Ik /ccj hef met bloemen
Rose Roos
is een Gretchentype
Het dartele gele
theeroosje
Daan Hortensia, de dik
buikige, vleezige O W.-er
I Het bekoorlijke
typistetje Lathyrus.
De hooghartige juf-
trouw Orchidee.
Piet Zonnebloem
Jan Anemoon
Witte Roos, de derde dochter, een teer, bleek
meisje, dat wel nooit trouwen zal, maar zelf ook te
apathisch is om het te willen, werkt als manicuurster
in een bekende kapperszaak. Daar lakt ze den
heelen dag nagels, fijne en plompe.
Ze lakt er de rose, korte, karakterlooze nagels van
baronnesse Rhododendron, de vlezige, pompeuze
matrone, de lange, puntige, temperamentvolle nagels
van La Dahlia, de beroemde, Spaansche ballet
danseres met haar mysterieuze, zwarte oogen, de
kleurlooze nagels van juffrouw Orchidee, die erg
hooghartig en koel is en een heel zwakke constitutie
heeft, en de lieve nageltjes van het bekoorlijke
typistetje Lathyrus. Ook heerennagels behandelt ze;
die van den dandy Viooltje, die inderdaad een
„aardige man" is, maar die zich zoo ondraaglijk
parfumeert en zoo een arrogant Fransch snorretje
heeft, de keurige, gelijkmatige nagels van den
ambtenaar Gladiolus, die het bij de belastingen tot
deurwaarder wist te brengen.
De jongste dochter is de schandvlek van de
familie, een bron van verdriet.
Het dartele, gele Roosje, dat men thuis Theetje
noemt, dat zulk prachtig blond haar heeft en van die
jolige, open blauwe kijkers, dat Theeroosje werd
schrik niet, het is schandeverliefd op den
chauffeur van haar ouders,
Jan Anemoon, voordat hij
b\j haar ouders in betrek
king kwam een bekende
van de politie. Anemoon
werd ontslagen en de doch
ter des huizes onderhanden
genomen. Piet Zonnebloem
volgde den heer Anemoon
op hij was van nog
slechter allooi maar, o
ironie van het noodlot
ook op dezen autotechnicus
werd Theetje verliefd. Maar
treurig blijft dit geval, om
dat, nog voordat pa Roos
het getuigschrift had ge
schreven, de chauffeur er
met Theetje van door was
gegaan.
En zoo moet men de bloe
men zien, als persoontjes
met hun liefde en hun haat,
met hun gevoelens en
instincten, met hun harts
tochten en hun zorgen.
Deegrollers, haringen,
pyama's, leverworst.
het zijn alle voorwerpen
die men kan gebruiken.
Maar een bloem is een
mensch, als u, heeft een
hart en een karakter. Een
bloem is als een moofe,
geliefde filmster, ideaal en
volmaakt, die wordt gevierd
en dan, na een zeer korten
tijd, plotseling is uitgebloeid
en vergeten wordt
SIEGFRIED ODEWALD
George Iris,
de sprieierige coupeur
W^eegrollers, haringen,
pyama's, sehoencrème,
le, ver worst, bloemen.
het zijn alle voor ons ver
trouwde begrippen, zelf
standige naamwoorden,
consumptieartikelen, ge
bruiksvoorwerpen en het
eenige onderscheid voor
ons is, dat men ze niet alle
voor hetzelfde doel kan
gebruiken.
Dat er bloemen op deez'
aarde geuren vindt, men
even vanzelfsprekend als
dat men 's morgens zijn
gepoetste schoenen voor
zijn kamerdeur vindt, en in
den klank„zomer" ligt voor
het overgroote deel der be
volking meer een visioen
van haring en ijsco's dan
de gedachte aan het ont
luiken van al die geurige,
kleurige poëetjes, die Moe
der Natura bedeelde met de
zachtste en teerste tinten van haar ongeëvenaard en
wonderschoon palet, die ze parfumeerde met- de
zoetste en zaligste geurtjes van haar rijke, over
vloedige toilettafel. Bloemen. wij nemen ze
's Zaterdags, bij het ontvangen van salaris, mee voor
moeder de vrouw, nadat wij op vijf centen hebben
staan afdingen, nemen ze mee, zonder dat het voor
ons veel uitmaakt of het roode of gele, lange of körte
bloemen zijn. Wij doen er huwelijksaanzoeken mee,
wij geven ze onzen dooden mee, als een laatsten groet
van deze blijde aarde, wij brengen ze mee op visite, wij
sturen ze naar zaken, die openen, wij omhangen
er onze acteurs mee, wij verbergen er charmant
onze neuzen in, doen ze in de knoopsgaten van
onze costuums, versieren er onze geweren mee, wij
dichten er sonnetten op, wij zetten ze in de slagerij-
étalages naast de kalfsfricandeaux, wij telen voor
onze ramen kleine cactus-plantsoentjes, wij zetten ze
op witte piano's in buikige vazen, wij gebruiken bloe
men door ons heele leven heen, van de geboorte tot den
dood gebruiken we ze, maar we zien ze niet. En daar
zijn bloemen toch voor gemaakt. Niet om ze te ge
bruiken, maar om er over te mijmeren en te fanta-
seeren, om ze te denken als personen uit een sprook
jeswereld. Wij gebruiken bloemen en haringen. Maar
wij weten niets van b.v. de familie Roos met al haar
dochters en kennissen. Wij weten niet, dat de oudste
dochter, Roode Roos, 'n interessante, donkere vrouw
is, met een prachtige, blanke huid en een eenvoudige,
rustige scheiding midden in haar git-zwarte haar.
Roode Roos is een vrouw van de wereld, een vrouw
met veel ervaring. Roode Roos is geen vrouw voor
het huwelijk.
Immers mijnheer Sering, de deftigdoenerige diplo
maat met zijn witte glacé's, zijn monocle, pochets,
zijden overhemden en lakschoenen, mijnheer Sering
bleek toch spoedig, na
enkele weken van ongekend
geluk, de geestelijk-mindere
van zijn geliefde te zijn.
Al was mijnheer Sering nu
nog zoo royaal met kersen
bonbons, marrons glacé's
en exquise odeurs, al nam
hij haar overal mee naar
toe, naar de duurste ge
legenheden, al liet hij haar
champagne drinken, tot zij
dat vocht niet meer kon
zien, op den duur het hij
Roode Roos koud, Siberisch
en Zwitsersch koud tegelijk
En ook de liefde met
Daan Hortensia, den dik-
buikigen, vlezigen O.W.-er,
die rijk geworden was in
tabak, was niet van blij-
venden aard geweest. Daan
Hortensia had weliswaar
een vorstelijke 8-cylinder
Buick, heel veel dure meu
belen en 'n chique flat met
lift, maar daartegenover stelde hij een enorme dosis
parvenue-achtige domheid en egoïsme. Na enkele
weken reeds rilde Roode Roos van de liefkoozingen
van zijn korte, plompe handen en zijn gemakkelijke
complimentjes. Ten slotte irriteerde haar zelfs de
zware, gouden horloge-ketting, die op zijn balonne-
rigen gastronomenbuik bengelde-
Er waren nog vele anderen in haar leven geweest,
zooals Jodocus Cactus, de houterige wiskunde-leeraar,
en Georges Iris, de sprieterige coupeur. Er waren velen
geweest, doch zij waren allen gegaan. Roode Roos is
oud geworden; haar jeugd is uitgebloeid. Haar lippen
zijn donkerder en haar huid wordt vellerig. Ileur haar,
dat al grijs begint te worden, valt uit. En toch heeft
de statige dame, die haar leven nu vult met maat
schappelijk werk en thans met oen lotgenoote, de
altijd treurige freule Henriët van Gouden Regen, die
na een dertigjarige verpleegstersloopbaan óók in de
besturen van weldadigheidsvereenigingen heeft zit
ting genomen, toch heeft de oude, statige Roode Roos
nog trekken in haar gezicht, die er op wijzen, dat ze
eens mooi, heel mooi geweest moet zijn.
De tweede dochter van de familie Roos, Rose
Roos, is een Gretchentype. In alles het tegendeel van
haar zuster. Echter zou ook zij weinig geluk in haar
leven kennen. Ze was twee jaar verloofd geweest met
Ilendrikus Tulp, maar het burgerlijke zuinigheids
leventje, dat zij ergens op een klein bovenwoninkje
met. hem zou moeten slijten, was haar romantischen,
avontuurlijken geest te machtig geworden. Ze had
Tulp in den steek gelaten voor den charmanten
Max Narcis, die haar veel geluk had voorgetrom-
petterd, maar die haar, toen het er op aankwam, in
den steek had gelaten. Ook Rose Roos is nu kwijnend
en oud. Ze verdient haar kost als secretaresse ergens
op een kantoor.