4- EEN SCHIP ZEILT UIT... TW E E D E HOOFDSTUK 26 Vervolg van bladz. 23 verlaten van Kaapstad was de Duitsclie vijf master nergens meer gezien, noch gemeld. Geen schip of kuststation had S.O.S.-seinen van de Gefion opge vangen. Evenmin gaven de weerberichten eenige verklaring voor dit geheimzinnig zwijgen. Van het woeden van een bijzonder zwaren orkaan werd op de route van de Gefion geen melding gemaakt. Nergens ook waren wrakstukken van het schip aan land gespoeld. Maar de Gefion zweeg, zijn gezagvoerder, kapitein Mobius, zweeg ook en de verraderlijke oceaan zweeg eveneens. Een krantenbericht bracht, eindelijk opluchting voor de beangste gemoederen in Flensburg. „De Gefion is in zicht geweest van het eiland Tristan da Cunha!" meldden de Flensburger bladen op zekeren dag met vette letters op hun voorpagina's. Die gelukkige tijding nam voor een paar dagen den zwaren druk van de Flensburgers af. Willem Sommer snelde met het nieuws naar huis en toonde het zijn vrouw zwart op witop liet eiland Tristan da ('unha had men een vijfmaster zien passeeren met volle zeilen en wapperende vlaggen. Het gaf geen noodsignalen en alles was dus wel aan boord. Weliswaar was de naam van het schip niet te lezen geweest, doch de redactie voegde aan 't bericht toe, dat geen andere vijfmaster op dat oogenblik den oceaan bevoer en dat er dus slechts sprake kon zijn van de Gefion. „Nou is alles weer in orde, moeder," zei Willem Sommer opgewekt, toen hij het bericht had voorge lezen. En peinzend liet hij erop volgen: „Dat. dat andere. zou ook al te verschrikkelijk zijn ge weest. Zelfs nu nog zweeg juffrouw Sommer. Het ver lossend bericht maakte niet den minsten indruk op haar en haar somber gelaat ontspande zich geen oogenblik. Toch was dit krantenbericht niet verzonnen. Het was de reederij van de Gefion gelukt onomstootelijk vast te stellen, dat een uiterlijk welvarende en zee waardige vijfmaster het eiland Tristan da ('unha gepasseerd was. Doch zij verzweeg voorloopig nog, dat dit reeds op 12 September gebeurd was. Dat was zes weken geleden en sedertdien was er geen enkel nader bericht omtrent de Gefion binnengekomen. Bovendien was er nog iets anders, dat de ernstige vrees wettigde, die zich van de autoriteiten had meester gemaakt aangaande het lot van het schip. (ngeveer midden September moest de Gefion Monte video aanloopen en thans, aan het eind van de maand October, was (leze haven nog niet aangedaan. Men bekende het elkander met sombere blikkende Gefion IN HET was door een of andere onnaspeurlijke oorzaak ver loren gegaan en het had geen nut de vreeselijke waar heid nog langer geheim te houden. „Nog altijd geen rapport of bericht van de Gefion," zei burgemeester Holk met een treurige stem, toen hij oj) een dag van de raadszitting thuiskwam. „Ik heb zooeven met meneer Bruhn gesproken, den reeder van de „Yereenigde Flensburgers". Hij is beslist van meening, dat het schip thans wel als verloren kan worden beschouwd." Zijn vrouw keek hem verbijsterd aan. „Maar dat is toch onmogelijk, Hans!" riep zij uit. „In onzen tijd kan zoo'n groot schip toch maar niet spoorloos ver dwijnen?" „Dat zou men althans gelooven," antwoordde burgemeester Holk somber. „Maar we zullen het helaas toch moeten aannemen. Was het niet zoo, dan moesten er allang berichten van kapitein Mobius binnengekomen zijn. Het, is verschrikkelijk. Hon derdzesentwintig jonge menschen „En Detlev?" Die gesmoorde uitroep kwam uit den hoek van de kamer. De burgemeester wendde zich om. Als ver stijfd van schrik zat daar zijn dochtertje en keek hem met wijd opengesperde oogen vol ontzetting aan. Haastig wendde hij zijn blik van haar af die groote, vragende oogen deden hem pijn. „Ja, ik vrees dat je ook je vriendje voor het laatst gezien hebt, Raune," antwoordde hij met, een brok in zijn keel. „Eén van de honderdzesentwintig een scheepslading jonge levens!" Den volgenden dag verschenen de Flensburger kranten met, treurig nieuws, dat in de heele stad en ver' daarbuiten rouw en droefheid teweeg bracht „De Gefion met man en muis vergaan! Wij vernemen van.de reederij van het opleidings schip de Gefion, dat de vijfmaster, die reeds in Sep tember Montevideo had moeten aandoen, daar tot op heden nog steeds niet is aangekomen. De reederij heeft in samenwerking met de betrokken marine- autoriteiten terstond uitgebreide maatregelen ge- troffen, ten einde zekerheid te krijgen aangaande 't lot van de Gefion." De nasporingen, ingesteld naar de verdwijning van de Gefion, duurden den heelen langen winter door. Er werden stoomschepen uitgezonden, om zoo nauw keurig mogelijk de route van den vijfmaster vast, te stellen en (1e kruiser „Künigsberg", die zich in Dares Salam ophield, kreeg hevel zee te kiezen om aan de nasporingen deel te nemen. Gok de Britsche admiraliteit wees twee schepen aan van haar koloniale vloot, om daadwerkelijk hulp te bieden bij het zoe ken naar de Gefion. Alle kusten én het kleinste eilandje tusschen Afrika en Zuid- Amerika werden bezocht en de bevolking, die men er aantrof, langdurig verhoord. Elk schip, dat in de afgeloopèn maanden de zeeën had bevaren die in het onderzoek betrokken waren, werd gepraaid en nauw keurig werden de scheepsjournalen nage plozen om te zien, of er soms geen brokstukken van afgebroken of onduide lijk doorgekomen draadlooze gesprekken in voorkwamen. Elk wrakstuk dat hier of daar aanspoelde of drijvend werd gevon den werd grondig onderzocht en bestu deerd, maar niets van dat alles ver schafte den deskundigen eenige zeker heid omtrent liet lot, dat de Gefion getroffen had. De bevolking van Tristan da Cunlia werd het langst ondervraagd. De bewoners van het eiland verklaarden eenstemmig, dat zij op den twaalfden September plot seling een groot zeilschip met vijf masten uit de morgennevels hadden zien opdoemen. Het schip voerde vol zeil en koerste zuid-zuidoost op een afstand van ongeveer twee zeemijlen aan de oost zijde het eiland voorbij, zonder seinen of levensteekens. Als een spookschip ver dween liet kort daarop opnieuw in den nevel. De beschrijving die men van den vijfmaster gaf was onnauwkeurig,doch er viel niet aan te twijfelenof het was de Gefion geweest. Het stond eveneens vast, dat alles wel was met, het schip, toen het dien morgen het eiland voorbij voer. Indien het, ernstige averij had gehad zou kapitein Mobius niet nagelaten hebben Tristan da Cunha hiervan mededeeling te doen, hetzij door middel van zijn radioapparaat, dan wel met gebruik making van seinvlaggen of raketten. Al deze feiten vielen vast te stellen, maar na Tristan da Cunha ontbrak ieder spoor. De kranten hielden zich uitvoerig met het raadselachtige geval bezig. Er verschenen lange artikelen en wijdloopige verhande lingen, waarin zoowel deskundig zakelijke als. fan tastische vermoedens werden geuit, eritiek werd uit geoefend op de onvoldoende opsporingsmaatregelen van de reederij en raad werd gegeven en voorstellen werden gedaan alles echter zonder eenig resultaat. De uitgezonden opsporingsexpedities verwijdden de grenzen van hun onderzoek nog meer, doch moesten ten slotte onverrichterzake terugkeeren. Zoowel de commandanten van de oorlogsbodems als de kuststations rapporteerden, dat er nergens een spoor of overschot, van de Gefion te ontdekken viel en bij de haven-autoriteiten of consulaten meldde zich geen enkele overlevende aan, die aan deze scheepsramp ontsnapt was. In de maand Maart 1914, een jaar na de uitreis van de Gefion, nam de Raad voor de Zeevaart de ge heimzinnige verdwijning in behandeling. Er werd lang geredeneerd, gewikt en gewogen, doch ten slotte werd de Gefion ook officieel „verloren" verklaard. De publieke belangstelling was intusschen reeds lang door andere gebeurtenissen in beslag genomen. De uitspraak van den Raad deed de belangstelling voor liet, verdwenen zeilschip echter nog eenmaal ont waken. Voor het laatst werd de Gefion in de kolom men der dagbladen vermeld. De kranten haalden de herinnering op aan andere scheepsrampen die nim mer opgehelderd werden, er stonden plaatjes in van 't eiland Tristan da Cunha en er verscheen een uitvoerig interview met de leiders van de inmiddels terugge keerde hulp-expedities. Ook de eritiek op de reederij werd nog eens gehoord. Doch intusschen liet het pijnlijk strenge en nauwgezette onderzoek van den Raad voor de Zeevaart er allang geen twijfel meer aan over, of van de zijde der reederij was alles wat in 's menschen vermogen lag gedaan, om de Gefion op te sporen of althans zijn verdwijning te veiklaien. Evenmin als de reederij kon men kapitein Mobius verdenken van onbekwaamheid of nalatigheid. De gezagvoerder van (ie Gefion was 'n dapper en ervaren zeeman, die tijdens en na zijn langjarig dienstverband bij de marine reeds menig schip door de zwaarste stor men had geloodst en in behouden haven gebracht. Zijn superieuren, vrienden en ondergeschikten ge tuigden eenstemmig, dat hij een dapper, plichtge trouw en daarenboven uiterst voorzichtig zeeman was. Nadat alle theorieën, vermoedens en veronder stellingen door den Raad op de keper waren be schouwd, nam men ten slotte als 't, meest waarschijn lijke aan. (lat, de Gefion door een ongelukkigen samen loop van omstandigheden in een wervelwind was geraakt en met man en muis in de diepte verdwenen was. Maar ook dit was niet meer dan een veronder stelling. Een feit.Was slechts, dat de Gefion spoorloos verdwenen was. Nieuwe gebeurtenissen vroegen de aandacht. Er viel niets nieuws meer te vermelden en de wereld vergeet ontstellend vlug. Een maand na de uit spraak van den Raad sprak men zelfs in scheepvaart kringen en in de havensteden slechts zelden en dan nog terloops over het lot van het ver dwenen schip. De groote massa van het kranten lezend publiek had het tragische ongeluk reeds ver geten vanaf het oogenblik, dat de naam van de Gefion niet meer in de koppen van de kranten werd vermeld. Alleen in den kring der families, die een bloedverwant of vriend aan boord van de Gefion hadden gehad, leefden de smart en de hoop nog voort. Ook de hoop, want zij is taai en hardnekkig. De hoop was het,,, die de eerste vertwijfelde smart over de verdwijning overwon en zich een blijvende plaats veroverde in de harten der nabestaanden. Was het immers wel zoo zeker, dat (1e Gefion ver gaan was? Waar waren de bewijzen er voor of zelfs maar de onbeduidendste aanwijzing, die het ver moeden kon wettigen Dit waren de vragen, waarmee men in vele families elkander trachtte te bemoedigen en (1e hoop leven dig hield. En toen met den dag (1e waarschijnlijkheid veld won, (lat de Gefion inderdaad vergaan was welnu, dat beteekende immers nog niet, dat alle opvarenden 't leven bij de ramp hadden ingeschoten?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 28