32
eilanden begrensde. In plaats van een torpedo was
er een skiff in den boeg gesnoerd. Die werd snel te
water gelaten. Peter stapte er in, wuifde, en roeide
naar den wal van liet beboselite Krestofsky-eiland.
Terwijl hij landde, hoorde hij de .boot haar dolle raee
tnssclien de dreigende forten door andermaal vol
brengen. Hij had zich schuil gehouden, tot het lieht
werd, toen was hij me gaan zoeken, maar op geen
der bekende adressen had hij me gevonden. Toen
schoot hem te binnen, dat ik wel eens mensehen ont
moette in dezen tuin, dus was hij daarheen gegaan.
Ik luisterde geboeid naar dit verhaal en ik vroeg
naar menige bijzonderheid. Op de heele wereld was
er zoo'n keten forten niet als langs de straat, van
Kronstadt en heel dat watergebied was één
mijnenveld! Ik vergat al mijn zorgen, zelfs de ge
vangenschap van fsonja en Klatsjonka, toen ik me
de vlucht van dat moderne zeemonster dwars door
den fortengordel voorstelde. Op mijn beurt vertelde
ik mijn jongste avonturen. Peter vertelde me, dat
ik niet langer dan één nacht bij Michael Semasliko
hoefde te logeeren, als ik niet wou, want de toove-
naar „kapitein Eggar" zou over achtenveertig uren
terugkomen met zijn waterzwaluw, om hem te
halen en mij ook, als ik weg wilde.
Hij gaf me een brief, die hem in Helsingfors was
toevertrouwd. Er stond alleen in, dat „Eonden
graag had, dat ik bleef, als ik kon, aangezien mijn
berichten groote waarde bleken te hebben, maar
dat ik met den brenger mee terug kon gaan, als ik
wenschte te vertrekken. Ik zei Peter, dat ik in geen
geval wegging, zoolang Klatsjonka gevangen zat.
Op een ander briefje, dat „kapitein Eggar" hem
mee had gegeven, stonden drie datums in Juli
die nachten zou de raceboot opnieuw komen, om
met mij in verbinding te treden of me weg te halen,
als ik nu bleef. „Als u morgen niet meegaat," zei
Peter, „kan de kapitein pas na 15 Juli, want in de
witte nachten wordt 't niet donker genoeg, om tus-
schen de forten door te komen." Ik zei, dat ik toe
bereidselen zou treffen om in Juli mee te gaan. De
drie afgesproken nachten zou de boot op een afge
sproken uur op de plek komen, waar ze Petrowitsj
had gebracht, en een half uur wachten. Ik moest
zelf maar zien, hoe ik op die plek kwam ik kon
't driemaal probeeren.
Wij hadden wel twee of drie uur zitten praten en
voelden ons daarna zeer vermoeid. Gelukkig had
Peter zijn kamer in een studententehuis aange
houden. Hij bood ine gastvrijheid aan, maar daar
kon ik natuurlijk geen gebruik van maken. Mijn
papieren waren niet in orde en 't was een tijd van
drukke huiszoekingen. Trouwens, t was beter, dat
zulke menschen als portiers ons niet samen zagen.
Peter had ook een verzegeld pakje meegebracht,
dat blijkbaar geld inhield. Ik nam me voor, het
aanstonds in het graf van tante Natalia te verbergen.
Peter had zijn kamer in dezelfde buurt, dus gingen we
samen op weg.
Onderweg vroeg ik, of hij iets gehoord had over
een dreigenden opstand in Kronstadt, maar hij wist
ongeveer niets nieuws over den politieken toestand.
Er liepen steeds geruchten, zei hij, die steeds onjuist
bleken. Maar de komst van den onverschrokken
„Eggar" had mij, en Peter, met nieuwen moed be
zield: onze schreden waren licht en de hoop steeg
hoog in onze harten.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK
Hotel Semashko"
Toen ik op het oude kerkhof zat, op den hellenden
deksteen der tombe van wijlen Michael Semashko,
peinsde ik over vele dingen. Onder mij had ik de
kelderachtige holte, die mij zou herbergen dien nacht.
De lucht was stil, slechts een heel flauw windje
bewoog de toppen der boomen. Vliezige wolkjes
hingen traag in het hooge blauw. Alles was stil
en vredig, en mooi op een ietwat griezelige manier.
Ik zag het vreemde panorama van mijn leven in
een waarachtiger perspectief, in die veilige stilte.
Slechts enkele mijlen van mij af, in de lijdende stad,
hield de doortrapte, zichzelf vertroetelende volks
menner Zinofief een millioen menschen in een mar
telenden greep. Daar zuchtten Klatsjonka en Sonja
in gevangenschap - ik wenschte haar sterkte toe....
aan haar vindingrijkheid twijfelde ik niet. Ik dacht
aan Peter Petrowitsj en den stoutmoedigen „Eggar",
aan tante Natalia en al mijn andere vrienden; en ik
was dankbaar want ik, in het graf van Michael
Semashko, was veiliger dan zij allen.
Den volgenden morgen trof ik Peter opnieuw in
het tuintje. Hij had een wijzertje rond geslapen en
zag er friscli en sterk uit. Hij had heerlijk nieuws
voor me. Klatsjonka was op eerewoord vrijgelaten
voor dien dag, om naar haar patiënten te gaan zien.
Haar oogen en haar gezicht straalden, toen ik
haar zag. Die dag en die nacht bij de Tsjeka hadden
haar geen kwaad gedaan. Ik moest eerst mijn eigen
avonturen vertellen, en daarna weigerde zij zelf te
spreken, vóór ik iets gegeten had.
De Tsjeka had geen flauw vermoeden, zei ze, wie
haar patiënt, de lijder aan vallende ziekte, was.
„Ze weten veel over je verleden,ging zij voort,
„maar niets over het, heden. Je vriend Zorinsky
schijnt ze alles verteld te hebben, wat hij wist. Heb
je Zorinsky wel eens een portret van jezelf gegeven?"
„Neen, nooit!"
„Ze zeggen, dat ze er een hebben."
„Zooals ik nu ben gladgeschoren en met kort
haar?"
„Neen, zooals je vroeger was, met een baard en
lang haar, en zonder dien eenen tand."
Het was een mysterie.
De aanklacht tegen Klatsjonka luidde, zei ze,
dat ze een Engelsehen spion had geholpen, die door
de Tsjeka als een zeer gevaarlijk personage werd
beschouwd. Hij liep mank en had geneeskundige
hulp voor zijn voeten moeten inroepen. Klatsjonka
bekende, dat er twee of drie maanden geleden een
paar malen een kreupele man was geweest, om zich
te laten behandelen ontkennen zou nutteloos
geweest zijn en zij had hem beschreven, natuur
lijk zooals ik toen was, met baard en lang haar.
Ja, dat zou hij wel geweest zijn, kreeg ze te hooren.
„Hij is er twee- of driemaal geweest," zei ze toen,
„maar hij moest binnenkort naar 't buitenland, zei
hij daarom liet hij juist zijn voeten behandelen
dus hij zal al wel weg zijn."
De Tsjeka zou dit misschien geloofd hebben en
Klatsjonka aanstonds in vrijheid hebben gesteld,
als er aan 't einde van het verhoor geen melding was
gemaakt van een eetzaal, die zij vroeger gehouden
had, om kinderen van meer ontwikkelden, die geen
voedselkaarten hadden, te eten te geven. Toen was
er een ontzettende opschudding ontstaan, zei ze.
Eten voor bourgeois-kinderen, terwijl er nog kinderen
van proletariërs te kort kwamen? Dan was zij dus
toch een bourgeois en contra-revolutionnaire, en ver
dienden haar verklaringen geen geloof!
„'t Zag er heel even leelijk uit," ging zij voort,
„maar ik had nog een troef achter de mouw. Ik
heb 't je nooit verteld, maar ik heb altijd nogal
revolutionnaire sympathieën gehad, al heb ik nooit
tot een partij behoord. Nu, tweeëntwintig jaar ge
leden zat Lenin in een der gevangenissen hier in
St. Petersburg. Hij was ziek en kreeg slecht eten.
Toen ik dat hoorde, ben ik alle dagen naar hem toe
gegaan met eten en medicijn, en ik heb hem een paar
maal gesproken ook en hem medischen raad ge
geven. Mijn naam heeft hij nooit geweten, maar als
hij nog een beetje mensch is, herkent hij me wel.
Toen die man van de Tsjeka zei, dat ik wel liegen
zou, omdat ik bourgeois-kinderen had gevoed, zei ik,
dat hij wel wat beter op zijn woorden mocht passen,
want dat ik een goede kennis van Lenin was en me
op hem persoonlijk zou beroepen. Ze lachten me uit,
maar 't sloeg toch in."
Om kort te gaande slotsom was, dat Klatsjonka
onder geleide naar Moskou zou gaan om Lenin te
spreken. Dan zou blijken, of zij de waarheid had
gesproken of niet. Haar lot hing dus af van Lenin's
geheugen. Voorloopig was zij overdag op eerewoord
vrij, maar zij moest slapen bij de Tsjeka, waar ze
een behoorlijk bed kreeg.
's Avonds, toen ik mijn berichten gereed had om
aan Peter Petrowitsj mee te geven, gingen we van
elkaar Klatsjonka naar de Tsjeka, Peter naar het
Krestofsky -eilandik naar het graf van Michael
Semashko. We namen rustig afscheid van elkaar,
Peter ging het eerst, ik volgde. Ik zag zijn forsche
gestalte noordwaarts verdwijnen en koos zelf de
tegenovergestelde richting.
Peter had me, vóór we scheidden, verteld, dat zijn
studentenverblijf hem een volkomen veilig verblijf
was gebleken. Ik kon 't zonder vrees van hem over
nemen, als ik behoorlijke papieren had, meende hij.
Hij had al tegen den portier gezegd, dat hij weer weg
ging, maar als er een vriend van hem kwam en zijn
naam noemde, kon de portier hem de kamer laten
gebruiken. Een flinke fooi had de welwillende stem
ming van dien man nog ten zeerste verbeterd.
Tijdens mijn kerkhofbestaan had ik een papier
gekregen, dat mij kenmerkte als teekenaar op een
fabriek aan de grens der stad. Ik kende den fabrikant,
die het opstelde en met het stempel der fabriek ver
sierde. 't Was geen indrukwekkend document, maar
altijd beter dan mijn verloopen papieren ik be
sloot, het er mee te wagen in Peter's huis.
Ik stookte een vuurtje met. de „Markowitsj '-
papieren, die me zoo goede diensten hadden bewezen,
en was toen Alexander Bankau, teekenaar. Ik ging
naar Peter's huis, stelde me aan den portier voor met
welgekozen financ.ieelen nadruk, en installeerde me
in Peter's kwartier. Het graf van Michael Semashko
was een historisch verschijnsel ge worden.
Klatsjonka werd inderdaad naar Moskou en in de
aanwezigheid van Lenin geleid. Lenin herkende haar,
en vrij verliet zij het Kremlin. Na haar terugkeer te
Petrograd kwam de Tsjeka-ambtenaar, die haar ver
hoord had, welsprekend zijn excuus aanbieden, met
de verzekering, dat de Tsjeka niet het minste spoor
had achtergelaten van haar „zaak".
En in de aangrenzende kamer, met de deur óp een
kier, werd liet heele gesprek beluisterd door een
zekeren Alexander Bankau.
ACHTTIENDE HOOFDSTEK
In militairen dienst
Toen Alexander Markowitsj in het graf van Mi
chael Semashko lag, hoorde hij de laatste twee
nachten in de verte kanongebulder. Dat bulderde
nog voort, toen Alexander Bankau de woning van
Poter Petrowitsj betrok.
Dat was liet bombardement, door bolsjewistische
oorlogsschepen, van liet bolsjewistische fort Kras-
nava Gorka, dat in opstand was gekomen tegen het
bolsjewistische regiem.
Die muiterij, in vier dagen tijds bedwongen, was
een feit van nog dieper beteekenis, dan toentertijd
werd beseft. Er bleek uit, hoe slecht Trotsky de
bolsjewistische strijdkrachten nog in zijn macht had.
En verder bleek, hoe slecht het moreel was onder de
witte troepen, die het fort over land te hulp hadden
moeten komen, maar het niet deden. Het algemeene
gebrek aan vertrouwen tusschen de Witten, de Fin
nen, de Estlanders en de geallieerden kwam wel op
zeer pijnlijke wijze aan het licht.
De eenige, die het fort, te hulp kwam, was „kapi
tein Eggar". In den nacht van den 1 tien Juni viel
hij met zijn kleine bootje, als David, de Goliaths der
roode vloot aan. Zijn slinger was de eene torpedo, die
hij in den boeg meevoerde. Wegens de mijnenvelden
konden er geen Britsclie schepen naderen, Agar ech
ter waagde zich over het gevaarlijke water met zijn
notedop en torpedeerde den kruiser „Oleg". Hij
werd voor dezen oorlog-op-zijn-eentje met het Vic-
toria-kruis onderscheiden.
De bolsjewiki namen de les, die hun door de muite
rij op Krasnaya Gorka werd gegeven, snel ter harte.
Een der krachtige maatregelen, om hun positie te
verbeteren, was de groote „partij-zuivering". De
helft van de leden der partij werd uitgestooten
waarna natuurlijk een nieuwe recruteering begon.
De nieuwe gegadigden moesten proeftijden doorma
ken en strenge proeven doorstaan. Ook in het leger
werd menige hervorming ingevoerd. De stevig ge
disciplineerde neo-communist van twintig jaar later,
is een product van een lang proces van gedaante
verwisseling.
Zooals ik vroeger vertelde, was ik vrij van dienst
plicht in de maanden, dat ik mij voor „Alexander
Markowitsj" uitgaf. Als „Alexander Bankau" genoot
ik zoo'n vrijstelling niet. Om te voorkomen, dat ik
opgeroepen werd, en om het aanzien van vrijwilliger
te verwerven, besloot ik, plaatsing aan te vragen bij
de automobielsectie van het 8e leger. De comman
dant van die sectie was een vriend van me en ver
toefde toen juist te Petrograd. Hij verfoeide de
bolsjewieken, maar met het oog op zijn vrouw en zijn
familie had hij niet naar het buitenland kunnen vluch
ten, en hij moest de Sovjet dienen, wijl hij anders de
zijnen in doodsgevaar bracht.
Hier volgt de vertaling van het certificaat, dat
mij bij mijn dienstneming werd uitgereikt:
Certificaat.
26 Mei 1919. No. 832.
R.S.F.S.R.
Automobielsectie van het 8e leger
Svatovo.
Houder dezes is Alexander Bankau van de auto-
mobielsectie van het 8e leger, gelijk bevestigd wordt
door zijn handteekening (Bankau) en verdere hand-
teekeningen en stempels.
(w.g.) Commandant der automobielsectie van
het 8e leger.
(w.g.) Politiek commissaris.
(w.g.) Secretaris.
Wordt vervolgd