VOLGENDE WEEK:
vrouw met den rooden mantel en opklinkend
in het denderen der wielen over de rails het
tooverwoord, geschilderd op den buitenwand der
wagons: „Californië.... Californië
Ontwaken in den trein
oedenmorgen," zegt Mariene. „Kom binnen."
Het is de eerste maal, dat ik haar zie zonder
blanketsel. Zij geeft er zich plotseling rekenschap
van en steekt instinctief haar lippen vooruit, om
ze te verven. Haar haren vallen wanordelijk op
haar voorhoofd en langs haar wangen neer. Zon
der blanketsel, ontdaan van haar masker, lijkt zij
een weinig verwilderd en bijna kinderlijk ontdaan.
De Senegaleesche controleur brengt ons het ontbijt.
„Ik heb goed geslapen," zegt Mariene.
Ik ben overtuigd dat zij onwaarheid spreekt. De
kringen rond haar oogen en het zenuwachtig trillen
van haar handen verraden een slapeloozen nacht.
Zij wil kalm schijnen en moedig, maar deze terugkeer
naar Hollywood, de nieuwe strijd die haar daarginds
wacht, verontrust haar. Ik wil haar bemoedigen en
haar trots prikkelen door haar de deerniswekkende
geschiedenis te vertellen van de vrouw met den
rooden mantel.
„Arme vrouw," zucht zij, als ik gereed ben met
mijn verhaal. „Zij is dwaas, afgunstig te zijn op mijn
succes. Zij weet niet dat er dagen zijn, waarop ik
het verafschuw. Soms komt het me voor dat ik dezen
roem nooit ernstig gezocht heb. Het lot heeft mij er
toe voorbestemd.
Mijn eerste jeugdherinneringen zijn niet
van vroolijken aard. Ik heb eigenlijk
nooit een onbezorgd kinderleven ge
kend, of poppen, bloemen en Zondag-
sche witte jurken. Wij woonden in Wei-
mar en mijn vader was luitenant bij de
,iE garde-grenadiers. Toen heette ik Made-
|v leine von Losh.
Ons huis stond aan de hoofdlaan en als er mili-
I taire muziek klonk, bracht mijn moeder mij naar
het venster en toonde mij mijn vader aan het hoofd
van zijn compagnie, met een punthelm op zijn
I hoofd en witte handschoenen aan.
Op zekeren dag zagen wij hem weer voorbij
marcheeren, doch toen droeg hij geen witte
■i handschoenen. Hij was gekleed in een grijsgroene
uniform en zijn vergulde helm was overtrokken met
een grijs foedraal. Een uur later kwam hij thuis en
omhelsde me zoo onstuimig, dat ik bijna geen adem
kon halen. Mijn moeder weende.
Dien avond bleven wij alleen. Moeder had den
salon gesloten. Wij huisden èn sliepen in een enkele
kamer. Spelen of luidruchtig spreken durfde ik niet,
want mijn moeder huilde bijna den heelen dag.
Op zekeren morgen ontving zij een telegram. Zij
schreide opnieuw en een uur later vertrokken wij
met een trein vol soldaten en ge
wonden. Na een dag en een nacht
te hebben gereisd, reden wij met
IL een auto dwars door een reus
achtig sneeuwveld, met gevelde
hoornen en stukgeschoten huizen.
Aan het eind van dien verschrik-
kelijken rit, toen ik mij niet meer
overeind kon houden van vermoeie
nis en onze oogen geen tranen
meer hadden, werden wij een
I barak binnengeleid. Onze ooren
werden verdoofd van het tieren en
schreeuwen en klagen vantientallen
gewonden. Het rook er naar aether
en koorts. Op een bed vonden wij
vader. Hij was reeds dood. Twee
dagen te voren had een bom een
van zijn beenen verbrijzeld. Men
had hem hier laten sterven, in een
hulplazaret, waar gebrek was aan
geneesmiddelen, gebrek aan goede
chirurgen en gebrek aan alles.
Mijn moeder wankelde en ik
klemde mij vasf aan haar rokken.
Mariene Dietrich als girlIn 't
begin van haar loopbaan trad de
later zoo befaamde actrice meerma
len als figurante en danseres op.
Aan dien tijd herinnert neven
staande foto, waarop Mariene Die
trich geheel rechts voorkomt
Ik was toen nog'geen tien jaar. De vrouw, die
mij thans benijdt om mijn gelukkig lot, moet dit
begin van mijn levensloop niet kennen."
De Santa-Fé-expres stopt in Chicago. Wij moeten
hier vier uur wachten. Mariene en ik verlaten den
trein en gaan de stad in. Het is een vreemde sen
satie. De winkelmagazijnen van Chicago sluiten
juist hun deuren en de verkoopsters drommen de
straat op, hun wangen donzend met rouge en zich
vastklampend aan de armen van groote, lachende
jongens. Niemand herkent Mariene, niemand komt
op den inval een blik te werpen op deze kleine vrouw.
„Het is lang geleden," bekent Mariene, „dat ik
mij zoo vrij bewegen kon. Ik geloof, dat het voor het
eerst is sinds jaren, dat ik mij weer onbekend voel
en vreemd verdronken in een groote stad. Hoe heer
lijk, zoo door de straten te kunnen dwalen en zonder
doel voor een uitstalkast te kunnen blijven staan;
en tien cent warme saucijsjes te kunnen koopen,
zonder te worden gevolgd en lastig gevallen."
Ik laat haar praten, zonder haar in de rede te
vallen.
„In Amerika en in het bijzonder in Hollywood
kan ik anders geen stap verzetten, zonder te worden
opgemerkt. In Europa is het nog erger. In Salzburg,
waar ik dezen zomer was, werd mijn hotel belegerd.
In Venetië moest ik de steegjes in vluchten, achter
volgd door een luidruchtige menigte, die mij bij
mijn mantel trok en handteekeningen van mij eisch-
te. Op een middag ben ik er slechts in geslaagd hun
te ontsnappen door een tentoonstelling van Tinto
retto binnen te gaan. De entree kostte tien lires
en mijn bewonderaars bleven aan de deur staan.
Er waren bijna geen bezoekers en drie heerlijke uren
heb ik daar in een hoek gezeten, alleen met de vreug
de van de eenzaamheid, de rust en de stilte. Ik ge
loof zelfs, dat ik even ingeslapen ben. Tintoretto
moge het mij vergeven."
Wij liepen steeds door, zonder er ons rekenschap
van te geven, waar wij ons bevonden. Voor een klein
Duitsch restaurant met het opschrift „Oud Heidel-
berg" bleven wij staan.
„Indien u werkelijk trek hebt in warme saucijsjes,
kunt u hier uw hart ophalen," zei ik schertsend.
Zij nam mij echter serieus.
„Ja, laten wij hier binnengaan," besloot zij.
Nauwelijks was zij gezeten en bediend in deze
Duitsche omgeving, een glas Rijnwijn tusschen haar
vingers, of haar gedachten keerden naar het verleden
terug.
„Nadat mijn vader aan het Russische front ge
sneuveld was, verlieten moeder en ik Weimar. Wij
gingen naar Berlijn, waar wij bloedverwanten hadden
wonen. Er volgden drie jaren van droefheid en
ellende. Er was geen brood meer; er was ten slotte
niets meer. De soldaten van de loopgraven waren
de eenigen nog, die eenigszins behoorlijk voedsel
kregen. Toen kwam de wapenstilstand en daarop
de revolutie. In ons huis hoorden we de kanonnen,
die opgesteld stonden op den KUrfftrstendamMijn
moeder keerde terstond terug naar Weimar, naar
de vreedzame provincie, die gelukkig vrij bleef van
de politieke agitatie dier dagen. Pas eenige jaren later
verhuisden wij opnieuw naar Berlijn."
Waar is mijn jeugd?
'WJk/'aar vind ik tusschen al die droevige herinne-
ringen mijn jeugd, die rooskleurige en onschul
dige jaren, waarin de zoete herinneringen worden op
gegaard als een schat voor heel ons verder leven
Ik weet niet wat het is een moeder vroolijk te hooren
lachen in een huis vol bloemen in de lente. De feeën
van mijn droomen hadden altijd rood geweende
oogen en mijn sprookjesprinsen een ruigen baard,
koortsige oogen en een loopgravenhelm op. Die
heerlijke jaren in eenrneisjesleven, waarin nieuwe ge
voelens opbloeien en schroomvallige neigingen ont
waken, zijn voor mij niets dan een donker en
verschrikkelijk gat. Ik herinner mij slechts, dat ik
een kind ben geweest in een rouwjurk en vervol
gens een groot en mager en bedroefd meisje. Het
eenige geschenk dat het verleden mij heeft mee
gegeven en dat mij nooit heeft verlaten is de smar
telijke, aandoenlijke glimlach geweest, die later de
glorie is geworden van Mariene Dietrich. Als mijn
glimlach geheimzinnig is en ver, dan is dat misschien
omdat ik pas op twintigjarigen leeftijd leerde glim
lachen. Had Madeleine von Losh een gelukkige jeugd
gehad, dan zou ik vandaag wellicht een gewone bur
gerlijke juffrouw in Weimar zijn geweest.
In weerwil van al wat ik tekort kwam in mijn
jeugd, voelde ik mij echter op ze ven tien jarigen leef
tijd vervuld van een kracht, die naar uitdrukking
zocht, van een gevoel, dat behoefte had om zich te
uiten. Ik was muzikaal en begon viool te studeeren.
Mijn leermeester was Flesh, een beroemd kunstenaar
in Berlijn. Maar twee jaar later werd bij een auto
mobielongeluk een van mijn handgewrichten ver
brijzeld en moest ik helaas van de vioolstudie afzien.
De twee jaren, doorgebracht op de muziekschool,
te midden van vrienden, die in hun artistieke talenten
geloofden, hadden echter een ommekeer in mij
bewerkt. Ik had in een kort tijdsbestek alle ontwik
kelingsstadia der persoonlijkheid doorgemaakt, die
een normaal jeugdleven in een vertraagd tempo
ondergaat. Het was toen te laat om mij terug te
wringen in het burgerlijk keurslijf van conventio-
neele begrippen, dat het meisje paste, dat slechts op
een man wachtte. Op een avond nam ik dan ook een
kordaat besluit. Ik zette mij bij mijn moeder neer en
zei:
„Ik wil en ik zal tooneelspeelster worden...."
Mariene Dietrich vervolgt haar levens
verhaal. Zij debuteert voor de film
lens. als figurante.