i
MATJE
EEN LEUK VERJAARSCADEAUTJE
Wat wij van tricotresten kunnen maken
40
-1
IN MODERN STREEPDESSIN
Wanneer we onzen voorraad oude kousen en
ander reeds gedragen tricotgoed al maar zien
aangroeien, is het vaak moeilijk liiervoor een
nuttige en practische gebruiksmogelijkheid te vinden.
Voor het productief maken van oud tricot zijn reeds
verschillende technieken bekend.
Het hierbij afgebeelde matje echter toont ons een
tot nu toe nog weinig gebruikte techniek voor de
verwerking van tricotresten. Het werkmateriaal
wordt ook hier op de bekende manier verkregen, n.l.
door het te gebruiken tricot spiraalsgewijze in smalle,
reepen te knippen van plm. 1 2 cm. breedte. Deze
reepen krullen na het knippen om, zoodat dan de
verkeerde kant van het tricot boven komt (zie
detail). We verbinden ze nu op een willekeurige wijze
en kunnen op die manier de streep verdeeling ook
regelen. Het werkstuk van de foto is samengesteld
uit verschillende tinten beige en bruin, terwijl er ook
enkele strepen zwart, grijs en fraise-rood in voor
komen. Om het geheel iets levendigs te geven is er
een klein stukje koningsblauw tricot in verwerkt,
dat hiervoor extra werd gekocht.
De afmetingen van een dergelijk matje kunnen
we naar believen wijzigen, daar dit mede afhankelijk
is van den voorraad werkmateriaal. Als ondergrond
nemen we grof Smyrna-stramien en verder hebben
we nog een guimpenaald noodig van de op de foto
aangegeven grootte. We wikkelen nu de .draden" om
de naald (nu en dan twee verschillende kleuren te
zamen geeft een aardig effect!), leggen deze dan op
het stramien en stikken de tricot-lussen met de
machine vast, midden tussclien dé twee helften van
de naald. Onder het stikken trekken we de naald
langzaam uit de lussen, zoodat we ze weer opnieuw
kunnen omwikkelen (zie detail).
De ondergrond zal het werk vergemakkelijken,
daar we de strepen langs de draden van het stramien
kunnen leggen. Wanneer de geheele oppervlakte ge
vuld is met regelmatig naast elkaar liggende strepen,
kunnen we de lussen desgewenscht doorknippen,
evenals bij Smyriia-werk, doch het matje zal aan ste
vigheid winnen, wanneer we de lussen in hun geheel
laten. Aan alle zijden hebben we nu nog plm. 2V2
cm. naad over en dezen vouwen we nu naar achter.
We zetten deze naden met den flanelsteek in het
vierkant vast. Voor de franje nemen we dikke brei
katoen in één van de gebruikte kleuren en knippen
hiervan stukken van 25 cm. lengte.
We nemen telkens 3 draden, vouwen deze in de
helft, halen de ontstane lus door een der mazen van
het stramien en trekken hierdoor de uiteinden, zoodat
er tegen den rand van het matje een knoop ontstaat.
De kwasten bestaan dus elk uit 6 draden. Ter afwer
king gaan we het matje voeren. We kunnen hiervoor
jute in een bijpassende kleur nemen.
Deze jute knippen we op dezelfde maat als het
matje, maar we berekenen aan alle zijden 1 y2 cm.
naad. We spelden de voering aan den linkerkant van
het matje en zoomen ze dan met 'n stevigen dubbelen
draad tegen. Om 't glijden van de mat te voorkomen
plakken we aan de hoeken een stukje gummi tegen.
Wanneer we aan een geschenk een persoonlijke
noot willen geven, is de meest eenvoudige
manier, het zelf te maken. Degene, die er meè
begunstigd wordt, zal dit zeer zeker ook naar waarde
weten te schatten. Natuurlijk kunnen we deze pan
toffeltjes ook heel goed voor onszelf bestemmen,
aangezien we ze zeer gemakkelijk uit allerlei restjes
kunnen maken en ze op die manier toch niet kostbaar
worden.
Benoodigdheden voor deze moccassins zijn enkele
stukjes stramien of jute, voor de voering ongeveer
evenveel flanel, tor wijl de buitenzooltjes uit een ouden
viltlioed kunnen worden geknipt. Als afwerking en
versiering tegelijk nemen we smalle reepjes bont. Het
borduurwerk wordt uitgevoerd in twee kleuren wol.
De pantoffels bestaan ieder uit drie stukken, n.l.
neus, achterkant en zool.
Deze stukken zijn liierbij verkleind weergegeven.
We knippen neus en achterkant vier maal d.w.z. twee
maal van stramien of jute en twee maal van flanel, en
wel met overal 1 cm. naad. Het binnenzooltje knip
pen we vier maal van stramien zonder naad en twee
maal van flanel met naad. Ook de buitenzooi van vilt
wordt twee maal zonder naad geknipt.
Xu kunnen we beginnen met de bewerking. Eerst
borduren we den neus en den achterkant van elk pan
toffeltje geheel met kruissteken in de donkerste kleur
wol. We werken de steken over plm. 2 a 3 draden.
Dit is mede afhankelijk van de fijnheid van het stra
mien of de jute. Hierop werken we de figuurtjes met
lichte wol, waarvan we de werkwijze op de foto
duidelijk kunnen zien. Wanneer we daarmee klaar
zijn, naaien we neus en achterkant stevig aan elkaar
(tie teekening). We vouwen nu de aangeknipte naden
naar den linkerkant en zetten ze daar met den flanel
steek vast. Hiertegen naaien we nu de voering met
den zoomsteek. Vervolgens gaan we verder met de
zolen. Voor iederen moccassin
naaien we 2 zooltjes van stra
mien stevig op elkaar, waarna
we het zooltje overtrekken met
flanel. Deze voering moet zeer
glad getrokken worden, daar we
er anders last mee zouden krijgen
bij het loopen. De naden werken
we aan den buitenkant af met
den flanelsteek.Xu naaien we het
zooltje met 'n stevigen dubbelen
draad tegen het bovenstuk, zoo
dat de rafels van het flanel naar
den buitenkant vallen. Hiertegen
naaien we nu de buitenzooi van
vilt, waardoor deze rafels weg
gewerkt worden. Ten slotte ne
men we de benoodigde reepjes
bont, naaien die eerst over de
geheele lengte dubbel met een
overhandschen steek en bevesti
gen ze daarna stevig rond de
opening van de moccassins.