ff <ïm» i ',w In bewondering voor het paneel „In de herberg" van David Teniers. die wetenschap blijven voortbestaanzijn oogen, zijn handen, zijn mond, zijn kleeding. Hij leeft in heviger mate voor ons dan vele beroemdheden, die slecht voor hun onsterfelijkheid zorgden door een minder kundig schilder uit te kiezen, maar hij leeft slechts bij de gratie van Rembrandt's kunst. Hij leeft zelfs nog sterker dan anderen, die zich door Rembrandt hebben laten schilderen, door het toeval of liever door het inzicht van den kunstenaar, die hem een brief in de handen gaf, welke onleesbaar is. Yele deskundigen hebben het schrift willen ontcijferen en de naam van Marten Looten is er steeds bekender door geworden. Is hij „eensaem" of „eersaem", zooals men uit den aanhef van den brief meent te kunnen opmaken! Of was Rem brandt „eensaem" in Amsterdam en gaf hij hieraan uitdrukking in een brief aan zijn vaderlijken vriend? Of hebben we hier slechts te doen met een aantal onleesbare krabbels, al zijn die dan ook in typisch Rembrandtiek schrift? Het doet er voor ons weinig toe. Zeker is, dat geen aandoenlijk ver haal den roem van Marten Looten beter had kunnen dienen dan deze hane- pooten van een geniaal schilder. Marten Looten is, laten we het hopen, door - ijver en spaarzaamheid lang zaam opgeklommen langs de maatschappelijke ladder; in het kohier van 1631 (het portret is 11 Januari 1632 gedateerd) is hij aangeslagen voor een vermogen van f 30.000, waarbij we wel moeten bedenken, dat de aanslagen in dit kohier over het algemeen erg aan den lagen kant zijn. Op 't oogen- blik van zijn dood liet hij een zekere waarde in geld en goederen na aan zijn zoons Marten en Govert, die de handelszaak van hun vader voortzetten. De andere Marten Looten, die door Rembrandt vereeuwigd was, bleef echter bestaan en leidde sindsdien een zwervend en wisselvallig bestaan. Hij kwam terecht in de collectie van kardinaal De Fesch te Rome en bleef daar tot 17 Maart 1845. Yan zijn verdiensten werd nog niet bijzonder hoog opgegeven, maar hij bracht toch een bedrag van tweeëntwin tigduizend franc, ongeveer elfdui zend gulden op. Hij werd door zijn volgenden eigenaar, William Co- nyngham, meegenomen naar Enge land, maar het schijnt, dat hij zich in diens bezit heel slecht gedragen heeft, want vijf jaar later, op 25 April 1849, was hij in de oogen van een deskundige als Sir George Lindsay Holford niet meer waard dan 700, dat is dus f 8400. Van 1849 tot 1928 schijnt de goede en „eersaeme" Looten her haaldelijk over de tong te zijn ge- lïembrandVs portret, van Marten Looten in de veilingzaal. Een expert onderwerpt het „Verge zicht" van Aart van der Neer aan een nauwkeurig onderzoek. 9 Een overzicht van de veilingzaal der firma Frederik Muller met op den achtergrond, op de eereplaats Rembrandt's schilderij. gaan, maar dat deed hem in 't geheel geen kwaad. Sir Holford zorgde ook goed voor zijn uiterlijk blijk baar, want toen hij zich weer in het openbaar op een veiling vertoonde, bracht hij het kapitale be drag van 27.000 guineas, dat is dus f 330.330.op. En in al die jaren had hij slechts aan den wand ge hangen of stil in een kelder of een kluis gestaan! Van Londen verhuisde onze koopman in graan en andere waren naar Amsterdam, waar hij huisvesting vond in de bekende collectie van den heer Mensing, firmant van Frederik Muller en Co. Sommigen mompelden, dat hij zich den laatsten tijd weer niet al te goed gedragen heeft, enkelen vonden zelfs, dat zijn uiterlijk er na de laatste res tauratie niet op was vooruitgegaan, maar de des kundigen meenden, dat hij juist na de laatste grondige schoonheidskuur in blakenden welstand verkeerde. De goede Looten trekt zich echter van zijn lots- en waardewisseling weinig aan, het kan hem niet schelen, of men goed of kwaad van hem spreekt. Onsterfelijk blijft hij en onsterfelijkheid laat zich niet omzetten in een paar duizend gulden. Wij maakten onze fotoserie op een der niet voor het publiek toegankelijke kijk dagen, waarop de experts en kunsthandelaren de fraaie collectie rustig konden be zichtigen. Links 'n tweetal deskundigen voor het doek V ergezich t in de omgeving van den Moerdijk", geschil derd door Albert Cuyp en Lieve Verschuer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 15