistiek van de verkeersongelukken kijkt. En een halve menschenleeftijd is dunkt mij lang genoeg, om elkander te leeren kennen. Zegt u ja?" Er verscheen een diepe blos op hot gelaat van het meisje, die zich voortplantte tot in haar hals en haar dubbel aantrekkelijk maakte in het oog van Melvyl Sanders. Zij aarzelde met haar antwoord en vlug ging hij voort „Ik ben een man, zooals u er zich een wenschen zou en dit is een bloeiende zaak. Beslist u maar gauw, anders jaagt u uw doodongelukkigen neef op nog meer onkosten. Welnu, zegt u ja? Als ik vlug ben, kan ik meneer Steven Alwych nog terug houden van een nuttelooze reis en hem zeggen, dat hij zijn geld terug kan krijgen. Per slot van rekening ver plicht het u tot niets. Hij greep den hoorn van de telefoon en draaide aan de schijf. En bij het eerste cijfer, dat hij aansloeg, klonk er een bedeesd ja aan zijn oor.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 32