CORA
BERKENHAARWATER
Iktmcuilt
het natuurproduct voor Uw haar!
„Freddy, jij eerst, en zoek den kort-
sten weg naar beneden. Opschieten!"
De fotograaf deed een deurtje open.
Hij zag twee vernielde vleugels. „Hier
gaat 't!" riep hij.
„Schiet op!"riep Reilly. „Ik zal Jen
aangeven. Heb je houvast?"
„Kom maar op!" riep Cour vis.
„Gauw, Jen," zei Keilly. „Nergens
op letten je kleeren kunnen scheu
ren, maar leven is de hoofdzaak. Schop
je schoenen uit en gooi ze naar buiten.
Gauw, straks smakt de boel naar
beneden!"
Courvis stond op een tak en greep
Jenny's voet. Zij gleden naar den stam.
„Links, die dikke!" riep hij. „Als
je gaat hangen, kun je er bij! Verder
beteekent 't niets. Kom mij maar na!"
Hangend, tastend, glijdend daalden
zij af van tak op tak. De fotograaf stond
op den grond, reikte naar boven en riep
„Spring!"
„En hollen als je op den grond komt,"
zei Keilly. „Tot ik zeg: stop!"
Zij holden, tot den rand van een open
plek. Toen bleef Keilly hijgend staan.
„We hebben 't gehaald. Goddank." Hij
keek snel naar Jenny, die ongedeerd
was alleen een schram op haar arm.
Zij lachte tegen hem en zei: „Jij bent
ten minste een piloot, Spot."
De fotograaf betastte twee zakken.
Hij grijnsde. „Mjjn lenzen héb ik, "zei hij.
Jenny's handen schoten naar haar
hoofd. Zij voelde niets dan het losge
sprongen haar. Haar mond ging half
open.
„Kijk," zei Reilly. Hij wees. Zij zagen
het roomkleurige vliegtuig hangen, met
omgeknakte vleugels. Toen de wind de
boomtoppen schudde, kraakte het weer.
Een vleugel liet heelemaal los en viel.
Er brak een tak, nog een de staart
van de machine begon af te glijden. De
snelheid nam toe. Het kraakte en
scheurde en knarste. Jenny gaf een gil,
en juist vóór de staart den grond raakte
kwam .de motor als een bom naar
buiten barsten en rolde voort.
Reilly veegde zijn voorhoofd af en
keek naar den fotograaf, die doodsbleek
was. Toen zagen beide mannen, dat
Jenny tusschen hen in knielde, snikkend.
„Kom, kind," zei Reilly. „Je leeft.
Blijf kalm. Ik dacht, dat je anders was."
„M'n hoed!" snikte het meisje, en zij
liet haar handen zakken. „Mijn hoed!
Mijn mooie, prachtige hoed!"
„Allemachtig," zei de fotograaf.
„Waar is hij?"
Jenny huilde, toen ze antwoordde:
„Ik heb hem er in gelaten! Ik dacht,
dat hij knoeien zou met klimmen! Ik
heb zoover niet nagedacht!" Zij keek
hulpeloos naar de twee mannen op.
„Ik.. ik had nog nooit van mijn leven
zoo'n hoed gehad...."
VII
De fotograaf Osgood stond naast de
hangar te Newark te wachten op de
bestelde taxi. Hij zag een man om den
hoek van het hoofdgebouw komen, en
naar den weg loopen. Zoowat een zes
honderd meter ver. Osgood ging op zijn
platenkoffer zitten en stak een sigaret
op.
Er kwam een groote auto aanrijden.
Vijf mannen stapten uit en kwamen
naar hem toe. Hij herkende er een:
Young Suez, gewezen bokser, nu reiziger
van het Star-bureau. Osgood gooide zijn
sigaret weg en nam zijn platenkoffer
onder zijn arm. Dat er ook geen taxi's
klaarstonden op dit veld.
„Hallo, Osgood," zei Suez. De andere
mannen stonden er omheen, met hun
handen in hun jaszakken.
„Hallo, Suez."
„Je hebt aardige plaatjes, hoor ik."
„Welnee," loog Osgood. „Slecht licht.
Haast allemaal gesluierd."
„We moesten maar deelen," zei Suez.
„Een anderen keer helpt de Star jou."
„Ik zeg je toch, dat ik niets heb?
Veel te slecht licht."
„Kom, kom," zei Suez. „We weten
wel beter."
„Vermors je tijd niet," zei een der
andere mannen. „Hij vraagt er toch
om?"
Zij drongen op, maar Osgood had de
klep van zijn platenkist los. Hij ver
nielde er een half dozijn, door ze tegen
het beton van de hangar te smakken.
Toen keerde hij de kist om, de rest viel
op den grond, en hij trapte er op, toen
ze hem bereikten. Suez sloeg hem met
een stuk lood in zijn gezicht, hij voelde
zijn tanden breken en werd onpasselijk.
Maar 'hij kon zijn zware camera nog
optillen en sloeg er Suez mee op zijn
hoofd de looden pijp viel op den
grond. De andere vier vielen op hem
aan. Er was geen geluid dan geschuifel
van voeten, hijgen en slaan. Osgood
sloeg tegen den grond en kreeg nog een
paar schoppen. Eén der kerels keek de
platen na en zei: „Allemaal kapot. Ga
maar mee."
Twee hunner gooiden Suez achter in
den auto en allen stapten in. De auto
reed weg, de taxi passeerend. De taxi
chauffeur keek met groote oogen naar
Osgood, begon toen te toeteren en te
schreeuwen: „Hé! Hédaar! Daar ligt
iemand!"
Er kwamen mannen uit de hangar
naar buiten gehold.
VIII
„Nee," herhaalde hoofdredacteur
Court, „zóó buitengewoon wés 't niet."
Hij zuchtte moe en trok zijn mond strak,
en zijn oogen gingen ook even dicht, zoo
dat Dodd ze niet zag. Hij dacht aan die
mannen en dat meisje, die gingen, waar
ze gestuurd werden, zonder vragen, en
deden, wat hun gezegd was, zoo goed
ze konden, en die dan terugkwamen,
om hun resultaten op zijn bureau te
leggen. Nog hoorde liij Perry Brown
zeggen, den dag nadat hij van Atlantic
City terug was„Hoor eens, chef zeg
eens wat aardigs tegen Vogel. Hij is
doodongelukkig, omdat hij dat plaatje
niet heeft. Hij denkt, dat u 't hem
kwalijk neemt. Ze hebben hem notabene
uit die boot los moeten hakken. Hij kon
zich niet roeren."
Hij zag Jenny Jones weer voor zijn
bureau staan, met een oud vilten hoedje
op haar mond beefde, en toen lachte
ze, en toen was 't lachje weer weg en ze
zei: „Denkt u echt, dat 'tzou kunnen,
meneer Court? Ik had er zoo'n hand
geld voor gegeven. Had ik natuurlijk
niet moeten doen, maar ik kon de be
koring gewóón niet weerstaan. Ze hebben
er geen spaan van teruggevonden."
En hij herinnerde zich, hoe Osgood
er uit had gezien.
„Dus eh. zei meneer Dodd.
Court deed met een sclirikje zijn
oogen open en zei: „Dus wét?"
„Die briefjes," zei meneer Dodd.
Court draaide langzaam zijn hoofd en
keek het oude dorre mannetje aan, uit
half toegeknepen oogen, met een flauw
lachje om zijn mond.
Toen zei hij zacht„Ga naar beneden,
meneer Dodd, waar u hoort, en blijf er.
Ik heb er heelemaal geen gewetensbe
zwaar tegen, om oude mannen te slaan."
Court duwde zijn stoel achteruit. Dodd
week terug, wit van woede. Court had
nog steeds dat flauwe lachje om zijn
mond.
Toen de man een paar meter ver weg
was, greep de hoofdredacteur de onkos-
tenbriefjes bij elkaar en stak ze den
secretaris toe. „Hier, neemt u die mee,
meneer Dodd," zei hij, „en pakt u ze
een beetje voorzichtig aan. Er kleeft
bloed aan."
CORA «tra vieux. CORA bianco.
De oorspronkelijke Italiaansche Vermouth!
Iedere dag slechts een paar druppels zijn
voldoende om Uw haar gezond en krachtig
te houden. Door de gunstige inwerking van
Dralle's Berkenhaarwater op de hoofdhuid
worden de haarwortels versterkt en daardoor
wordt de natuurlijke groei van het haar
bevorderd. Bovendien bestrijdt en voorkomt
het roos en haaruitval.
Uw haar zal weer zacht, soepel en glanzend
worden en er steeds welverzorgd uitzien
door dagelijksche behandeling met
BERKENSHAMPOO - BERKENHAARDROOGPOEDER
NEDERL. FABRIKAAT FABRIEK TE SCHIEDAM