Zoodra de zeehond ill zijn element De zeehonden komen alleen op het ijsals het bijzonder kalm weer is. Is dit niet het geral, dan geven zij de voorkeur
is, ziet hij er bijna elegant wit. aan het water, dat gelijkmatiger van temperatuur is dan de buitenlucht.
It
Men vertelt zelfs, dat de ouders wel eens spelletjes met hun kinderen doenze
verdedigen hen, als er gevaar dreigt, zelfs tegen sterkere vijanden. Merken ze,
dat er geen ontkomen aan is, dan deelen ze dikwijls hun lot. Ook heeft men Wel
gezien, dat het jong soms met de voorste vinpooten werd gegrepen, stevig
tegen de borst werd gedrukt en op deze manier zoo snel mogelijk naar 't water
gesleept werd. Andere Waarnemers beweren, dat het met die ouderliefde zoo'n
vaart niet loopt en dat de jongen wel beschermd worden zoolang ze in de
buurt zijn, maar dat niemand zich Wat van de spruit aantrekt, als deze het in
haar hoofd krijgt om het
Een
zeehond tusschen de met ijs bedekte rotsen
van het Ross-eiland.
ouderlijk gezag te ont
vluchten en op haar eentje
er tusschen uit trekt.
In den winter, dus hier
in Juni, Juli, zal zoo'n jong
beest het niet gemakke
lijk hebben, want ook het
water aan de kusten is dan
met sneeuw en ijs bedekt.
Dewisseling van eb en vloed
veroorzaakt echter hier en
daar gaten in de ijslaag,
die soms een dikte heeft
van 1.50 meter. Een aantal
van deze wakken wordt
door iederen zeehond af
zonderlijk opengehouden om te kunnen ademen,
als hij onder het ijs op jacht gaat. Gewoonlijk
begint hij hier reeds aan bij 't begin van de ijsvor-
ming en zoolang de winter duurt is hij er voortdu
rend op bedacht het toevriezen van (leze gaten te
voorkomen door in tusschenpoozen op het ijs te
liet komt niet vaak voor, dat een zeehond ran Weddell twee jongen heeft.
Deze voorspoedige tweelingen worden zorgvuldig bewaakt door de moeder, die
zich overigens weinig om persfotografen schijnt te bekommeren.
komen en weer in 't Water te plonzen. Zoo leiden
de zeehonden in het zuiden dus een eenzaam bestaan
in een eenzame streek, maar zij hebben een rustiger
leven dan hun soortgenooten in de Noordelijke
IJszee, die zoo achtervolgd worden, dat hun aantal
in den loop der jaren onrustbarend verminderd is.
De zeehond van Weddell, zoo genoemd naar den zee-officier James Weddell, die in 1823 'n exemplaar mee
naar Europa bracht, heeft een lengte van 2 m. tot 3.50 m. De jongen zijn l m. lang