ROZEN- MOTIEVEN m^êÊMêÉÉÊ VOOR EEN ROND GEHAAKT KLEED t ¥^{r::vv -vV Vv^>V/ïfV' ■Ik^vV;;»:. f mm0ZZ* .//Ay" \'A'. 2en toer: 4 stokjes, I losse, 4 stokjes en hei- halen dit in het geheel 6 maal in de rondte. 3e toer: 4 stokjes, 1 losse, 4 stokjes, waarbij de stokjes in de stokjes van den vorigen toer worden gehaakt, terwijl beide lussen worden op genomen. 4e toer: 4 stokjes, 2 lossen, 4 stokjes. Op deze wijze door gaan, totdat we bij den 7öen toer gekomen zijn. Vanaf dit punt worden alle punten verder ieder afzonderlijk afgehaakt in heen- en teruggaande toeren. Ten slotte wordt de rand van het kleed om- gehaakt door afwisselend 1 vaste in een stokjes- groep van iederen toer te haken en tusschen deze vasten telkens 6 los sen te werken. Is het kleed af, dan spannen we het vochtig in den juisten vorm op en laten het in opge spannen vorm drogen. Figuur a en b worden 6 maal herhaald. Een motief, dat in vrijwel ieder filethaakwerk voor komt, is het rozenmotief, dat daarom juist zoo gewild is, omdat het altijd aardig voldoet en bovendien gemak kelijk te maken is. Zoo zien we ook voor dit fraaie ronde kleed weer het bekende rozenpatroon toegepast. Haken we het kleed met haakgaren nr. 60 en een stalen haaknaald nr. 7, dan wordt het 105 cm. in doorsnede groot. In het totaal hebben we plm. 160 gram haakgaren uoodig in wit, ecru of crème. Het kleed wordt volgens afgebeeld telpatroon in de rondte gehaakt. Dit telpatroon geeft de beide puntige banen weer, die voor het geheele kleed 6 keer in de rondte worden herhaald. Afwisselend haken we dus figuur a en b. We beginnen met een ring van 12 lossen en haken hierin voor den len toer (die niet op het telpatroon staat aan gegeven) 12 maal afwisselend 1 stokje en 1 losse. Vervolgens wordt volgens telpatroon verder gehaakt. We beginnen hiervoor bij den 2en toer bij patroon a. Alle toeren staan door cijfers aan den buitenkant van de tel- patronen a en b aangegeven. De cijfers tusschen patroon a en b duiden het aantal lossen aan, dat telkens tusschen de stokjes van patroon a en b moet gehaakt wordende leege vierkant jes tusschen patroon a en b hebben geen beteekenis en we hebben daar dus niet op te letten, maar kunnen ze gewoon overslaan, alsof er geen vierkantjes stonden. De teekens ran de telpatronen a en b hebben de volgende beteekenis: ieder rechtopstaand streepje, ook van een leeg vierkantje dus, beteekent 1 stokje. Ieder leeg vierkantje, dus de ruimte tusschen 2 recht opstaande streepjes, beteekent 2 lossen. Ieder vierkantje, dat met een teekentje is gevuld, beteekent 2 stokjes méér. Om een voorbeeld te geven haken we voor den FIGUUR A TTHTT

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 36