UIT DE HANDEN VAN
ZIJN VROUW....
door Mortimer Heurter
„Toch niet," protesteerde Rex. „De surveillance
wordt nergens zoo intensief uitgeoefend als hier.
John Penn heeft er den schrik in gebracht, zeg ik;
de smokkelaars zoeken liever rustiger oorden op.
Maar als het toezicht zou verslappen
Dorothy ging niet op die laatste woorden in. Zij
keek opnieuw over het landschap uit totdat
Rex, na een uur te hebben gevlogen, plotseling
keerde. „Het lijkt me een avontuurlijk leven toe
aan zoo'n grenspost," merkte zij op.
„Avontuurlijk? Dat kon het misschien zijn en
vroeger was het- dat ook. Maar er is weinig avontuur
lijks meer te beleven. Jammer genoeg het betee-
kent slechte promotiekansen."
„Ik begrijp het," antwoordde Dorothy.
De lucht, die den heelen middag bedekt was
geweest met laaghangende grijze wolken, betrok
langzamerhand nog meer. Tijdens de retourvlucht
begon het te regenen en toen zij op het- vliegveld
terugkeerden, viel er een stortbui.
„Daar kunt u niet door," zei Rex bezorgd en in
de hoop dat hij nog wat langer van haar gezelschap
kon genieten. „Gaat u mee naar het kantoor u
kunt er schuilen zoo lang u wilt."
„Graag," antwoordde Dorothy, terwijl zij haar
jas dichtknoopte.
Terwijl zij op de loods toeliepen dacht Rex
plotseling aan het doel, waarmee het knappe meisje
naast hem dezen tocht gemaakt had. „Ik hoop dat u
niet teleurgesteld bent in uw verwachtingen."
hernam hij lachend. „Het is zooals John Penn zei:
sensaties vallen hier nu eenmaal niet te beleven."
Dorothy stemde in met zijn lach. „Daar heb ik
zelfs niet aan gedacht, meneer Barnett."
„Gelukkig voor ons," schertste Rex. „Dan
kunnen we met eenigen grond hopen, dat we er met
een genadige critiek afkomen."
„U krijgt het hoogste cijfer in mijn waardeering
een tien," ging zij op zijn scherts in. „Het zal aan
mij niet liggen, als u niet spoedig promotie maakt."
Het was maar een grapje en toch hinderde het
Rex. Zijn mannelijke trots verdroeg den bescher
menden toon niet, dien zij had aangeslagen, zij het
dan ook met de onschuldigste bedoelingen. Als een
andere vrouw hem zooiets had gezegd zou hij erom
gelachen hebben, doch tegenover dit meisje liet zijn
superioriteitsgevoel zich niet verloochenen.
„Ik geloof niet, dat uw goede of slechte meening
in dit geval ook maar het minste gewicht in de schaal
zou leggen." zei hij met meer spot in zijn stem
dan hij er eigenlijk in bedoelde te leggen. „En
evenmin geloof ik, dat ik er ooit toe te brengen
zou zijn een weldaad uit de handen van een vrouw
aan te nemen."
Dorothy keek hem verbaasd aan. Vóór het goed
tot haar doordrong dat hij zich gekwetst voelde,
hadden zij het kantoortje bereikt. Zij trad binnen
en Rex sloot de deur. Hij was ontevreden op zichzelf.
Waarom wat blikskater! had hij zich eigen
lijk aan haar onschuldige woorden geërgerd?....
John Penn keek van den dienstrooster op, toen zij
binnentraden. „En?" vroeg hij met meewarigen
spot. „Kunnen onze bewakingsmaatregelen uw
hooge goedkeuring wegdragen, miss Roberts?"
„Ik. kwam hier om mijn licht op te steken en niet
om critiek te leveren," antwoordde Dorothy droog.
„Mister Barnett vertelde me dat de smokkelaars in
uw inspectie weinig kans krijgen en er valt dus niet
veel te beleven."
„Keen, hier geven we hun geen kansen," zei John
Penn, terwijl hij opstond en zich half naar het
venster keerde. In gedachten keek hij naar den
stroomenden regen en Dorothy bleef hem van
terzijde even gadeslaan. Zij had het vreemde gevoel
dat zij hem reeds eerder ontmoet had, doch dit moest
een dwaling zijn. Erg sympathiek vond zij hem intus-
schen niet, maar slechts weinig mannen die zij in him
werk gadesloeg deden zich sympathiek voor. Aan
rapporten in de pers hadden de meesten een hekel
vooral als zij deel uitmaakten van officieele instanties.
John Penn stond nog altijd naar buiten te staren
- alsof hij het beneden zijn waardigheid achtte een
gesprek met haar gaande te houden. Eensklaps
ontviel het potlood aan zijn hand, waarmee hij stond
te spelen en hij bukte zich om het op te rapen. Zij
keek naar hem en zag een breed litteeken met witte
randen boven zijn slap boordje uitkomen. Het gaf
haar een lichten schok waar had zij iemand
met precies zoo'n zelfde litteeken vroeger al eens
ontmoet? Zij kreeg geen tijd, om over die vraag na
te denken. De regen hield plotseling op en John
Penn keek naar de klok.
Het gehuil van den wind rond de vliegtuigloods
was oorzaak dat Dorothy Roberts^driemaal
aan liet kantoortje moest kloppen, voordat zij
gehoord werd.
„Hallo," riep John Penn met een forsche stem.
Hij lag gemakkelijk in zijn bureaustoel, met zijn
voeten op zijn lessenaar en tegenover Rex Barnett,
die zijn tuniek had losgeknoopt en achteloos een
sigaret tussehen zijn lippen liet bengelen. Het vol
gend oogenblik sprongen ze allebei op en keken ver
rast naar de jongedame, die binnen getreden was.
Zij droeg een oude regenjas, haar voeten staken in
hooge laarzen en om haar hoofd had ze een wollen
shawl gewonden, die zoowel haar pannekoekachtig
hoedje als haar weerbarstige krullen tegen den
wind in bedwang hield.
„Goedenmiddag, mijn naam is Dorothy Roberts,"
zei ze met een luide, prettige stem. „Ik kom van de
vereeniging tot bestrijding van den handel in
verdoovende middelen."
John Penn wisselde een blik met Rex Barnett, die
allesbehalve vriendelijk stond. „En?" vroeg hij
kortaf.
„Ik heb een schriftelijke vergunning van het
douanedepartement om deel te nemen aan een
surveillancetocht langs de grens. Misschien hebt u er
reeds van gehoord?"
„Inderdaad," bromde John Penn, „ik heb er van
gehoord. Bent u op jacht naar sensaties? Dan moet
ik u een dwaze illusie ontnemen. Deze inspectie is de
rustigste van het heele Amerikaansche grensgebied."
Zijn stem klonk spottend bij die woorden, maar
Dorothy toonde er zich niet door gekwetst. „Neen,
op sensaties reken ik niet," antwoordde zij glim
lachend. „Die tocht is meer bedoeld als het sluitstuk
van mijn onderzoek in de smokkelaarswereld, dat ik
ondernam in opdracht van de vereeniging, die ik u
noemde. Ik zou graag weten, wanneer het u gelegen
komt mij mee te nemen."
Rex Barnett had nog geen woord gesproken. Hij
voorkwam het antwoord van zijn chef met een haas
tig gebaar. „Ik vertrek over een uur en als het u
niet te winderig is, kunt u met mij meegaan," zei hij
met een uitnoodigenden glimlach.
„Graag, dat beetje wind zal me geen kwaad doen.
Over een uur, zegt u? Dan kom ik straks hier terug.
Goedendag."
De deur ging open en weer dicht en het gebaar,
waarmee Rex de bezoekster terug had willen houden,
ging voor Dorothy verloren.
„Een koopje," knorde John Penn. „Ik houd niet
van die nieuwtjesjagers in mijn inspectie. Ze fanta-
seeren er maar op los en blazen de onschuldigste
zaken tot een sensatie op. Laat niet te veel los, Rex.
Met hun blufferige rapporten maken ze de smokke
laars nog wijzer dan ze reeds zijn."
Rex Barnett gaf er geen antwoord op. Hij was voor
het venster gaan staan en keek het meisje na, dat
moeite had tegen den straffen wind op te tornen.
Zij had een knap gezichtje en een kittig voorkomen
en hij sympathiseerde met meisjes, die zich zelfstan
dig door het leven wisten te slaan.
De smokkelhandel in verdoovende middelen en
diamanten had de laatste maanden een ontstellenden
omvang aangenomen langs de grens van de Staten
en Noord-Amerika. De autoriteiten waren achter het
bestaan gekomen van een enorm complot, dat zijn
vertakkingen had in alle richtingen en aan het hoofd
waarvan een zekere Stanley Jones stond. Hij was
de man die de zaken financierde en in wiens brein
alle draden van noord en zuid en oost en west
samengeknoopt zaten tot een reusachtig net, waar
van hij alleen alle bijzonderheden kende. Zelf bleef
hij zorgvuldig buiten schot en de arrestatiesdie de
douane van tijd tot tijd verlichtte, betroffen meest
onbelangrijke handlangere, wier bekentenissen den
vernuftig georganiseerden handel slechts geringe en
dan nog slechts tijdelijke schade konden toebrengen.
Dorothy Roberts wist van deze geschiedenis meer
dan menig douane-officier. Zij had in smokkelaars-
kringen verkeerd, Stanley Jones persoonlijk ontmoet
en vele van zijn geheimen geraden. Maar hoe het hem
gelukte in weerwil van de scherpe grenssurveillanee
nog zulke uitgebreide zaken te doen
was ook haar een geheim gebleven
en zij had de hoop reeds opgegeven
dit raadsel op te lossen.
„Is dit uw eerste vliegtocht?" vroeg
Rex Barnett, toen zij dien middag
samen opgestegen waren.
„Neen," lachte zij, „na mijn lucht
doop heb ik reeds minstens twintig
vluchten gemaakt. Ik ben den tel
kwijt." Dorothy's slanke hand rustte
op den zwengel van den mitrailleur,
die dreigend zijn loop buiten het
schietgat van den cockpit stak. Zij
liet haar blik over het landschap
gaan, dat zij laag overvlogen. De
douaneposten op de breede wegen
gaven de grens en daartusschen
bewogen zich patrouille-auto's, met
welke Rex voortdurend door middel
van de radio in verbinding bleef.
„Niets verdachts; bye.
„Sinds John Penn de inspectie
Sint Paul heeft, hebben we hier niet
veel last meer van smokkelaars,"
leidde Rèx Dorothy in.
„Wie is John Penn?" vroeg zij.
„De man tot wien u een uur geleden
uw verzoek richtte. Hij is pas van
Sint Paul gekomen, waar hij zich
even gevreesd als gehaat heeft ge
maakt. Hij heeft zelf om overplaat
sing naar de grens verzocht. Ze ston
den hem daarginds naar het leven.
Zijn aanwezigheid hier heeft de smok
kelaars afgeschrikt de laatste drie
maanden zijn er slechts vier onbetee-
kenende arrestaties voorgekomen."
„Meer geluk dan wijsheid mis
schien?" vorschte Dorothy critisch.
HERFST ll\ HET BOSCH