Een ondernemingskampong op een theeonderneming in de Preanger (woningen voor de inlandse/te ge ëmployeerden) Een theestruik van ongeveer twintig maanden oud in een zaadtuin van een onderneming in de Gajolanden. Een zaadtuin dient niet voor den pluk, maar om zaden te kweeken voor nieuwe theeplanten. kunnen een winterklimaat ver dragen. Men vindt dan ook thee- planten in zéér koude gedeelten van Japan entegen den Himalaya. Wat klimaat betreft, zou er zeker geen bezwaar tegen bestaan in Europa thee te verbouwen. Maar omdat de werkkrachten in Europa veel duurder zijn, is concurrentie onmogelijk. De theeplant is een houtige heester. De Chineesche plant wordt ongeveer 3-8 meter hoog, het Assam- type kan groeien tot een boom van 12-20 meter. De witte bloemen zitten in de oksels, de vrucht is een houtige doosvrucht, die bij rijpheid openspringt. In deze vrucht bevinden zich de theezaden. Hoe is nu, in het kort, de cultuur van de thee? In bepaalde „zaadtuinen" worden de theeboomen gecultiveerd, die niet voor den pluk maar voor de zaadvorming bestemd zijn. In bepaalde kweek bedden ontkiemt het zaad tot jonge plantjes, die dan op de theevelden in den grond gezet worden. Gewoonlijk zijn de theeondernemingen tamelijk hoog gelegen, hoewel er ook ondernemingen zijn, die lager liggen (150 a 200 m.). De grond, voor thee cultuur geschikt, moet los en humusrijk zijn en de waterafvoer moet op een bepaalde wijze geregeld worden. Het eigenlijke werk geschiedt door inland- sche werkkrachten. De zware arbeid, als het ont- bosschen etc., door mannelijke krachten, terwijl vrouwen en meisjes gewoonlijk planten en plukken. Soendaneesche theepluksters aan den arbeid. gering en de kosten gingen ver boven de verkoop prijzen uit. Men kon niet met de wereldmarktprijzen meekomen. De regeering besloot dan ook de theecul tuur op te geven en verhuurde of verkocht de thee- landen aan particulieren. In 1865 had de regeering zich geheel van de theecultuur teruggetrokken. Het bleek al spoedig, dat het particuliere initiatief meer succes had, zooals ook in Britsch-Indië de thee cultuur geslaagd kon worden genoemd. Met de theecultuur was men in Britsch-Indië in het district Darjeeling begonnen en, natuurlijk, had men aanvankelijk slechts China-pitten geplant. Maar omstreeks het jaar 1835 ontdekte men in het district Assam een in het wild groeiende theesoort, die aan vankelijk voor de theeproductie ongeschikt werd verklaard. Maar deze meening bleek ongegrond. Juist de pittige, krachtiger Assamthee was meer naar den Europeeschen smaak. Ook was de productie der Assamthee grooter. Het was dan ook al spoedig met de Chineesche thee in Britsch-Indië afgeloopen. Wat men nu in Britsch-Indië de Ceylonthee noemt, is een vrijwel zuivere Assamthee. De Darjeelingthee is een kruising van Chineesche en Assamthee (hy bride). Wat men nu op Java als „Ceylonthee" pro duceert is eveneens een hybride van Chineesche en Assamthee, waarbij nog meer dan in de Darjeeling thee het Assamtype overheerscht (let wel: we spre ken hier niet over de mengingen maar alleen over het natuurlijke, gekruist product). In 't begin van de laat ste vijfentwintig jaren der vorige eeuw werd ook op Java de Assamthee inge voerd. De Chineesche thee werd door de nieuwe plant al spoedig geheel verdron gen, zoodat er nu nog maar weinig ondernemin gen zijn, die Chineeschethee verbouwen. Na de invoe ring der Assamthee ging de theefabricatie op Java met reuzenschreden vooruit. Kwantiteit en kwaliteit namen snel toe, mede door verbeterde plant- en fabricatieme- thoden. Java en ook Sumatra bezit thans prima ingerichte thee fabrieken en onze Indische thee heeft een wereldnaam. De theeplant, een krachtige hees terachtige struik, is afkomstig uit het binnenland van Z.O.-Azie. Enkele variëteiten of hybriden

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 5