Met volle zeilen. Een fraaie luchtopname van de
„Abrahim Rydberg", een der laatste zeilschependie
thans nog de oceanen bevaren. Deze viermaster be
hoort aan de Zweedsche marine en wordt gebruikt
voor de opleiding van cadetten.
jongmensch voort. Lange ving nog juist een zin uit
hun onderhoud op.
„M'n beste Maichin, van alle ladingen, die door
Duitsche schepen over de zeeën worden gevoerd,
draagt de Gefion de kostbaarste," hoorde hij burge
meester Holk zeggen. „Die jonge levens zijn het beste
en het schoonste, dat ons vaderland heeft uit te
zenden!"
Lange had straks lust gevoeld zijn „klassevijand",
zooals hij den burgemeester noemde, voor de voeten
te spuwen, maar de omstanders lieten er hem geen
plaats voor. Thans was er ruimte genoeg, maar nu
ontbrak hem de lust. Met plotseling ontwaakte
belangstelling keek hij de hooge gestalte van den
burgemeester na.
„De kostbaarste lading!" Die woorden troffen hem
en misschien nog meer de bewogen toon, die erin
door klonk.
„En of!" mompelde Lange. „De kostbaarste
lading en daar hoort mijn jongen bij. Dat heb ik altijd
gedacht, maar dat hij daar er ook zoo over denkt, heb
ik nooit kunnen vermoeden."
Hij knoopte zijn jas dicht, en sloeg vroolijk fluitend
den weg in naar huis. Dat hij het gehate vlaggelied
floot, viel hem niet in gedachten. En als iemand den
vurigen revolutionnair daarop opmerkzaam zou
hebben gemaakt, zou hij hem zeer waarschijnlijk zijn
heele vocabulaire scheldwoorden naar het hoofd
hebben geworpen.
Dit waren de kleine gebeurtenissen, die het uit
zeilen van de Gefion vergezelden. Het was een feest
voor de stad Flensburg, waarbij allen zich met elkan
der verbonden voelden arbeiders en hooggeplaats-
ten, Duitsehers en Denen, arm en rijk, klein en
groot. Het was geen luidruchtig feestbetoon, waaraan
de Flensburgers zich overgaven, maar zij voelden
den band die hen bond daardoor des te sterker. Het
trotsche schip, dat honderdzesentwintig jonge levens
uit het vaderland wegvoerde, had in de harten der
toeschouwers een gevoel van saamhoorigheid gewekt,
dat de klove van rang en stand overbrugde. Éen ge
voel van saamhoorigheid, dat zich voor een oogenblik
baanbrak door alle tweespalt en partijgekrakeel heen
en dat de basis vormt van elke volksgemeenschap.
Een zeldzaam feestuur was het, van welks beteekenis
niemand geheel doordrongen was. Reeds den vol
genden dag werden de vlaggen ingehaald en las men
weer in de kranten van loonstrijden en eindelooze
partijtwisten. Lange schaamde zich voor zijn af
dwaling van den vorigen dag en het leven in Flens
burg hernam zijn dagelijksehen loop.
In de weken die nu volgden bracht het Flensburger
Nieuwsblad herhaaldelijk een kort bericht omtrent
het verloop van de reis van de Gefion. Zelfs de Deen-
sche „Flensburg Avis" verscheen met nieuws omtrent
de reis van het trotsche schip hoewel het ge
woonlijk alles wat Duitsch was hardnekkig negeerde.
Bij de familie in het vaderland werden bonte prent
briefkaarten en opgewonden brieven bezorgd van de
opvarenden van de Gefion. Detlev Sommer schreef
vanuit Lissabon, Teneriffe en Kameroen nooit
anders echter dan een prentbriefkaart met eenige
opgetogen woorden: „Lieve Ouders! Het is heerlijk!
Wij hebben in de Golf van Biskaje een verschrikke-
lijken storm doorleefd. De Gefion is het mooiste schip
van de wereld. Aan boord alles wel. Groet Klaus,
Raune Holk en alle bekenden! Uw u liefhebbende
zoon Detlev
De kaarten waren bijna alle gelijkluidend en voor
het schrijven van een brief scheen hij geen tijd te
kunnen vinden. Dóch Willem Sommer en zijn vrouw
waren er tevreden mee het ging Detlev goed en
meer verlangden zij niet.
Op zekeren dag kwam er een kaart uit Kaapstad.
Sommer moest er een atlas bij halen en zijn vrouw
precies aanwijzen, waar die vreemde stad eigenlijk
lag. Moeder Christine schudde haar hoofd bij zijn
breedvoerige verklaringen. Zjj begreep niet dat het
bestaanbaar was, dat Detlev thans nog veel verder
dan Amerika van haar verwijderd was. Zij zag haar
jongen altijd voor zich als op den dag van zijn uitreis,
met zijn lachend gezicht, zijn goedige oogen en het
splinternieuwe matrozenpak. Neen, het was bijna niet
mogelijk, dat Detlev zoo oneindig ver van haar weg
door die vreemde landen zwierf.
Raune Holk greep gretig naar iedere kaart, die in
Flensburg arriveerde. Zij voerde lange gesprekken
met Klaus over de vreemde streken waar Detlev zich
ophield. De veertienjarige Klaus geurde met zjjn
aardrijkskundige kennis tegenover het „domme
meisje", zooals hij haar noemde en schermde met
gewichtige namen als „Westkust" en „keerkrings-
stormen", „Tafelbaai" en nog meer van dat fraais en
ergerde zich intusschen, omdat Raune blijkbaar
slechts met een half oor luisterde. Gewoonlijk zat zij
rustig naast hem en staarde met haar kinderoogen in
een onbestemde verte, ter wij 1 hij zijn wijsheid uit
kraamde. Evenals Detlev's moeder zag ook zij den
jongen zeeman voor zich, doch niet als een kleinen
jongen, zooals de eerste hem zag. Haar verbeelding
snelde den tijd vooruit tot het tijdstip, dat Detlev
terug zou keeren als een bruingebrande en in weer en
wind beproefde man. Dan was zij zelf ook geen school
meisje meer, maar reeds een volwassen jongedame.
Hoe lang zou dat nog duren
Intusschen verliepen er acht volle weken, zonder
dat men in Flensburg iets van de Gefion vernam.
Juffrouw Sommer begon reeds zenuwachtig te wor
den, maar haar man legde haar uit, dat dit niets
bijzonders of verontrustends was. De oceaan was zoo
onmetelijk groot, dat er weken konden verstrijken
voor de Gefion een haven aandeed en Detlev gelegen
heid kreeg om zijn kaarten te posten en dan duurde
het nog maanden, voor de post den verren weg naar
het vaderland had gevonden. Den eersten tijd liet
juffrouw Sommer haar onrust varen voor die uitleg
gingen, doch toen gebeurde er iets, dat haar heimelijke
vrees voor een ongeluk of schipbreuk bijna tot zeker
heid maakte. In 'n donkeren Octobernacht kwam zij
met een ontstelden kreet in haar bed overeind. Haar
man sprong op en ontstak haastig het gaslicht. „Wat
is er?" vroeg hij verschrikt.
„Detlev," bracht juffrouw Sommer met een ver
stikte stem uit. Zij was doodsbleek en staarde strak
naar de deur. „Gauw dan toch; doe open, Willem!
Doe toch open Detlev staat voor de deur en kan er
niet in
Sommer snelde in zijn verwarring inderdaad naar
de deur en opende haar. Maar natuurlijk was er geen
levend wezen te zien. Het was slechts een benauwde
droom, die moeder Sommer beangstigd had, doch
niettemin hechtte zij er een onheilspellende beteeke
nis aan. Als haar man of de buren het uitblijven van
Detlev's berichten trachtten te verklaren zweeg zij
somber en het gelukte niemand haar van het nood
lottige denkbeeld te bevrijden, dat de Gefión iets
verschrikkelijks overkomen was.
Inderdaad wekte het uitblijven van eenig bericht
omtrent de Gefion in steeds wijderen kring ernstige
onrust. De bevoegde autoriteiten in Duitschland in
formeerden door middel van draadlooze gesprekken
en telegrammen naar alle windstreken er werden
inlichtingen gevraagd aan alle kuststations van West-
Afrika, aan de Duitsche kolonisten in Swakopmund
en Dar es Salam en aan de ingezetenen van Britsche,
Hollandsehe, Fransche en Portugeesche overzeesche
bezittingen, maar alles zonder resultaat. Na het
Vervolg op blz. 26