a Toen zijn vleugels sterker werden, ging het jonge peli- kaantje arm in arm op wandeling met zijn boezemvriend. Soms mocht het jonge broertje mee, als hij niet ,,te drukwas. Toch werd het saai steeds onder dezelfde vrienden te verkeeren en op 'n middag trokken enkele rakkers de stoute schoenen aan en gingen op verkenning uit. Een groep aalscholvers, op 'n ander gedeelte van 't eiland, trok hun volle aandacht. Op n avond riep de vader zijn zonen tot zich. „Morgen iuklie leeren vliegen. Je bent nu oud en sterk genoeg. Blijj steeds tussehen mij en moedeiin en maak geen gekheid?' De lessen begonnen en kort daarna behaalden zij hun „vlieg brevet". Ze waren nu „pelikanen" geworden Den volgenden morgen nam de oudste zoon afscheid van zijn ouders. „Tiet is mij hier te eng. Ik trek de wereld in." En hij vloog weg zonder eenmaal om te kijkenJaren later keerde hij terug naar het eiland van zijn geboorte. Dij was een prachtige, sterke vogel gewordennaast hem vloog zijn glunderend vrouwtje.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 7