LOSGELD
DOOR PEARL S. BUCK
Pearl S. Buck, de schrijfster, wier roman „De Goede Aarde" haar
een wereldnaam bezorgde, verhaalt ons in een korte vertelling op
ontroerende wijze de geschiedenis van een Amerikaansch ouderpaar,
dat zijn kind door kidnappers ontvoerd zag.
Plotseling werd de symplionie van Beethoven
afgebroken. Een heldere, metaalachtige stem
verdrong de melodie, van het derde gedeelte.
„Radio-persbericht. Hedenmiddag is aan den oever
van de Hudson, nabij zijn woning, het lijk je gevonden
van den kleinen .Timmie Lane, die uit het ouderlijk
huis was ontvoerd. Het onderzoek kan dus ge
„Zet alsjeblieft af, Ként riep Allin.
Kent Crothers aarzelde een seconde. Toen zette
hij de radio af.
In de stilte zat Allin op haar onderlip te bijten. „Die
arme moeder!" riep ze uit. „Al die dagen.. toch
nog gehoopt.
„Je kunt beter iets weten, dunkt me," zei hij be
daard. „Ook al is 't het ergste."
Misschien was 't nu het geschikte moment, om met
haar te praten, om haar onder 't oog te brengen, dat
zij zich van die ontvoeringen veel te veel aantrok.
Werden er soms geen kinderen meer groot in de
Vereenigde Staten, zelfs in gezeten families als de
hunne? 't Eenige ongeluk was, dat ze niet rijk ge
noeg waren en toch té rijk niet rijk genoeg om
bewakers voor hun kinderen in dienst te nemen, maar
toch wel zoo rijk, dat men hen kende, althans in hun
buurt, want-de papierfabriek was van zijn vader.
Hun reden tot gerustheid was, dat zij geen inil-
lionnairs waren en dus geen aanlokkelijke prooi voor
kinderroovers. Die gerustheid was noodig met het
oog op Bruce. Van 't najaar moest hjj naar school.
Dan moest hij heen en weer de straat over, gelijk
millioenen andere Amerikaansche kinderen. Zijn zoon
die paar straten laten rijden wou Kent niet: dat was
niet goed voor hem. trouwens, ze leefden in een
democratisch land Bruce moest opgroeien tus-
schen de menigte.
„Ik ga even kijken of de kinderen niet bloot liggen,'
zei Allin. „Betsy schopt het dek ieder oogenblik af."
Natuurlijk wou ze zich alleen vergewissen, dat ze
er waren, begreep Kent. Maar hij stond mee op, en
stak zijn pijp aan, peinzend, hoe hij zou beginnen. Zij
gingen samen de trap op, vingers door elkaar ge
strengeld. Ze deed zacht de deur van de kinderkamer
open. Bespottelijk, dat haar angst zelfs op hem aan
stekelijk werkte. Zijn hart stond even koud, tot hij de
twee bedjes zag, ieder met een hoofdje op het kussen.
Natuurlijk waren ze er. Hij ging naast het ledikant-
je van zijn zoon staan en keek. Knap kereltje. Sliep
als een roos bewoog niet eens, toen zijn moeder
zich over hem heen boog. Hij was donker, maar had
de blauwe oogen van Allin.
Nog even stonden zij, hand in hand, naar het kind
te kijken. Toen keek Allin op naar Kent en glimlachte
en hij kuste, haar. Hij sloeg zijn arm om haar schou
der en samen gingen ze naar Betsy's ledikantje.
Daar lag de oorzaak van zijn heimelijken angst
dat kleine vrouwelijke wezentje, zijn dochtertje. Ze
was roodbruin, evenals Allin, maar wonderlijk
genoeg waren haar oogen zoo donker als de zijne, dus
als hij er in keek, was 't of hij in zichzelf keek.
De baby roerde zich, deed haar oogen open en
stak haar armpjes naar hem uit.
„Niet opnemen, lieveling," ried Allin. „Dan krijg
je 't iederen keer."
Hij legde dus haar armpjes neer, één voor één, of
't een spelletje was, en dekte ze toe.
„Ga maar lekker slapen, engeltje," zei hij. En
slaperig glimlachte ze. 't Was zoo'n zoet klein ding.
„Laten we gaan - 't licht uitdoen," fluisterde
Allin. Zij gingen op hun teenen.
In de huiskamer, rookend, overwoog Kent, wat hij
tegen Allin zeggen zou.
„Kinderroof is net als de bliksem," begon hij op'
eens. ,,'t Slaat wel eens in natuurlijk één keer op 't
millioen. Al die andere kinderen zijn volkomen veilig,
onthoud dat maar goed."
Zij was op de bank voor den haard gaan zitten,
maar keerde zich om, toen hij dit zei. „Zeg nu eens
eerlijk, Kent wat zou je doen, als we op een avond
bovenkwamen.
„Nonsens," viel hij haar in de rede. „Dat probeer
ik je juist uit te leggen! Da's precies zoo onwaar
schijnlijk als die lamme kranten ook! Er kan
nergens in 't land iets gebeuren, of ze schetteren 't
overal rond."
,,'t Gebeurt toch maar dikwijls," zei Allin. „Eerst
dat jongetje van Wyeth, en nu
Hij greep haar hand en streelde die. Nu moesten
ze praten, nu Allin's langverborgon vrees in haar
stem doortrilde. „Lieveling," zei hij, „er is héuscli
geen reden om bang te zijn. We mogen ons leven niet
vergallen met angst voor iets, dat nooit gebeuren zal.
We moeten 't redelijk bekijken."
„Dat wil ik ook, Kent.ik zou dien angst graag
van me afzetten. maar ik weet niét hoe.
„De meeste mensehen brengen hun kinderen groot
zonder er over te denken."
„De meeste moeders denken er wel aan," zei ze.
„Ik ken haast geen vrouw, die er al niet eens over
gesproken heeft met megenoeg om uit op te
maken, dat ze er voortdurend over denken."
„Werd er maar niet. zoo over gepraat!" zei hij. „De
kans is zoo gering.
„Maar éls 't nu eens. wat moesten we dan doen,
Kent?" vroeg ze.
Hij antwoordde half speelsch: „Zul je er om blijven
denken, dat 't even onwaarschijnlijk is alsals
een luchtaanval op ons huis?"
Zij knikte.
„Als er een van de kinderen ontvoerd werd, gaf
ik 't dadelijk de politie in handen, denk ik."
„Welke politie?" vroeg zij dadelijk. „Een gewonen
agent op 't bureau? Dan komt 't meteen in de krant,
en dat is gevaarlijk, heb ik gehoord."
„De centrale recherche dan de G-mannen."
„Hoe krijg je die te pakken?"
Hij moest bekennen, dat hij 't niet wist. „Zoek ik
wel uit," beloofde hij. „In ieder geval, dat lijkt me de
beste weg. Geen losgeld. Zoolang we doorgaan met
losgeld betalen, gaan de bandieten door met kinde
ren ontvoeren. Als er maar één sterk genoeg is, om op
zijn stuk te blijven staan, begrijpen anderen mis
schien ook, hoe ze doen moeten."
Maar zij leek niet overtuigd. Haar stem klonk nog
even zacht en bang. „Zoo sterk zouden we nooit kun
nen zijn, Kent. Stel je voor dat 't Bruce was. in
den winter uit zijn warme bedje gehaald in zijn
pyama. dan deden we alles, om hem terug te
krijgen! Dan dachten we niet om andere kinderen,
Kent; alleen om onzen kleinen jongen.... en wét
't ook kostte.
„Toe, lieveling," zei hij. „Als je zoo begint, kunnen
we niet praten."
„Kent. Ik wil juist praten! Ik wil weten, wat
we doen moesten. Kon ik maar een beetje minder
bang zijn!" fluisterde ze.
„Kom bij me zitten," zei hij. Hij trok haar op de
bank tegen zich aan. „Je weet, dat ik evenveel van
de kinderen houd als jij, is 't niet?" Ze knikte. „Nu
dan. Je zult toe moeten geven, dat er aan 't kwaad
nooit een eind komt, als die bandieten maar telkens
hun zin krijgen. Is 't niet?"
„Maar als ze je waarschuwen, dat je de politie
er buiten moet laten?" vroeg zij.
Wat bleef ze toch bij hun eigen geval! Maar 't
kon immers niet.
„Ik geloof, dat ik zou doen, wat ik gezegd heb,"
antwoordde hij. „Dat ik me aan mijn principe zou
houden, in 't vertrouwen, dat er wel iemand een weg
zou wetenHij keek onzeker in haar ongeloovigc
oogen.
„Probeer je precies te herinneren wat er gebeurd
is!" schreeuwde hij tegen het domme kindermeisje.
„Waar had je haar gelaten?"
Allin was kalmer dan hij, maar Allin's stem, door
de telefoon een half uur geleden, had geklonken als
een gil: „Kent, we kunnen Betsy niet vinden!"
Hij was dadelijk weggegaan van de fabriek. Hij
was in zijn auto gesprongen en als een dolleman naar
huis gereden, 't Grint spatte op, toen hij stopte. Allin
stond aan 't hek met Mollie, het domme kindermeisje.
Mollic snikte.
„We stonden hier om op Bruee te wachten, meneer,
als hij uit school kwam, dat doen we iederen dag, en
toen heb ik haar neergezet, want ze is zoo zwaar, en
toen ben ik een sclioonen zakdoek gaan halen om
haar handjes af te vegen, want ze had ermee in een
plas gezeten, van den regen van vanmorgen, en toen
ik terugkwam was ze er niet, en toen heb ik den voor
tuin doorgezocht en toen heb ik mevrouw geroepen."
„Ik heb overal gezocht, Kent," fluisterde Allin.
,,'t Hekje!" riep hjj uit.
„Dat was dicht, met de klink er op," huilde
Mollie. „Daar heb ik wel op gelet, voor ik naar
binnen ging."
„Hoe lang ben je weg geweest?" schreeuwde hij
haar toe.
„Weet ik niet, meneer," snikte Mollie. „Ik denk
een minuutje!"
Hij liep den voortuin rond, zoekend en roepend
hij ging de garage in. Peter, de tuinman-chauf
feur, kwam onder het autootje vandaan en zei:
„Ze is hier niet, meneer, ik heb overal gezocht."
Hij dacht aan het telefoonnummer, National 7117.
dat hij 'n jaar te voren op had gezocht, na dat ge
sprek met Allin. Maar hij wou nog niet opbellen.
Betsy móést ergens zijn.
Het hekje klikte hij holde naar buiten, 't Was
Bruce maar. Die had Betsy óók niet gezien, ver
klaarde hij. En terwijl Kent met zijn zoon sprak,
zag hij het papier. Dat werd door een steen op zijn
plaats gehouden.
Kont wist onmiddellijk, wat het was. Hij bukte
zich en raapte het op. Daar was 't het lompe,
verdraaide schrift
„Onze prijs is vijftig mille. Je vader heb 't wel.
als je 't. zelf niet heb. Je hoort nog wel waar je 't
brengen moet. Als je de politie er bijhaalt gaat 't
kind er aan."
Waar was Allin? Hij moest. hij had er voor
ingestaan, dat 't niet gebeuren zou. 't telefoon
nummer was. maar.
„Allin!" riep hij.
Hij hoorde haar van zolder komen. Daar was zo,
wit en erbarmelijk van ontzetting. Hij moest helpen;
hij hoorde te weten, wat er gebeuren moest. Maar had
hjj niet lang geleden besloten, wat hij doen zou?
Er waren mensehen, die losgeld hadden betaald,
en toch hun kinderen niet terugkregen. Hij moest,
raad hebben, waar hij op bouwen kon.
„Ik ga National 7117 opbellen!" riep hij haar toe.
„Nee, Kent laten we. Maar hij was al bij
de telefoon. Hij riep: „National 7117 alstublieft!"
en onderwijl gaf hij haar het verknepen briefje. Zij
las het en greep naar den ontvanger. „Toe, Kent,
wacht nog even. we weten niet. eerst zien
wat ze zeggen
Kent had echter zijn verbinding al en riep schor:
„Ik wou een geval van kinderroof aangeven. Ons
jongste meisje is ontvoerd. Kent Crothers, Eastwood
Avenue 134, New York."
Hij aanhoorde den raad, niets te doen, te wachten
tot morgen, en dan in zekere dorpsherberg, vijftig
mijl weg, zekeren man te ontmoeten, die oen effen
grijs pak zou dragen.
En Allin fluisterde voortdurend: „Ze vermoorden
haar, Kent, ze vermoorden haar!"
„Ze weten 't toch niet," fluisterde hij terug. „Er
komt geen mensch achter."
Toen hij had opgehangen stond ze hem aan te
staren met ontzette oogen. „Ze vermoorden haar,"
zei ze nog eens. Toen sloegen zij plotseling hun armen
om elkaar en schreiden te zamen stille, vreeselijke
tranen.
Nu moest hij wachten, en hij was niet gewend
te wachten. En hij moest Allin helpen wachten.
Mannen zijn sterker, wordt er beweerd.
Hij hield zich bezig met hetgeen hij doen kon
met 't personeel pratenBruce naar boven sturen
„Ik ga met hem mee," zei Allinallen op't hart
drukken, Sara de keukenmeid en Rose het binnen
meisje, en Mollie en Peter, aan niemand in de heele
stad iets te vertellen. „Denkt er om, Betsy's leven
hangt er van af," zei hij lieesch. Toen ging hij naar
Bruce kijken. Die zat met Allin op de kinderkamer
te eten.
Maar op de kinderkamer was 't niet uit te houden.
Om dezen tijd placht Betsy pas uit haar badje.
„Ik ga maar beneden zitten, in de voorkamer,"
zei hjj, en Allin knikte.
De stilte pijnigde hem. Hij kon niets meer doen
niets dan wachten. En steeds maar denkenwat
gebeurde er met het kind? Waar was het? Waar
sliep het?