DE WERELDWONDEREN
t—VAN EDAM
Drie m erktvuu rditje betvoners
run het kuusstudje
Buiten (1e vermaarde kaasjes bezit het schilder
achtige zuivelstadje nog eenige Edammertjes,
die door hun vreemd postuur een zonderlingen
roem geoogst hebben.
Drie sprookjesachtige figuren rijzen uit het stof der
vergetelheid. De groote meid, de baardige burge
meester en de dikke kastelein.
Ook al waren wij wat bijziende, toch zou liet ons
niet gelukken, het bloemelijntje van dit eigenaardige
drietal over het hoofd te zien, want deze joffer
liereikte een lengte of beter gezegd een hoogte
van twee en een halven nieter! Zij was dus een
vrouwtje, met wie allerminst te spotten viel en het
klinkt al heel tegenstrijdig deze lange lijs niet Trijn,
maar Trijntje Kever te hooren noemen. Waarschijn
lijk zou Trijntje nog grooter geworden zijn, als zij
niet reeds op negentienjarigen leeftijd was overleden.
Volgens het portret moet zij, ondanks haar buiten
sporige lengte, toch in het geheel geen afschrikwek-
kenden indruk gemaakt hebben. Zij had een be
schaafd en innemend gelaa t en volgens de mode van
haar tijd wist zij zich met smaak te kleedeo. Uit
(leze kostbare kleedij met den breeden, kanten kraag
en (1e sierlijke kanten mouwen mogen wij afleiden,
dat Trijntje's ouders welgestelde burgers waren en
we kunnen er dan ook zeker van zijn, dat de oude
heer Kever voor zoo'n japonnetje van zijn dochter
diep in de beurs heeft moeten tasten.
Wat haar lengte betreft, zou ons Trijntje een
goede gade geweest zijn voor den bekenden Haar-
lemschen reus Cajanus, die haar nog met dertien
centimeter heeft overtroefd. Dok Cajanus ging graag
duur gekleed en zelfs liep hij vaak te pronken met
een hoed, die een goudeu rand had. Maar toen de reus
in het begin van de achttiende eeuw geboren werd,
was juffer Kever al lang ter ziele. Ze heeft in de eerste
helft van de zeventiende eeuw liaar kortstondig
bestaan gesleten en zij had dus eerder de overgroot -
moeder van Cajanus dan zijn echtgenoote kunnen
zijn. Dat ons Trijntje niet alleen figuurlijk, maar ook
letterlijk op grooten voet leefde, bewijzen haar beide
schoenen, die evenals de portretten zuinig in Edams
museum bewaard worden.
Natuurlijk heeft het liezoek aan de lange jonge
dame ons eenigszins vermoeid, want liet valt niet
mee om voortdurend naar boven te kijken en niets
komt ons nu beter van pas dan -zij het in gedachte
een hartversterking te gebruiken bij Jan Claesz
slechts
Deze kotos woog nog meer dan drie volwassen man
nen. Hij heette Jan Claesz Plees en oefende het
eerzame beroep van kastelein uit.
Clees in het Heerenlogement. Hij de deur
treedt de vroolijke Jan ons al gastvrij tege
moet en zwaar dreunt zijn stap op den
stevigen vloer. Dat is geen wonder, want
bij elke schrede moet zijne rondheid aan
vleeseh, beenen en vooral aan vet vier
honderdvijfenvijftig pond verzetten! .Met
recht een zware taak! Maar desondanks
is Jan allesbehalve zwaartillend. Hij
neemt het -leven van den genoeglijken
kant. Feestelijk heft hij het glas omhoog en
strijkt behaaglijk over zijn buik, terwijl hij
trotseh eenige fabelachtige gètallen noemt
van gebraden kapoentjes en andere lek
kernijen, die hij in een enkelen maaltijd
gewend is aan zijn afgod te offeren. Als hij
daarover spreekt, glinsteren zijn oogen en
gloeien zijn bolle koonen, als roode Edam
mer kaasjes. De dikkerd ontpopt zich als
een echte praatvaar, een knaap om mee uit
visschen te gaan, ten
minste in een bootje, dat
niet al te rank is, en als we
eindelijk, na een uurtje
van gezelligen kout, af
scheid nemen, zou hij ons
wel aan de slippen van (le
jas vast willen houden,
want hij is nog lang niet
uitgepraat
Toch was het lieter voor
den goeden Clees geweest,
als hij wat matiger van
het. zoet der aarde had ge
profiteerd, want dan zou
hij waarschijnlijk niet reeds in ltj'2 op
tweeënveertigjarigen leeftijd gestorven zijn.
Naast den kolos van dezen lekkerbek is burge
meester Pieter Dirksz, die den bijnaam droeg van
„Langebaerd", een nietige verschijning, maar wel
maakt hij een veel mènschelijker indruk dan de
logge herbergier. Te oordeelen naar de kleurtjes op
zijn wangen, ging de nobele burgervader evenmin
als Jan Clees voor een stevigen pot. bier of een goed
glas wijn op den loop, zoo waren die oude Hollanders
nu eenmaal, maar als we van de verbazing over de
zeldzame lengte van zijn baard wat bekomen zijn,
lezen wij toch uit den ernst van zijn oogen, dat we
hier te doen hebben met. een man, die meer was dan
een gewone bezienswaardigheid. Dat is ook zoo, want
burgemeester Pieter Dirksz droeg onder zijn in
dubbele beteekenis magistraten haard een gouden
hart. Toen hij bemerkte, dat het rossige stukje
Hollandsehe teelt telkens weer liet publiek boeide,
besloot hij munt uit zijn baard te slaan en dus trok hij
er den boer mee op. Zoo konden de burgers en buiten
lui uit dien tijd den baard van „Zijne Edelachtbare"
naar hartelust op de kermissen bekijken.
Een deftige magistraat, die in zijn vrijen tijd als
kermisreiziger er wat. bij verdient Dat lijkt toch in
strijd met alle rechtschapenheid! En toch, weinig
burgemeesters werden door hun tijdgenooten meer
geacht dan de goedhartige heer Langebaerd, want
al het geld, dat liij op de kermis verdiende, gaf hij
aan de weeskinderen van zijn stad. Dat die arme
kinderen zijde sponnen bij zijn vlas, daarvan kunnen
we zeker zijn, want liet was wel de moeite waard, een
paar stuivers aan dit wereldwonder te offeren. Het
verhaal gaat, dat als de burgemeester een wandeling
maakte, hij den baard over zijn arm droeg, om hem
niet over den grond te laten slepen. Als hij op de
brug stond, hingen de puntjes van zijn beroemde
vezels in het water, maar of hij er ooit. de visschen
mee verschalkt heeft, dat meldt de historie niet.! Hel
einde van dezen werkelijk vaderlijken burgervader is
al heel tragisch. Toen hij weer eens op de kermis stond
om voor zijn weeskinderen geld te verdienen, trok
een brutale kijker hem eensklaps zoo hard aan zijn
baard, dat zijn kin hevig begon te bloeden en aan die
bloeding is burgemeester Langebaerd bezweken. Als
bijzonderheid vermelden we nog, dat Langebaerd als
familienaam werd aangenomen, zoodal er 1111 nog
Het portret ran de beroemde Edamsrhe
reuzin. Trijntje Kever. Links haar schoenen,
die Sinterklaas elk jaar in verlegenheid
brachten
Langebaerden bestaan, die afstammelingen
zijn van den nobelen burgemeester uil de
zestiende eeuw.
Edams museum, dat men heeft inge
richt in den stijl van een woonhuis uit
het midden van de zestiende eeuw, heeft
buiten deze drie portretten nog tal van
bezienswaardigheden. Er lieerscht een stemmige
oude sfeer, waarin de fraaie betimmering met den
kranig gebeeldhouwde!! balkdrager en de mooic
meubels uitnemend tot hun recht komen. Er is veel
te zien, wal de aandacht waard is, zooals een monu
mentale kaus]>ers van mahoniehout, afkomstig uit
het kasteel Ilpcnstein, herin neringen aan „het groene
wijf een zeemeermin, die 11a ten hevigen storm,
waarbij de Zuiderzeedijk was doorgebroken, in het
Purmermeer door melksters gevonden werd, en een
drijvende kelder. Ook bezit het museum een portret
buste van den Edamsehen predikant Xieuwenhuyzeu,
die de grondlegger is van de „Maatschappij tot Nut
van t Algemeen". JAN D. VOSKUIL.
In plaats min een burgemeestersbuik kreeg Pieter
Dirksz van Moeder Natuur een baard, die nog langer
was dan Trijntje Kever.