DE WANDEEENDE WAROENG De groentenman brengt vereelte groentezóó van den „pasar" dat zegt hij zelfs als het tegen den middag looptMaar de njonja heeft er gewoonlijk 's morgens vroeg de „koïckt" al op uit gestuurd. Emmers, gieters en teilen zijn vooral in den drogen tijd hard noodig. Ze zijn in de Europeeeche of Chineeerhe toko's te kust en te keur te koop. Maar er is altijd nog wel een koopman, die er mee ,,op het erf' komt. Dus u kunt zich de wandeling naar de toko sparen. Hei Indische leven speelt zich voor een grooi deel al in de open lucht. Als we van het Indische leven spreken, dan bedoelen we in dit geval het Inlandsche. De Europeaan heeft z'n ruime, koele, gewoonlijk van steen gebouwde woning en is tamelijk bang voor de stralen van het tropische zonnetje. De Inlander kan beter tegen de warmte. Hij is een kind der tropen en z'n pigment beschermt hem tegen een te felle inwerking van het zonlicht. Maar dat wil nog niet zeggen, dat hij bij voorkeur in de felle zon zit. Integendeel ook hij zoekt de schaduw op, en hij beschermt zich door een breeden bamboehoed tegen het Indische zonnetje. Op schaduwrijke plekjes bij de kruising van wegen onder een waringin (zware Indische boom) op de aloen-aloen, groepen de inlan ders bij elkaar en bespreken ze de nieuwtjes van den dag. Of, op de kleine voorgalerij van een inlandsche bamboe-woning zitten ze, beschermd tegen de zon, gehurkt en rooken hun strootje. De inlandsche vrouw baadt haar kinderen buiten bij den put en als ze wat grooter zijn bij de kali. Zelf neemt ze eveneens haar bad in de rivier en daar „slaat" ze ook haar waschgoed schoon, op (1e steenen, die boven het water uitsteken. I)at is de „open" zijde van hot inlandsche leven. Over den „gesloten" kant hebben we het hier niet die is er ook. Daar de inlander van zijn gewone leven absoluut geen geheim maakt, ziet hij er ook in het geheel niet tegen op z'n diner in de open lucht te gebruiken. Stel u alstublieft een in- landsch (Javaanscli) gezin niet voor als 'n Hollandscli. Denk niet, dat op het etens uur alle leden van het ge zin thuis komen en zich gezellig om de tafel scha ren. Niets is minder waar. Als men thuis eet, gebeurt dat misschien wel on geveer op denzelfden tijd, maar verder toch te hooi en te gras. Vader eet z'n hapje rijst als er thuis gekookt wordt en wat hij er bij wil hebben komt uit het „restaurant-op- den-hoek". Dat restau rant is toch al een tame lijk primitieve inrichting. Je kunt er niet in zitten, maar moet hurkend op den grond of staande er vóór, je maaltijd genieten. De inlander kiest gewoonlijk een hurkend diner.. Zoo'n restaurant, in Indië alge meen bekend onder den naam van waroeng, is ook overigens een allereen voudigst geval. Een bi 1 ik - ken (bamboe) huisje, dat gemakkelijk uit elkaar kan worden genomen en desgewenscht verplaatst. Dus als het met. de concur rentie te zwaar wordt of de cliënteele verloopt om andere redenen, dan ver huist de waroenghouder met z'n standje. En hij begint met frisschen moed ergens anders. Is de „vaste waroeng" dus reeds tamelijk vlottend, de „wandelende waroeng" of „vliegende waroeng", zooals men vaak in Indië zegt, is nog veel lx-weeglij ker. Die zoekt de klanten op, waar ze te vinden zijn. Is er in een van de dessa's in de omgeving van de plaats waar de waroenghouder woont een feestelijk heid, waar veel volk wordt verwacht, de man neemt zijn draagbaar restaurant op en wandelt er heen. Zoo'n draagbare waroeng bestaat, uit twee houten bakken of tafeltjes, waarop allerlei etenswaren liggen uitgestald. Die bakken worden aan een buigzamen bamboe-stok over den schouder gedragende pikoelan. Zoo sjouwende, zoekt de waroengman z'n klanten. De „houtbewerker" trekt er zelf met zijn fabrikaat op uit. Een strijkplank, een hobbelpaard, een kleeren- hanger etc. etc. Heeft me vrouw niets noodig f Mor gen komt hij mei wat anders terug. Dan lukt 't misschien (Ie moet u in Indië op Java althans niet ver wonderen, als een, Chinees of inlander t,p uw erf verschijnt, die een heel ameublement meesjouwt. Mevrouw kan voor een prikje haar meubilair ver nieuwen In één opzicht, verschilt de „vaste waroeng" van de „wandelende". De vaste waroeng heeft allerlei eet- en drinkwaren in voorraad de „wandelende" is itieer gespecialiseerd. Daar is in de eerste plaats de waroeng, die voor het inlandsche diner zorgt.. Zoo'n waroeng heeft allereerst rijst, die op een klein houtskool-vuurtje wordt warm gehouden. Dan kunt ge in steenen potjes verschillende „soepjes" en „sausjes" ontdekken, waarvan de samenstelling aan den doorsnee-Euro peaan ontgaat en inet. welker smaak hij soms even kennis maakt door de bijgerechten van de Indische De toekang-telorof eier-koop- man heeft nooit veel koopwaar in z'n mand. Maar hij houdt bij kris en kras staande, dat de enkele eieren, die hij bij zich heeft, versch zijn. Hij weet immers, zegt hij, dat de „njonja besar" (hooge vrouwe alleen maar héél versche eieren wenscht rijsttafel. .Maar dan zijn aroma en scherpte aan die ingrediënten naar Europeesclien smaak afgedempt. Inderdaad, ook in de „rijsttafel" is b.v. trassi (een lekkernij van on welriekende viseh) verwerkt, maar in zóó geringe mate, dat het. niet hinderlijk is. Houdt ge echter uw neus boven een trassi-gerecht, dat bij een inlandsch diner behoort, dan wordt het u akelig om het hart. De gerechten waar tjabé (lom - bak of Spaansche peper) in zit, her kent een ieder aan den rooden gloed der lekkernij. De „rijstwaroeng" wordt dik wijls op den voet gevolgd door

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 6