EEN SCHAAP IN WOLFSKLEEREN
door G. de Werre
POTTERv-
hoori: O
'oecfehj
Üïêrne
PROFITEER VAN
COLGATES
TUBES
20
Die lastige
sigarenrook
VERZEKERT
UW CHARME
Een volmaakte schoonheid -
een matte teint - geen glim
men meer van neus en kin
dat is het verrassende resul
taat na het gebruik van Potter
en Moore's Poedercrême.
NU OOK IN TUBES 35CT.
IMP. C.F.G.-BIERKADE 10 DEN HAAS
FAMI LI E
COMBINATIES
Op een Zaterdagmiddag tegen liet
eind van September, om half
zes. kwam Johan Jansen lang
zaam de stoep van het ziekenhuis af.
Met dat verband 0111 zijn hoofd was
zijn hoed hem te klein; hij had het
gevoel, dat hij er belachelijk uitzag.
Bovendien -al had de dokter in 't
ziekenhuis hem een uur laten liggen om
bij te komen, hij was nog eenigszius
duizelig. En door die duizeligheid heen
waarde vrees voor het moment, dat hij
thuis zou komen. Wat zou zijn vrouw
zeggen van dat gespij bel?
In ieder geval, peinsde hij, ze kon liem
geen gras laten knippen vanavond, 't
Gras knippen stond al een week op het
programma. Morgenavond beslist,"
had ze gisteravond gezegd. Nu hij inva
lide thuiskwam, liet ze 't misschien haar
broer doen. dien luien opeter. Of nee,
dat was te veel gehoopt. Hoewel de
lummel niets om handen had en van
zijn zwagers salaris meeleefde, stak hij
geen vinger uit om eens te helpen.
De duizeligheid en het onaangename
vooruitzicht joegen hem aan tot ver
kwisting: hij ging in Centraal een kop
koffie drinken, voor hij naar huis ging.
Hij ging aan de leestafel zitten, be
stelde koffie en nam de Avondkoerier.
Eerst keek hij alle bladzijden door, toen
las hij de voetbaluitslagen van dien
middag en ten slotte kwam hij terug op
een artikel, waar boven stond: „Een
wolf in schaapskleeren." Hij las het
heele stuk„De fraaie wedstrijd Neder
land-Schotland, die hedenmiddag onder
groote belangstelling werd gespeeld,
werd in de laatste tien minuten vóór de
rust ontsierd door een man, die voorgaf
Johan Jansen te heeten. Meneer Jansen
is een man met een ongevaarlijk voor
komen. Maar dynamiet ziet er óók on
gevaarlijk uit.
Een onnoozel vonkje ontstak het
buskruitde Schotsche mid-voor schoot
hoog over het Hollandsche doel en de
bal verdween tusschen het publiek op
de staantribune. Het spel stokte, want
de bal kwam niet terug. Er ontstond
eenige opschudding en daar waagde een
politieagent zich dapper in. Gedreven
door een onverklaarbaar vermoeden
vroeg hij aan meneer Jansen, waar de
bal was. De heer Jansen ontkende, dat
hij den bal ook maar had aangeraakt.
Waarom de agent hem niet geloofde,
is niet duidelijk, maar hij begon met
kracht den bal van meneer Jansen op te
eischen. Waarop meneer Jansen hem
zonder aarzeling over drie a vier rijen
staande toeschouwers heen sloeg. Er
kwam versterking in den vorm van nóg
twee agenten, maar onderwijl was het
bloed van Johan Jansen aan t koken
geraakt. Wat vermag een Jansen tegen
drie agenten? Niets. Al slaagde hij er in,
hun eenige kwetsuren toe te brengen, hij
moest het loodje leggen; en bloedend,
maar ongebroken werd hij weggeleid.
Op het bureau gekomen werd hij door
inspecteur Krachtmans gehoord en deze
vond termen, hem in vrijheid te stellen,
met den raad, zijn wouden te laten ver
binden.
De bal? Die was onder het gevecht
beleefd teruggebracht door een man,
dubbel zoo hoog en breed als Johan
Jansen."
Toen Johan Jansen dit gelezen had,
verliet hij 't café en stapte in de tram. En
in de tram zat hij zachtjes te grinniken.
Hij besefte, dat er nieuwe glorie was ge
weven om den naam Jansen. De helden
daad dwong hem hooger het hoofd te
heffen en fierder de borst te welven.
Maar toen hij zijn huis bereikte, zonk
zijn borst in en daalde zijn kin en ver
dween zijn grijns, want hij zag. dat
mevrouw Jansen langs een gordijntje
stond uit te kijken. Ze wist het dus al en
natuurlijk gooide ze weer alle schuld
op hém!
Zich stalend tegen den stroom van
verwijten, dien hij verwachtte, haalde hij
zijn sleutel uit zijn zak. Maar de deur
werd opengerukt en vóór hij af kon
deinzen omcirkelden liem de armen van
mevrouw Jansen.
„0 Johan!" riep zij, naar het verband
kijkend, „je arme hoofd!"
Toen mevrouw Jansen de omhelzing
voleindigd had, liep Johan Jansen
naar den kleerenstandaard en nam hij
voorzichtig zijn hoed af.
„Heeft 't erg pijn gedaan?" vroeg zijn
zwager.
„Op 't moment niet," zei Jansen
glimlachend. „Later wel. Ze hebben 't
genaaid."
„We hebben 't net zitten lezen in de
Avondkoerier. Hiér
Toen, de eerbiedige houding van zijn
vrouw en haar broer waarnemend, be
gon Johan Jansen de beteekenis van
zijn toestand, de voordeelen, die hij er
van trekken kon, te beseffen. Hij peilde
hen beiden met een blik en haalde
diep adem.
„Hoor eens," kondigde hij af, „ik
ga voortaan iederen Zondag naar 't
voetbal. Ik moet de heéle week hard
werken, ik zou niet weten, waarom
ik geen pleiziertje zou nemen op zijn
tijd." Hij keek mevrouw Jansen aan.
„Jij wel?"
„Eh. Ze aarzelde. „Nee, Johan.
Maar ik. ik wist niet, dat je om voet
bal gaf."
„Ik ben er gek op!"
„Goed, best schat," zei mevrouw
Jansen snel. „Wind je er maar niet
over op. Je moet oppassen met je
hoofd, begrijp je."
Johan Jansen, plotseling sterk en
streng geworden, bekeek zijn zwager
van top tot teen. „En jij," zei hij
stoutweg, „gaat 't gras maar eens knip
pen na 't eten. 't Wordt hoog tijd,
dat je iets uitvoert."
„Goed, met alle pleizier!" stemde de
zwager van harte toe.
Johan Jansen wendde zich naar zijn
vrouw. „Wat heb je voor eten?
Bruine boonen zeker."
„Ja," knikte mevrouw Jansen, „met
augurkjes en uitjes toe."
„Ik heb geen zin in bruine boonen
vandaag," viel Jansen haar in de rede.
„Bak maar een flink biefstukje voor
me. Ik zal 't zelf wel even gaan halen."
„Maar man!" protesteerde mevrouw
Jansen. „Je hoofd! Frans, ga jij even
om 't hoekje een biefstuk van anderhalf
ons halen."
Johan Jansen echter hief met gezag
zijn hand, en met zijn andere hand
greep hij zijn hoed. „Ik doe 't zelf,"
besliste hij, en hij deed de deur open en
stapte de straat op.
Hij had eigenlijk heelemaal geen zin
om biefstuk te eten, peinsde hij be
zorgd, terwijl hij naar den hoek hep
hij voelde zich heelemaal niet in staat
om te eten. Maar hij had de deur uit
gemoeten, om een paar telefoontjes,
die niet wachten konden. Misschien
kregen de lui van de zaak 't in hun
hoofd, te komen informeeren, hoe hij
't maakte vooral die sukkel van een
Smit; want die had dien middag de
groote inktflesch van de plank laten
glijden op het onschuldige hoofd van
Johan Jansen!
Al de kleeren van m'n man ruiken
naar sigarenrook. Ik moet ze af
en toe flink luchten
En dan die rookersadem, dat
is akelig Ik heb mijn man al
vaak gevraagd, het rooken te
laten.
Och, gun hem z'n sigaar. Ze roo
ken zoo graag. Maar geef hem
wat erbij
WYBERT
Een doos Wybert-tabletteil. Dat
houdt den adem rein en beschermt
tegen het rookerskuchje.
Alleen in oriyineele blauwe
doozen d 25, 35 en 60 cent.