Een goede
anderKalre meter
floot*
Scott Corbett
Grace schatte met haar oogen, hoe ver de bumper
van de brandkraan af was en toen zei ze: „Dan is 't
ook in orde, want ik sta 'n goeden anderhalven meter
van de brandkraan."
„Een goede anderhalve meter? Niets, dame," zei de
agent, ,,'t Lijkt niet op 'ngoedeu anderhalven meter."
Toen zei Grace: „Neem me niet kwalijk, agent,
maar dan vergist u zich. Ik meet nogal veel stof voor
mijn naaiwerk, dus ik heb er oog op, en 't is zéker
een goede anderhalve meter." Ze vroeg ons allemaal,
of 't niet zoo Was, en Wij zeiden allemaal van ja. 't Was
zoo duidelijk mogelijk, maar die koppige dikke agent
wou 't natuurlijk niet zien.
Hij werd nog een beetje rooder en hij zei: „Hoort
u eens, dame, ik weet best wat 'n goede anderhalve
meter is. 't Is mijn werk, dus ik hoor 't te weten!"
„Goed," zei Grace, „kom dan maar eens met uw
centimetermaat, dan zullen we meten," en ze keek
hem net zoo uit de hoogte aan als hij haar.
„Centimetermaat?" zei hij, en hij nam zijn pet af
en wreef met zijn zakdoek over zijn glimmende kale
hoofd, dat toen ook al rood was. Dat had hij niet ver
wacht, dat kon je zien.
Grace zei: „Aha! U hebt er geen!"
De agent knorde en wou weer beginnen met zjjn
„Hoort u eens, ik weet best wat een goede anderhalve
meter is," maar toen keek Grace toevallig naar de
krant, die ik op had geraapt.
Enfin, je weet hoe vlug ze denken kan. Ze wees naar
de krant en zei tegen den agent„Ik begrijp trouwens
niet, dat zoo'n groote agent als u niet liever probeert
dien gevaarlijken moordenaar te pakken te krijgen,
die gisteren ontsnapt is, in plaats dat hij de vrouwen
van goede belastingbetalers lastig valt." Ze had 't
over dien gevangene Peter Krutch, je weet Wel. „En
bovendien zaten we in de voorkamer, we konden de
heele straat door kijken, dus als er ergens brand was
gekomen, was ik zóó naar buiten gehold om mijn
wagen weg te rijden."
De agent keek nog niets vriendelijker, en toen zijn
we allemaal tegelijk tegen hem aan 't redeneeren ge
gaan, geloof ik, hij probeerde er teil minste af en toe
een woord tusschen te krijgen, maar dat lukte niet
erg. Eén keer merkte ik, dat hij naar den agent in den
auto keek, maar die deed net of hij naar de radio
luisterde, alsof hij zeggen wou„Jawel, je krijgt mij
Enfin, 't duurde niet lang, of die groote agent stak
zijn handen omhoog en schreeuwde: „Stilte!" We
schrokken er een beetje van, en voor we er erg in
hadden hielden we allemaal op met praten. Ik vond
't nogal een gemeenen streek.
Hij keek ons allemaal kwaad aan, maar 't ergste
naar Grace, en toen zei hij„Goed, dame, als u 't zoo
zeker weet, haal ik wel even een touwtje uit den
wagen, dan kunnen we 't meten, en dan zal de ser
geant op 't bureau wel zeggen, wie gelijk heeft." Hij
werd nu weer vreeselijk beleefd en sarcastisch. Hij
dacht zeker, dat hij Grace daar bang mee kon maken,
maar dan kende hij Grace niet. Die is, geloof ik,
nergens bang voor.
Ze zei alleen maar: „Goed, best." Hij knipperde
zoo'n beetje met zijn oogen en toen liep hij naar den
politie-auto en hij zei tegen den anderen agent„Waar
zit je om te grinniken?" en toen kwam hij terug met
zijn touwtje. Hij mat heel precies den afstand, en
Grace lette op hem en waarschuwde hem, dat hij geen
streken probeerde uit te halen, en eindelijk maakte hij
een knoop in het touwtje om den afstand aan te geven
en toen liet hij het touwtje zien.
„Als dat anderhalve meter is, ben ik 'n baviaan!"
zei hij.
„Ziet u wel?" zei Grace. „Ik wist aldoor wel, dat
ik gelijk had."
Hij hleef een minuutje op zijn tanden staan bijten
om zich in te houden, en toen zwaaide hij met zijn
arm of hij 't verkeer stond te regelen, ergens op een
verschrikkelijk drukken hoek.
„Wilt u ons maar volgen, dame? Dan zullen we eens
zien, wie er een baviaan is!" zei hij, en hij stapte naar
zijn wagen en hij liep maar aldoor te mompelen:
„Dienaar van het publiek! Dienaar van het publiek!"
zeker om zichzelf te helpen onthouden, dat hij net
jes en beleefd moest blijven.
Ik moest Grace bewonderen zoo kalm als ze bleef.
Heelemfull niet zenuwachtig. Ze zei gewoon„Stap
pen jullie maar in, meisjes. Tot aan 't bureau kan ik
jullie meenemen."
„Wilt u ons maar volgen, damsBam, zul
len we eens zien, wie er een baviaan is."
daar gewoon geen éind aan te komen en dan verlaten
we ons allemaal. Wat zeg je, Jim. Daar kom ik
direct aan. Heb nu even geduld en laat me uit
praten.
Dus zooals ik zei, was 't aardig laat, toen we op
hielden, en vooral Grace had haast om weg te komen,
want die moest het. verste, en jij bent al tijd zoo brom
merig als een beer 's avonds zoolang je nog geen eten
in je maag hebt,, zegt ze altijd, en als 't niet ongeveer
op tafel staat, als je binnenkomt, is er geen land met
je te bezeilen. Ja, dat weet ik niet, Jim; ikzeg
alleen maar na wat ik gehoord heb, en trouwens, als
je hier komt eten, zeg je altijd zóó als je de deur in
komt: „Wanneer gaan we aan tafel?"
In ieder geval, Grace had haast om thuis te komen,
en de andere meisjes zeiden, dat ze wel '11 taxi zouden
nemen - zij had ze opgehaald vandaag maar ze
zei gekheid, 't hield haar geen minuut op, en ze was
royaal vroeg genoeg thuis om te zorgen, dat 't eten
bijna klaar leek als je thuiskwam, en meer hoefde
niet maar nu klap ik Weer uit de school.
Toen ze weggingen, ben ik mee naar buiten gegaan
om ze gedag te zeggen en meteen de krant mee te
nemen, en wie denk je, dat er met zijn eenen voet
op den voorsten bumper van Grace d'r auto
stond?
Een groote, dikke politieagent, iets van twee- of
driehonderd pond. Hij stond haar nummer op te
schrijven, en achter haar wagen stond een politie-
auto met nog een agent er in.
Enfin, Grace is voor geen mensch bang zooals je
weet. Toen ze hem zag, liep ze zoo naar hem toe
en ze zei „Wat voert u uit?"
De dikke agent keek haar aan en toen haalde
hij z'n voet van den bumper en je kon zien,
dat hij erover dacht om sarcastisch te
worden, zooals de agenten op de film
altijd doen. Zeker te veel van die
films gezien. In ieder geval, hij
zwaaide met zijn hand naar die
brandkraan, die voor ons huis
staat weet je wel, dat er een
brandkraan vlak bij onze deur
staat, waar we altijd zoo'n last
mee hebben met parkeeren, als
er iets bij ons te doen is?
enfin, daar wuifde hij tegen en
toen zei hij„Da
me, misschien vindt
u het de moeite
waard te weten,
dat er een politie
verordening is over
't te dicht parkee
ren bij een brand
kraan."
Grace zei: „Zoo,
hoe dicht mag je
er dan niet bij ko
men?" En de agent
zei, dat een mini
mumafstand van
drie meter voldoen
de werd geacht om niet
dichter bij te komen.
Toen keek Grace de straat
door en er stond geeneen
andere auto geparkeerd.
Dat zei ze hem, en ze
vroeg, wat 't hinderde, of
zij aan haar kant 'n beetje
dicht bij die brandkraan
stond, als die aan den anderen
kant de heele straat vrij had.
T„ ji kreeg de agent een beetje
een kleur misschien dacht hij,
dat ze hem voor den gek wou houden
en hij zei een beetje harder: „De
bedoeling is een afstand van anderhalven
meter aan iederen kant!"
HalloO, hallo, JimJa, met Susie. Stil
maar, ik weet wat je vragen wilt: Waar is
Grace en waarom is ze niet thuis om te
eten. Ik begrijp 't George is precies zoo.
Als 't eens vijf minuten later wordt met bridgen
's middags, komt hij nét dien dag vroeg thuis en dan
klimt hij in de telefoon en begint iedereen op te bel
len. Maar 't verwondert me, dat je 't nog niet ge
hoord hebt van Grace, 't Is al ruim tien minuten ge
leden, dat die politieagent haar mee heeft genomen....
Au! Zeg hoor eens, Jim, als je weer eens begint te
blaffen, waarschuw me dan, dan kan ik mijn oor
in veiligheid brengen. Ja, politieagent zei ik.
Maar 't is eigenlijk niet juist, dat ze haar meegenomen
hebbenze zeiden alleen, dat ze hen volgen moest
Ja, dat versta je goed: ze moest hen volgenNaar
't bureau, zeiden ze.Waarvoor? Ja, toen ze weg
gingen, noemde die grootste agent 'n heel rijtje mis
daden op, verzet tegen de politie en een volksoploop
veroorzaken en zoo voort
Houd je nu even kalm, Jim, dan zal ik je alles ver
tellen. Om te beginnen speelden we later dan we van
plan waren geweest, 't Was 't gewone viertal, je weet
wel, Grace en Agnes en Mabel en ik en we hadden
zoo'n pret, en als je pret hebt, schijnt dé tijd twee
maal zoo hard te gaan. Ten eerste schijnen we altijd
tegen vieren klaar te zijn met een robber, da's te
vroeg om op te houden, net of je geen heelen middag
gehad hebt, en als je 'n nieuwen robber begint, schijnt