L QRiood eiieJikD 13 ,,'t Is mijn vrije dag vandaag," zei Jenny. Zij hadden de lichten van Coney Island onder zich en vlogen laag ge noeg, om de witte kronkellijn tegen het strand te zien slaan. „Ik had met Luella Dixon afgesproken. Zij zweeg op eens en gaf een harden gil. Beide mannen sprongen op, de machine helde naar links en Reilly gaf een ruk aan het stuurvlak. „O, hemel, mijn hoed!" kreunde Jenny. Zij sloeg met haar hand op haar hoofd. Keilly vroeg hoos: „Wat is er met je hoed, halve dolle?" „Ik heb hem op!" zei Jenny bleek. „Waar wou je hem anders hebben?" „T-thuis," zei Jenny. „Ik had hem niet. hij lag naast me op het kussen. Toen Court opbelde, heb ik van zenuwachtigheid maar wat gegrepen. Ik moest opschieten, zei hij. Ik heb er achttien dollar voor betaald. Ik heb nog nooit een hoed van achttien dollar gehad. Hij begoochelde me...." Zij nam den hoed af een grooten hoed van donkerblauw stroo, met kunst bloemen en een voile. „Leuk ding," zei Courvis. „Ik dacht, dat ik een muts op had," zei Jenny. „Als er iets mee gebeurt „Dan gebeurt er met óns ook iets," riep Reilly. Jenny draaide zich om. „Zeg, Fred, zie hem ergens te bergen! Is er geen plank?" Courvis mopperde iets en legde den hoed in het bagageruim. Het werd iets lichter. Reilly hield de kust langs Staten Island. Er kwamen dikke grijze slierten aan, en vóór hen was er opeens bolle grauwheid. Reilly drukte den neus neer, om er onderdoor te komen. „We raken vast in den mist," schreeuwde hij. „O, hemel!" riep Jenny. „Geef mijn hoed, Fred." „Maar, kind. „Geef hier!" Courvis tastte achter zich en gaf haar den hoed. Jenny hield hem even tegen haar wang en zette hem toen op. „We moeten terug!" riep Courvis tegen Reilly. „Dat vindt mijnheer Court niet goed," zei Jenny. „Niet kletsen!" schreeuwde Reilly. Volgens het kompas vlogen zij recht zuidwaarts. Zij vlogen door. IV „Hoozen!" riep kapitein Borrow. Perry Brown schepte het water uit, dat om zijn voeten kolkte. Vogel bleef hangen, waar hij al een uur hing, in den achtersteven, met één arm zich vastklemmend aan het boord, den anderen arm stijf om zijn camera. Smallens, de man van de Gazette, zat op zijn knieën op den bodem, waar hij neer was gevallen. Hij had een don kere schram op zijn gezicht. „Hoozen!" riep de kapitein hem toe. Smallens zei: „Ik kan mijn arm niet bewegen. Gewond, geloof ik." „Hoozen!" zei de kapitein. „Dan neem je je anderen arm!" Perry Brown hield op met scheppen en riep: „Wacht even! Hij gaat over hoord!" Hij hoog zich voorover en greep Smallens. De reporter deed zijn oogen dicht. Perry voelde opeens zijn heele gewicht. Hij keek naar den rech terarm van den reporter. De hand was verdraaid, palm naar buiten, en wees van zijn lichaam af. „Zijn arm is gebroken!" riep Brown den kapitein toe. „Hij is bewusteloos!" De kapitein bleef naar zee turen, maar met één hand maakte hij een lijn los en gooide die op. „Bind hem vast," zei hij. „Tusschen de motor- luiken." Perry Brown tilde Smallens op, met den gebroken arm naar boven, trok, legde hem neer en bond hem vast. Zijn linker schouder lag onder water. „Hoozen!" riep de kapitein weer. De regen striemde. De boot rukte en sprong en trilde. Rondom was de zee vol geluid. Het water was donker en bol, als vocht het om vrijheid. Perry Brown zag opeens iets nog donkerdere. „Hé!" riep hij. „Kijk! Hé, kapitein Borrow!" Het drijvende lichaam, in donker blauwe kleeren, lag met het gezicht in 't water. Perry zag even een flits van goud op een mouw. „Pak hem, kapitein!" schreeuwde Percy, ,,'t Is een van de officieren!" De kapitein keek. Hij zei: „Hij is dood. We moeten om ons eigen hachje denken." Hij stuurde recht vooruit. „Al!" riep Perry. „Al! Maak een plaatje! 't Is iemand van de bemanning!" De fotograaf maakte een onhandig beweginkje. Hij had tranen in zijn oogen. Hij vloekte, en zei toen: „Ik kan me niet roeren, Perry. Mijn hand zit vastgevroren. Kun je bij mijn came ra? Dan zal ik je wijzen, hoe je doen moet." De donkere gedaante schoot voorbij, den mist in. Peny stond aan Vogel's uitgestrekten rechterarm te trekken en te wrijven. Hij liep naar den kapitein „Waar zijn we?" „Vijfendertig mijl van de kust." „Houd je 't?" De kapitein haalde zijn schouders op. Vogel's arm kwam los. Er werd een stuk huid van zijn pols gerukt, ,,'t Doet heelemaal geen pijn," zei Vogel. Tegelijk schoof er een grijze berg met witten top langs hen, en een deel sloeg naar binnen en rukte één kant van het stuurhuisje weg. De kapitein viel achteruit boven op Vogel. Perry wist zich een draai te geven, zoodat hij naar binnen viel, op den kapitein. De boot veerde en sprong. „Mijn camera's!" riep Vogel. De kapitein worstelde zich los, met wilde oogen. „Camera's?" schreeuwde hij. „Dacht je nog kiekjes te maken?" Perry begreep opeens, dat ze nooit terug zouden komen, en 't luchtte hem bijna op. „Hoe lang nog?" vroeg hij. „Tot de motoren stilstaan," zei Borrow, terug in het vernielde huisje. „Ik heb honderdmaal erger meege maakt. Maar we zijn te ver van land. 't Wiel is aan splinters." Smallens deed zijn oogen open. Perry gilde: „Gaat 't, kerel? Al lang bij?" ,,'n Minuut of drie. Ik heb liggen be denken, waar ik liever zou zijn dan hier. In de 52e straat is er een bar met groote zachte rooie leeren stoelen. Is mijn arm weg?" ,,'n Beetje verbogen," zei Perry. „Houd je.De kapitein viel hem in de rede. „Hoozen!" riep hij. Perry hoosde. Hij had er niet mee opgehouden. Hij had niets gedaan dan hoozen. Hij hoosde duizend jaar lang. Hij hoorde een stem, een stem, die hij meer gehoord had, zeggen: „Laat maar. 't Hoeft niet meer. We zijn straks binnen." In zijn laatste bewustzijn gooide hij den schep overboord. Het donker was weldadig. Toen hij terugkwam uit 't donker, zag hij den divan in de kamer van den kapitein. Er lag een man op, en de vrouw van den kapitein stond den arm van dien man te slaan en te wrijven. De kapitein en nog een man, blijkbaar de dokter, stonden bij een andere ge daante, die op tafel lag. „Vogel!" riep Brown. „Hoe is 't? Blijf van zijn arm af!" Hij stond op en kwam moe naar den divan. S/of op blz. 20 iefdesaroeten van Monsieur de I ourdonnet Aae/ö' J Reeds in den Roeoco-tijd werd de oer-echie Eau de Cologne van „Farina gegenüber" cadeau gegeven als teeken van genegen heid en vereeriug. Zoo kocht bijvoorbeeld de galante Chevalier de Tourdonnet bij Farina in Keulen een dozijn flesschen van het kostbare reukwater en zond deze geurige groeten aan zijn echtgenoote in Limoges. Markiezin de Tourdonnet. Gedurende twee eeuwen bleef de Eau de Cologne van Farina, die reeds keizer Karei VI in het jaar 1738 hoog schatte, het gewaardeerde geschenk. Het wordt nog steeds door dezelfde firma, door dezelfde familie volgens het oude recept vervaardigd en draagt als teeken van echtheid het OER ECHTE EAU DE COLOGNE VU),

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 13