EEN SCHI
ILT UIT....
ROM
ZEVENDE
VERVOLG
rem
1 WAALFDE H O O F D STUK
Axel Rudolph
22
Eenige ©ogenblikken later stond Dan voor den
consul, die zich van het interessante geval van
geheugenverlies nog alles herinnerde.
„Ik" had u hier nog wel eens terugverwacht,
maar u was plotseling als van den aardbodem ver
dwenen. Hebt u werk gevonden?"
Dan knikte nadrukkelijk. „Op de Peacock, meneer,
een walvischvaarder. Ik was veertien maanden op
zee." Stralend van vreugde om dit blijk van belang
stelling haalde hij zijn afmonsteriugspapieren voor
den dag en toonde zijn gage.
Op het gelaat van den consul verscheen een
verwonderde trek. Hij was bekend met de groote
vaart en wist precies, wat
iemand waard was, die het
veertien maanden op een
walvischvaarder uit had
kunnen houden. Vriendelijk
en geduldig, nu eens Duitsoh
en dan weer Engelsch spre
kend, ondervroeg hij Dan omtrent zijn geschiedenis
van die maanden.
„En wat gaat u nu doen t" informeerde hij,
toen Dan uitgesproken was.
Dan aarzelde niet. „Ik ga weer met de Peacock
mee, meneer," antwoordde hij.
De consul verbaasde zich opnieuw. Die jongen
mocht een mysterie zijn te lui om te werken
was hij zeker niet. De harde ervaringen hadden hem
niet afgeschrikt.
„Wij hebben hier welis waar geen monsterbureau,"
glimlachte hij, ;,maar toch kan ik misschien wel
iets beters voor je vinden. Je hebt goede papieren
en voldoende geld, om nog even te rentenieren.
In dien tijd doet'zich wellicht een betere kans op.
Zou je niet liever ergens anders heen willen?"
„Heel graag, meneer," knikte Dan verheugd.
De consul leunde een oogenblik achterover in zijn
stoel. Hij herinnerde zich plotseling dat den vorigen
dag een Duitsche matroos van de Warmeland met
een gebroken been naar het hospitaal was gebracht.
Den Zweedschen kapitein, Lars Hansson, kende hij
persoonlijk en de Warmeland stond goed aange
schreven op de groote vaart.
„Weet je wat, laat je papieren maar hier,"
besloot hij eensklaps. „En kom dan morgenvroeg
eens terug. Misschien kan ik je terstond aan een
ander schip helpen."
Kapitein Lars Hansson was zeer tevreden met
den plaatsvervanger, dien de Duitsche consul hem
aanbevolen had. Eerst trok hij zijn neus op, toen hij
vernam, dat Dan van een walvischvaarder gekomen
was, doch hij begreep spoedig dat de Duitsche
consul niet voor een spitsboef in het vuur zou
komen. Bovendien viel de persoonlijke kennismaking
hem zeer mee. Dan was een volwaardig matroos en
een beteren plaatsvervanger had hij zich moeilijk
kunnen wensehen. Voor liet mysterie-Dan interes
seerde hij zich niet. De jongeman stond hem aan en
dienzelfden dag nog verscheen hij met zijn weinige
plunje aan boord.
De meest tevredene was misschien Dan zelf. Want
aan boord van de Warmeland maakte hij reeds
terstond kennis met twee matrozen, die de taal
spraken van George Resell het plat-Duitsch,
waarvan de klanken tot zijn eigen bevreemding
altijd een zachte ontroering in hem wekten.
„Meneer Sommer Meneer Detlev Sommer!'
Met fladderende jaspanden en opgewonden gebaren
baande meneer Rommel zich een weg door de
menigte, die in Cuxhaven op de aankomst van het
stoomschip Hardenberg had gewacht.
George Resch werd onaangenaam getroffen, toen
hij bij het afdalen van de loopbrug dien naam zoo
luid hoorcie roepen. In de opdringende menigte
ontdekte hij plotseling een heer, die met driftige
gebaren zijn aandacht trachtte te trekken. Het
volgend oogenblik had hij tot zijn ontsteltenis den
geleerde herkend, dien hij in Alexandrië in hotel
Pharus had aangetroffen.
George Resch voelde zich onbehaaglijk en zijn
eerste ingeving was zijn ouden kennis absoluut te
negeeren en zich uit de voeten te maken. Doch
KORTE INIIOUD VAN 'T VOORAFGAANDE:
Het Duitsche opleidingsschip Gefion is in Maart 1913
voor een reis vein twee jaar de haven van F lensburg
uitgevaren. Detlev Sommer, een zoon van een armen
boekbinder, berindt zich aan boord. Na eenige maanden
verneemt men niets meer van den machtigen vijf master
en wanneer ten slotte 'n jaar verloopen is. worden schip
en bemanning als verloren bescho uwd. Alleen de moeder
van Detlev en een jeugdvriendin, Raune Hoik, een
dochter van Flensburgs burgemeester, hebben het volste
vertrouwen in zijn terugkeer. Aan de Malabarkust
ontmoet de Rritsche districts-controleur een jongen
Europeaan, die zich Vidhaja noemt. De jongen ver
staat geen woord Engelsch, doch spreekt vloeiend
Hindostansch en Malabaarsch. De controleur leidt
hem voor de Engelsc.he autoriteiten in Bombay. Al
spoedig blijkt, dat hij geen Engelschman is. Men
krijgt den indruk, dat hij e'n geheugen verloren heeft,
waarom men hem bij de verschillende consulaten laat
brengen om z'n nationaliteit vast te stellen. Vidhaja
verlaat plotseling z'n begeleider en snelt weg. Hij volgt
een zeeman. George Resch geheeten, die hem op een
der consulaten in het Duitsch heeft aangesproken.
Deze stelt den kapitein van z'n boot voor den jongen
mee naar Duitschland te nemen. Op zee breekt een
geweldig onweer los de bliksem slaat in het schip,
waardoor de kapitein om het leven komt. George Resch
weet zich op een vlot te redden. Vidhaja is geheel
uitgeput door een boot opgepikt. Hij spreekt nu weer
Duitsch. doch weet niets meer omtrent z'n verleden.
Hij noemt zich Dan, daar Resch hem zoo gedoopt had.
George Resch ontmoet een jaar later in Alexandrië
een Duitscher uit Flensburg, Walter Rommel, die hem
vertelt, dat de dochter van Flensburgs burgemeester met
zijn zoon getrouwd is. George wil zich liever niet bekend
maken en geeft zich daarom uit voor Detlev Sommer,
'n naamwelken hij in Dan's dagboek gelezen had. De
zoon van Walter Rommel, Raune's echtgenoot, is
overleden. Raune zet zijn zaken met behulp van den
ouden professor voort. Op haar verzoek stelt Rommel
alle pogingen in het werk Detlev Sommer terug te
vinden. George Resch heeft op het Duitsche consulaat
te Port Said op den naam van Detlev Sommer een
reispas en een passagebiljet naar Duitschland ge
kregen. Dan is op een walvischvaarder terechtgekomen.
Zijn geheugen keert heel langzaam terug.
terstond daarop bespeurde hij tot zijn ontsteltenis,
dat er nog anderen waren, die belang in hem
stelden. Aan zijn zijde verscheen een corpulente
heer, die hem begroette met een hoofdknikje.
„Vreemdelingenpolitie!" zei hij kalm. „Wilt u
mij even volgen naar het bureau
Een vlucht beteekende onder deze omstandig
heden een zware verdenking op zich laden, dat hij
de politie had te vreezen. George Resch dacht aan
zijn desertie van de Cardiff en schikte zich in zijn
noodlot. Bepaalde gevaren had hij niet te duchten
morgen zou hij als Detlev Sommer zien te monsteren
op een schip en Duitschland weer verlaten.
Het was meneer Rommel eindelijk gelukt hem
te bereiken. Hij greep George's handen en drukte
ze opgewonden. „Ik herkende u onmiddellijk, me
neer Sommer! Hartelijk welkom in het vaderland!
Het doet mij plezier, u hier terug te zien."
„Vreemdelingenpolitie," stelde de beambte zich
aan hem voor, terwijl hij zijn hoed even lichtte. „Is
u familie, van dezen meneer?"
„Neen, geen familie, maar...."
„Ah, een kennis dus."
„Zeker, zeker, een heel goede kennis, verzekerde
meneer Rommel haastig. „Ik heb zelf opdracht
laten geven aan de Duitsche consulaten Sommer op
te sporen."
„Mag ik u dan verzoeken mij te willen vergezellen
naar het passenbureau? Meneer Sommer heeft
slechts een voorloopigen pas voor de vaststelling
van zijn identiteit is uw verklaring van belang."
George Resch voelde zijn onrust nog groeien.
Alleen brutaliteit kon de ontdekking van zijn valsche
identiteit voorkomen. Hij repeteerde zijn verklarin
gen en zag bevreesd het verhoor tegemoet, waaraan
hij onderworpen zou worden. Maar alles ging als van
een leien dak, geen oogenblik voelde hij zich het
vuur aan de schenen gelegd. Men stelde hem een
paar vr&gen, liet hem zijn naam schrijven en een
ambtenaar zocht vervolgens in een register, of er
geen verzoek tot aanhouding tegen hem was uitge
vaardigd. Het onderzoek liep echter bevredigend af.
„U dient zich terstond bij de autoriteiten van uw
geboorteplaats te vervoegen ter verkrijging van een
geboortebewijs," verklaarde de ambtenaar ten slotte.
„Waar hoort u thuis?"
George Resch weifelde een oogenblik. Maar hij had
veen keus meneer Rommel stond naast hem. „In
Flensburg," antwoordde hij. „Maar daar ben ik al
twaalf jaar vandaan."
„Dat is 'n lange tijd bent u als zeeman ver
trokken?"
„Jawel, meneer."
„Wanneer en op welk schip?"
George Resch weifelde opnieuw. Maar de aan
wezigheid van meneer Rommel joeg de verzoeking
op de vlucht een willekeurig schip te noemen.
jk vertrok op den zeventienden Maart negentien-
dertien met de Gefion," antwoordde hij met droge
lippen.
Die scheepsnaam zei den ambtenaar niets. Doch
meneer Rommel kon de sensatie niet langer voor
zich houden. „Met de Gefion,"echode hij opgewonden.
„Begrijpt u wat dat zeggen wil, meneer? Deze meneer
is als uit'den dood verrezen. De Gefion is twaalf jaar
geleden met man en muis verdwenen! Niemand
hoorde er ooit meer van» en hier staat de eenige
overlevende!"
George Resch verwenschte die hartelijk bedoelde
mededeelzaamheid. De ambtenaar was thans plot
seling een en al belangstelling. „I bent dus de over
levende van een scheepsramp? Heeft men u dien
aangaande reeds gehoord?"
„Dat wil zeggen in Port Said. stotterde hij.
„Maar het is al zoo lang geleden en ik heb sindsdien
zooveel schepen gehad.
De ander knikte begrijpend. „Een oogenblik nog,
meneer Sommer," verzocht hij, terwijl Dij een papier
greep. „U zegt de Gefion?"
Vijf m a^ter - vol schi p Gefion, meneer," mompelde
hij bedremmeld.
„Kapitein?"
„Kapitein Mobius."
„Uitreis van Flensburg op zeventien Maart negen
tienhonderd en dertien?"
„Jawel, meneer."
De ambtenaar verdween met de aanteekeningen
in het naastgelegen vertrek en George Resch wachtte
ongerust zijn terugkeer af. Het duurde lang, doch
eindelijk verscheen hij weer.
„Wij zijn hier met u gereed, meneer Sommer,"
zei hij vriendelijk. „U moet zich echter terstond naar
Hamburg hegeven, om verhoord te worden door den
Zeeraad. Een oogenblikje echter. Een collega zal
u erheen brengen met den auto. Meneer Rommel kan
u vergezellen."
Georgé Resch kreeg een voorgevoel van ernstige
moeilijkheden, die hij zich op den hals had gehaald.
Doch het was reeds te laat, om terug te keeren. Hij
beet zich op zijn lippen en volgde hun geleider naar
den auto, die snel Wegreed en bestuurd werd door
een geüniformden politiebeambte. Meneer Rommel
verhaalde den ambtenaar op geestdriftigen toon van
zijn ontmoeting met den doodgewaande in Alexan
drië en intusschen vroeg George Resch zich koorts
achtig af, of hij de moeilijkheden het hoofd zou